theo vd geo Flashcards

1
Q

denkbeelden over sociale geografie

A

Internalistisch vs externalistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geosofie (Johne Wright)

A

ideeen die goed en fout worden ingeschat, mentaliteitsgeschiedenis. geloofkennis vs observatiekennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

die kernvisies over relatie mens en natuur (Glacken)

A
  1. aarde door god voor mens geschapen (middeleeuwen)
  2. aarde bepaald doen en laten (passief)
  3. mens wijzigt aarde natuurlandschap - cultuurlandschap)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

6 verhoudingen tov natuur (Zweers)

A
  1. mens als depoot (antro)
  2. mens als verlicht heerser
  3. mens als rentmeerster
  4. mens als partner antuur
  5. mens als participant
  6. mens als een met natuur (eco)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

tradities griek-romeinse geografie

A
  1. Historisch/logografie. Ptolemaus: chotografie streekbeschrijving
  2. Mathematische cartografisch: afmetingen in wereld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Opbloeiperiode tot 1800

A
  1. klassieke oudheid: strabbo. Opbloei
    Neergang middeleeuwen (god)
  2. .renaissance: secularisatie en ontdekkingsreizen 2de opbloei
  3. Barok stagnatie werk ptolemaeus + nauwgezette inventarisatie van eurpa grondgebied voor belasting = logografie.. Stagneerde maar mathematisch ging verder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Opbloeiperiode na 1800

A

3de periode = humboldt (holostisch denken, mechnisrische visie) en Ritter (Ganzheit, relatie omgeving en geschiedenis). Zorgde voor begrippen apparaat fysische geo
- 4de bloeiperiode (na genootschappen): na 1875: periode van de grote nationale scholen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

groeiversnelling geo 1870-1880

A
  • eind 19de eeuw ontdekkingsreizen meer op land
  • product dubbele revolutie: franse + industriele (kapitalisme) –>Kolonialisatie
  • opkomst nationalisme
  • verlies oorlog duitsland 1870
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geografische genootschappen 1870-1880

A

vnml. kooplieden, diplomaten. (maatschappelijk ipv wetenschappelijk
- expedities: economisch (welke grondstof) en politiek (gezagsuitbreiding)
Royal Geographia Society + KNAG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zuiver, toegepast en Kritisch

A

Zuiver: kennisvemeerdering
toegepast: om maatschappelijke behoefte te bevredigen: Geopolitiek
Kritisch: niet met gevestigde belangen verbonden, afwijzen bestaande maatschappelijke verhoudingen; Marx socialisme, Anarchisme: verwerpen autoriteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ratzel (politieke geo)

A

Fysisch determinisme: passieve houding van mens tov natuur, dus in hoeverre zijn ze verantwoordelijk voor handelen
Antropogeographie: mens als bijzondere diersoort. In isolatie past mens zich aan en nieuwe ‘rassen’
Lebensraum: vanuit SD komt het idee dat mens constant in strijdt is voor meer ruimte (sterk wint van zwark). Ook staat moet groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Semple (1863 -1932)

A

Leerling Ratzel. Verdeling fysisch geografische natuur:

  1. directe fysische effecten omgeving (primitieve volken); differentiatie rassen je past je aan
  2. psychische effecten omgeving; elk volk andere voorstelling hel
  3. economische en sociale ontwikkeling door toegankelijkheid hulpbronnen; deelgenootschap mens (kennis) en natuur (grondstof)
  4. fysische geografische milieu bepaald spreiding mensen aarde; moerassen, bergen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Huntington

A

Human responses, samenleving en klimaat. Gunstig klimaat is betere werkprestaties, daarom tropen achter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geopolitiek

A

Haushofer en later Mackinder: wie de heardland heeft, heeft de wereld. Obv verdeling land/zeemachten en transporttechnologie toekomstige conflictformaties in de wereld: raumdenken. Werd propaganda voor nazi en Rassendenken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Defensible space/nudging

A

Newman: de invloed van de gebouwde omgeving op de mens.

