theo geo 2 Flashcards

1
Q

4 principes vanMcDonaldization

A
  1. maximale optimalisatie
  2. meten van alles in kwantitatieve kosten en baten
  3. voorspelbaarheid voor klant
  4. beheersen van gang van zaken met geavanceerde technologie
    Door Georg Ritzer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Upscaling vs downscaling

A

Besluitvorming naar Brussel vs subsidiariteit: besluitvorming op zo laag mogelijk schaalniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zero sum game

A

Sterke machtspositie van een leidt tot zwakke machtspositie van de ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Devolutie

A

Overheveling van macht uit nationale hoofdstad naar regio’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gerrit Hoekveld

A

Utrechtse geograaf. Hij sprak over de wisselwerking tussen vervlechting van (onderdelen binnen) een regio en externe krachten. Hierop sluiten “urban field” en “corridorregio” aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Urban field

2 fases

A

Analytisch en algemene inzichten.
Hoe ontwikkelingen op lagere schaalniveaus verbonden kunnen worden met die van hogere schaalniveaus (ana).
Gebied rondom een stad waarvoor deze stad nog een grote dominante rol vervult en zodoende dus invloed op uitoefent. Het model is ontworpen door Lamb, maar in Nederland bekend geworden door Hoekveld. Fase 1(1950): Klein urban field, vooral de directe omgeving van de stad groeit. Fase 2(1960): Suburbanisatie door auto, de plaatsen in het urban field vormen meer en meer een zelfstandig netwerk, los van de grote stad die tekenen van verval toont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Amenities

A

afstand verliest van belang
Aantrekkelijkheden die een pull-factor hebben op individuen (om te gaan wonen in een gebied dat amenity-rijk is). Deze amenity-rijke gebieden kunnen het urban field vergroten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Corridorregio

3 fases

A

In een gebied langs de transportas (eerst rivieren, daarna spoorlijnen, nu snelwegen) van twee stedelijke kerngebieden vindt economische en demografische groei plaats. Fase 1: Expanderen kleinere kernen die bij de transportas liggen, maar ook bij de grote stad liggen
Fase 2: Nu ook ontwikkelingen langs de transportas, maar verder van de grote stad. Suburbanisatie, minder mensen verhuizen naar de grote stad, de woonomgeving wordt ook steeds beter buiten de grote stad.
Fase 3: De ontwikkelde gebieden zijn niet meer afhankelijk van de grote stad, er komen eigen urban field en suburbanisatie (deze fase hoeft niet altijd aan te breken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Anssi Paasi

4 vormen

A

Hecht waarde aan regio’s als een tijd-ruimteconstructie: (de)institutionalisering: regiovorming en afbraak gaan hand in hand
1. territoriale vorm (grens/grondgebruik),
2 .symbolische vorm (wij/zij, eigen beeld)
3. institutionele vorm (medi/ regionaal bestuur)
4. functionele rol (t.o.v. andere regio’s).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Buursink:

A

Onderscheid maatschappelijke (constructies van de mens, onafhankelijk van de onderzoeker, maar kunnen wel onderzocht worden) en wetenschappelijke regio’s (onderzoekers construeren de regio: urban field of corridorregio).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Postmodernisme

A

Draait niet meer om rationaliteit en efficiëntie, maar individuele ervaringen staan centraal.
Elke theorie is een op zichzelf staande verklaring van de werkelijkheid, waardoor de verschillen tussen de theorieën niet zozeer te vergelijken meer zijn op welke de beste zou zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Isabel Dyk

A

Door het gering aantal plekken waar vrouwen komen (huis, werk en lokale gemeenschap), zijn deze plekken vertrouwd en een plek om met andere vrouwen te kletsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Empirische verassingen

A

Term van MacKenzie: ‘vrouwenzaken’ wijken af van het algemeen gezochte patroon. Mannen interesseren zich hier niet in.
McDowell: Mannen overheersen en de vrouwelijke kwaliteiten als empathie worden ondergewaardeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Feminisme

A

Jaren 80. Vergeten groepen. Studie naar en vanuit vrouwen. Regio = places dus genderrollen in diverse ruimtelijke contexten.
Verstehen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Externalisme

A

Andere samenleving, andere geografie. Zoals de verzorgingsstaat (Thoenes): bood werk naast het onderwijs aan geografen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Scientific communytie in wetenschapsfilosofie

A
  1. het interne sociale functioneren van een wetenschappelijke gemeenschap
  2. de relaties tussen een wetenschap en de maatschappij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

verzorgingsstaat vs welvaartsstaten

A

ver: ruimtelijke ongelijkheden tegengegaan door overheidspolitiek *New Deal Roosevelts.
Wel: meer geld naar oook duurzame consumptiegoederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Dudley Stamp

A

in context verzorgingsstaat: Planning Machine: Men heeft eerst gegevens nodig voordat er nieuwe ruimtelijk plannen kunnen komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Socio- Spatial engineers

A

Geografen als nieuwe functionarissen-elite van de verzorgingsstaat: toegepaste geografie –> Waar kan dat en wat kan daar

20
Q

Planningscyclus

A

Probleem signaleren, diagnose stellen, plan opstellen, uitvoeren, evalueren. Begint met een maatschappelijk probleem.

