Synoniemen en antoniemen Flashcards

1
Q

Want

A

Omdat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pech

A

Ongeluk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoog

A

Laag (A)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verschrikkelijk

A

Heel erg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Interessante

A

Niet saai

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bouwen

A

Maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Breken

A

Kapotmakem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Heerlijk

A

Heel lekker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ontvangen

A

Sturen (A)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Toen

A

Vroeger (A)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Namelijk

A

Want

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bespreken

A

Over iets praten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Slecht

A

Niet goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vroeger

A

Straks-niet van tevoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Van tevoren

A

Eerst- niet straks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vroeg

A

Niet laat

17
Q

Een deel

A

Helemaal

18
Q

Speciaal

A

Normaal

19
Q

De rust

A

De drukte

20
Q

Maximaal

A

Minimaal

21
Q

Regelmatig

A

Niet Soms

22
Q

Verkeerd

A

Fout

23
Q

Direct

A

Meteen

24
Q

Zeker

A

Natuurlijk

25
Q

Geweldig

A

Fantastisch

26
Q

Niks

A

Niets

27
Q

Scherp

A

Niet bot

28
Q

Beantwoorden

A

Reageren op

29
Q

Tevreden

A

Blij

30
Q

Gauw

A

Snel

31
Q

Eens

A

Een keer

32
Q

Anders

A

Niet hetzelfde

33
Q

Levert

A

Brengt

34
Q

Bezig zijn

A

Niets doen

35
Q

Juist

A

Fout

36
Q

Vanzelf

A

Met hulp

37
Q

Het einde

A

Het begin