Positief / negatieve interventie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Schlüter

A

Cultuurlandschapgeografie (tegenpool determinisme.) focus ruimtelijke spreiding immateriele cultuurverschijnselen.
actieve rol mens en is kneedbaar. Landschaftkunde/historische geografie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sauer (1889-1975)

A

centraal figuur landschapgeografie. + Berkeley School (afgelegen grondgebieden) tegenpool determinisme (door Semple) + diffusiemodel,
Link met vidal. Historisch van aard:
- wereld is veranderlijk
- verandering traceren en interpreteren
- generaliseren vanuit indictie
-ontwikkeling niet langs stramien.
Hij had afwijzing voor alles wat diversiteit bedreigde (kolonialisme, industrialisatie etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Habitat, Heritage, History (Evans)

A

Samenhang maakt mogelijk cultuurgebieden te construeren (interesse voor cultuur na 16de eeur hybridisering)

  • Habitat: door mens bezette landschap
  • Heritage: overlevering materiele cultuur
  • History: schriftelijke neerslag van immateriële cultuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Steinmetz (hoogleraar UVA)

A

Sociografie/politische geografie.
Beschrijvend, inductieve en individuele wetenschap om sociaal leven in kaart te brengen. Interesse in psyche: karakterkubus. Weinig verklarend. en ook inslag van sociaal darwinisme. Werd uiteindelijk sociologie (van Veen).

20
Q

The New Cultural Geography

A

Eerst ontwikkeling van stadsgeografie (rond jaren ‘70) in Engeland door stad te zien als cultuurlandschap. Daarna Townscapes (Harvey - sacre coeur). Daarna New Cultual Geography: ziet cultuurlandschap in maatschappelijke context ( splits zich van sauer dus)

21
Q

Vidal

A

Frans (1985). Franse school.
Possibilisme: mens is niet gedetermineerd, ruimte voor creativiteit maar wel keuze van de groep
Genre de vie: bestaanswijzen in zijn totaliteit van een menelijke groep die in een regio wonen.
Kritiek: regio’s werden steeds minder eilandjes maar invloeden van elkaar, dus geen specifieke genre de vie + weinig ov er de grote stad Daarom vidal jaren ‘60 ten onder

22
Q

Hettner

A

Streng methodisch: landerkundliche schema: Fysisch milieu, bestaansbronnen, bevolking, cultuur’
Ruimtelijke gezichtshoek: geograaf als enige wetenschap natuurlijke+menselijke verschijnselen in aardse ruimte.
Abstracte en Concrete wetenschap
1. Systematisch (los tijd en ruimte
2. Chronologisch (bepaalde tijdsetting)
3. Chorologisch (vele verschijnselen vanuit ruimtelijke invalshoek,

23
Q

Regionale geografie in Duistland, Frankrijk, GB, Amerika en NL

A

Duitsland: Schema + chorologisch
Frankrijk: ecologisch gezichtspunt en beschrijvend
GB: Natural regions; determinisme
Amerika: Hartshorne; internalistisch (geschiedenis geo los van maatschap ont). mens centraal (alleen als het impact heeft) + Centripetale kracht vs centrifugale kracht
NL: Amsterdam (sociografie, Steinmetz) en Utrecht (frans + eco, Niermeyer, Van Vuuren)

24
Q

Visie op milieuvervuiling

A

Vroeger: beperkte gevolgen, tegenwoordig: ingrijpender.
Jaren ‘60: Club van Rome, Silent Spring. milieu geïnstitutionaliseerd.
Jaren 70 en 80: minder aandacht crisis. maar einde Sustainable development: grensoverscheidende kwesties.

Terugkeer Fysische ecologische ruimte.