21
Q

Zuiver - Toegepast en Kritisch onderzoek

A

Zuiver: Onderzoek door wetenschappers, ver weg van maatschappelijke
onderzoek beïnvloeding. Ter bevrediging van intellectuele nieuwsgierigheid.
Toegepast: Verzameld kennis om een bijdrage te leveren aan maatschappelijke problemen. Toegepaste wetenschappers lopen het gevaar dat ze in hoge mate afhankelijk worden van de maatschappelijke belangen die ze dienen.
Kritisch: Veroordeeld de maatschappelijke verhoudingen, onvrede met de huidige samenleving, onderzoek naar een betere samenleving. Het risico is hier dat het als niet wetenschappelijk gezien kan worden, wegens de hoge maatschappelijke pretenties.

22
Q

Ecologische ruimte vs geometische ruimte

A

Traditioneel; homogene regio’s samenleving aangewezen op fysisch milieu
nieuw Christaller; nodale regio;s afstanden moeten overbrugd worden.

23
Q

Schaefer

A

De geografie moest een wetenschap als alle andere worden, met wetten. Valt daarme een exceptionalime van Hettner en Hartshorne aa.

24
Q

Systematische geografie

A

Zoekt naar verklaringen voor ruimtelijke spreidingspatronen door middel van weten en theorieën. Kwantitatieve revolutie

25
Q

Innovatiediffusietheorie

A

Torsten Hagerstrand (bedacht tijd-ruimte geografie) bestudeerde de wijze waarop innovaties verspreiden door tijd en ruimte. Therorie + emperisch onderzoek: contagious diffusion

26
Q

Wiener Kreis’

Logisch positivisme

A

Logisch positivisme: Kring met filosofen en andere wetenschappers die discussieerden over filosofische vraagstukken. Gustav Bergmann was lid. Volgens de groep moesten uitspraken getest worden aan de werkelijkheid, vrij zijn van waarde-oordelen, logisch consistent zijn en dienen probabilistische wetten/ wetmatigheden het doel te zijn: Empirisme. Problematische wetten: ze geven een kans aan t.o.v. deterministische wetten: komen altijd voor.

27
Q

Thomas Kuhn

A

Wetenschap is conservatief; tegen logisch positivisme. –> emperische cyclus

28
Q

Empirische cyclus

A

Waarnemingsbasis, generalisatie, verklaren waarom de generalisatie die je doet niet toevallig is, hypothese afleiden, hypothese aan de waarnemingsbasis toetsen. Begint met een wetenschappelijk probleem.

29
Q

Senario’s

A

Kwalitatieve samenhangende beelden van denkbare toekomsten

  1. groeiscenario
  2. gelijkheidsscenario
  3. milieuscenario
30
Q

Antipode

A

Letterlijk directe tegenstelling: alternatief voor de ruimtelijke analyse: minder abstract theoretisch. O.l.v. David Harvey. Deze humanistische visie was niet perse een succes.
Marxistisch: Models vs New Models:
1. sociaal + fysische vs fysi afstoten
2. ongelijke ontwikkeling en regionale ontwik vs stad, civil society en sociale theorie
3. natie staat en politiek vs gender relations, rassen en rascisme, cultuur en localities
4. indeling in klasse vs verschil in sekse, huidskleur etc.

31
Q

Behaviorale geografie

A

eind jaren 60: vult ruimtelijke analyse aan.
Gedrag moet begrepen worden vanuit externe prikkels. Verandert de ruimtelijk eomgeving, dan verandert het gedrag.
Bestudeert het ruimtelijk gedrag en handelen van individuen.
4 deelgebieden:
1. verkrijgen
2. verwerken
3 besluiten
4. verbanden
Theoretisch: toetsen van iets: attributietheorie. vs beschrijven (grootste deel

32
Q

Natural Hazar School - White Burton Kates school

A

wijze waarop mensne leefomgevingen die bedreigd wordt door natuurgevaren ervaren en risico’s die ze nemen daarmee.

33
Q

Tijdgeografie

A

Hagerstrand: jaren 70. Kritiek op behav.

