Thema1-b Positivisme/ Postpositiv./Interpretiv.

Question 1

3 Positivisten?

Answer 1

1637: Rene Descartes
1711: David Hume
1798: Comte

Question 2

Descartes?

Answer 2

Objectiviteit+bewijs belangrijk in zoektocht naar waarheid

Question 3

David Hume?

Answer 3

Alle kennis ontstaat in onze ervaring/zintuigen
Emperische methode: waarneming

Question 4

August Comte?

Answer 4

Grondlegger sociologie
Sociale wereld moet bestudeerd worden door observatie

Question 5

Post-positivisme/ Post-empircisme:

Answer 5

Maken hypotheses in functie van verwachte verbanden-bevestiging.
(grote invloed kwaNtitatieve methoden in sociaal onderzoek)

Question 6

Popper?

Answer 6

1930. Voorstander om eerst hypothese uit theorie te vormen en dan emperisch te testen (een waarneming kan altijd een uitzondering zijn)

Question 7

Falsificatie:

Answer 7

NULL hypothese opstellen die verworpen kan worden

Question 8

Inductieve vs Deductieve redenering

Answer 8

Inductief: positivisme/empirisme
Deductief: Post-posit/ Post-empir/ falsificatinisme

Question 9

Accurate realiteit vs Benaderde realiteit

Answer 9

Accuraat: kennis is fundamenteel cfr ‘corrosponderende theorie van waarheid’
Realiteit bij benadering cfr ‘theorie van waarheid’

Question 10

3 Interpretivisten

Answer 10

1781: Kant
1860: Wilhelm Dilthey
1864: Max Weber

Question 11

Immanuel Kant?

Answer 11

Niet alleen zintuigen, ook de interpretatie ervan.
Kennis van wereld niet opv ervaring, maar op reflectie

Question 12

Wilhelm Dilthey?

Answer 12

Begrip/ervaring past in historische/culturele context

Question 13

Max Weber?

Answer 13

Brug tussen Positivisten en Interpretivisten
(vond analyse belangrijk, maar niet genoeg. -> sociale context belangrijk )

Question 14

Interpretivisme?

Answer 14

Sociale wereld begrijp via INTERPRETATIE als OBSERVATIE

Question 15

Constructionisme?

Answer 15

Kennis wordt actief door mensen geconstrueerd, eerder dan passief ontvangen