  1. handelen in de tijd is ook belangrijk
  2. constrains: beperkingen.
    - capability: biologische en fysieke beperkingen
    - coupling: individu moet op bepaalde tijd en plaats zijn
    - authority: afgebakende ruimtes waar je niets te zeggen hebt.
34
Q

complementair

A

Jaren 80 tijd+ behav.

  1. voorkeur individu
  2. middelen en vaardigheden waarover ind. beschikt
  3. maatschappelijk omgeving is constrains en oppertun
  4. dit verschilt in tijd en plaats
35
Q

Humanistische geografie

A

Jaren 70.
Vindt de werkwijzen van de behaviorale geografen te eenzijdig. Humanistische geografen doen enkel kwalitatief onderzoek (behav kwant)
Interpretieve richting. Hermeneutische

Rol van sleutelfiguren is belangrijk: actoren rol.

36
Q

Interpretatieve richting
8 kenmerken
+ kritiek 3

A
  1. voluntaristische mensbeeld, wel vrijheid maar fysiek beperkt
  2. niet directe invloed van omgeving op sociaal handelen
  3. communicatie: the everyday life world
  4. begrijpen ipv verklaren
  5. minder navolging handboeken
  6. geen vaste voorschriften
  7. kwalitatieve methode
  8. niet altijd even wetenschappelijk
  9. hoog gehalte subjectiviteit + intuïtie
  10. niet generaliseerbaaar
  11. marxisten: alsof mens autonoom handelt maar zit ook in een structuur
37
Q

Marxisme / kritische geografie

A

vanaf jaren 70 .
een door rechtvaardigheidgevoelens ingegeven verlangen de maatschappelijk verhoudingen ingrijpen te wijzigen ten gunste van de materieel minder bedeelden.
Kan nooit iets op zichzelf bestuderen: holistische visie.

Productiekrachten: kapitaal, technologie, kennis, grondstoffen en ruimte
Productieverhoudingen: scheiding tussen kapitalisten en de arbeider als leverancier van arbeidskracht. Klasse strijd –> nieuwe gemeenschappelijke productiewijze.

38
Q

Wright Mills

A

verpersoonlijking van de kritische traditie in de sociale wetenschap. Voor het opnemen van marxisme in de hoofdstroom van sociale geo.

39
Q

Anthony Giddens

A

Structuratietheorie: invloed van time-space relations.
Locale: het geografische gebied waarin maatschappelijke structuur en de individuele actoren elkaar ontmoeten: schoolplein
Kritiek op structuralistische marxisme: benadrukte vrijheid van individuen.

40
Q

David Harvey

A

vroeger ruimtelijk analist: benadrukt procesanalyse en verankerd het logisch positivisme
daarna Marxist: kapitalise speelt zich af in georganiseerde ruimte; crisissituaties waardoor kapitalistische expansie: spacial fix is einig.

41
Q

Hagersrtand

A

Tijd geografie + Innovatiediffusietheorie
werkelijkheid vanuit twee hoeken:
1. objecten los van contexten; spreidingspatroon van verschijnselen met algemene wetten
2. objecten in hun context: chorologische geografie

42
Q

Heinemeijer

A

jaren 80, 90Verscheidenheid in geo juist belangrijk om regionale samenhang en differentiatie te erkennen .
Vanuit multi nationals: Glocalization: think global act localy

43
Q

Modern vs postmodern

A

Ontstaan:
Verlichting en Romantiek 2de boost vs Jaren 80
Economisch:
fordisme vs post fordisme en decentralisatie bedrijfsorganisatie
Sociaal:
Klasse maatschappij vs individu en mensen wijken af van patronen
Politiek
centraal + ruimtelijke planning vs decentralisatie en pragamtisme + planning marktgericht en bottom-up

44
Q

new regionale geografie

A

de van gebied tot gebied bestaande verschillen in ruimtelijke organisatie en inrichting. Beelden over gebieden ook invloed op visies van buitenstaanders.

45
Q

Massey

A

lagenoptiek. Elke ronde laat sporen achter en vormen kansen voor nieuwe toekomstige ronde. Rol van ruimte ipv actor = verlicht marxisme.

46
Q

Philip Cooke

A

Localities: mate waarin lokale samenleving in staat zijn hun eigen toekomst vorm te geven in tijd waarin lijkt of externe factoren belangrijke rol spelen. Actor

47
Q

Johnston

A

Landen en regio’s zijn onderdeel van kapitalistisch wereld syseem maar elk land is anders door plaatsgebonden factoren.
Politieke eco ontwikkeling boven regionaal niveau –> interpretatie van ontwikkeling vanuit actor – regionale kenmerken /neerslag –> neerslag wordt nderdeel van regionale context

Realisme: actore en structuur.