25
Q

Political ecology

A

Brookfield en Blaikie
onderzoek vanuit een maatschappijkritisch perspetief op de relaties tussen samenleving en milieu.
Van natuurgevaar –> natuurramp door man made.
Macht arm - rijk
Milieu geografie: macht over gebruik, beheer en omvorming van natuurlijke hulpbronnen

26
Q

Naïef realisme

A

Dat je denkt dat wetenschap puur zuiver is. Altijd getekend vanuit een bepaalde bril die een wetenschapper op heeft

27
Q

Bowmans pioneergebieden (politieke geo)

A

Empty lands
-zones die vernieuwendgezinde mensen aantrekken
- zone of experiment
- waarde gebieden door ondernemend karakter nieuwe bewoners.
Geen rekening houdend dat er inheemse bevolking leeft (bone = dus tegenhanger

28
Q

Wat zijn de 5 benadering waarop geograaf naar een regio kijkt

A
  1. deel van mozaïk = traditioneel. Hettner landerkundliche schema. + Whittlesey + Bone
  2. element in wereldsysteem = modern. Dependenciatheretici (ongelijkwaardige relatie ontwikk.- onontwikkel) Rostow + Wallerstein
  3. combinatie lagen: padafhankelijk (ontwikkeling verleden invloed op heden) Massey
  4. meesters eigen lot: Lacality - Groeicoalities Urry. toekomst hangt af van: conditie, resourses, strategieën.
  5. netwerk sociale realties: essentialisme: regio los van mens kern is onveranderlijk.
29
Q

Whittlesey typologie regio’s (politieke geo)

A
  1. uniforme regio’s
  2. homogene regio’s –> compage
  3. nodale / gepolariseerde regio’s –> verzorgingsgebied/hinterland
    - single feature
    - multiple feature
    1 en 2 is formeel, 3 is functioneel
30
Q

Bone 5 regio’s

A
  1. core-regio
  2. upward-transitional area (development corridor)
  3. downward-transitional area
  4. resource frontier area
  5. special problems region.
31
Q

Over en onderbevolking.

Pessimisten vs optimisten

A

Pessimisten
Maltus: We gaan allemaal dood. oplossing: geboorte beperking of migratie (carrying capacity)
Erich: (I=PxAxT
Meadows: 4 kenmerken waarom tot nu toe niet duurzaam: 1. groei nodig, 2. geen respect voor natuur, 3. neerwaardse spiraal, 4. vertragingen reacties systeem
Optimisten: Boserup en Lomborg: technologie haalt ons in, groene revolutie

32
Q

Ackermans regionalisering

A
  1. techniek + bronnen = bevolking = (vs, canada)
  2. techniek + bronnen - bevolking = (EU, Japan)
  3. techniek - bronnen = bevolking = (suriname, kongo)
  4. techniek - bronnen - bevolking + (india, egypte)
  5. extreem fysische millieu (Sahara, groendland)
33
Q

World is flat vs spiky

A

flat: regiospecifieke kenmerken worden genegeerd, vraag en aanbod
SpikyL economische groei concentreert zich op beperkt aantal regio’s.

34
Q

Wat zijn de belangrijkste krachten achter regionaal economische ontwikkeling

A

Density: eco activiteit per dichtheid

distance: niet KM maar kosten om gebied te bereiken
division: rol van grenzen; kan doorstroom belemmeren.

Clubconvergetie: convergentie van groei vindt plaats binnen werelddelen met prominente eco positie

35
Q

Definities binnen economische geo

A

Transportkosten: koste voor aanvoer en afvoer
Transformatiekosten: kosten productie en diensten
Transactiekosten: kosten voor het op de marktbrengen. Kan verminderd worden door; transparantie, productdifferentatie, regionale nabijheid.

36
Q

Comparatieve voordelen vs competitieve voordelen

A

comparatief: klassiek: handel tussen regio’s als er absolute en relatieve kostenverschillen bestaan
Competitief: recent: meer verschillen tussen de in regio gevestigde bedrijven, succes trekt succes aan.

37
Q

Blink

A
Oprichter TE(S)G 
institutionele lock in: verstikkend effect van coalities van machtige partijen die eigen belang vooropstellen ipv vernieuwing.
38
Q

Clusters van Markusen en Brenner

A

Markusen:

  1. Mashalliaans industrieel district: geografische conecntratie van kleine gespecialiseerde bedrijven
  2. Hub-and-spoke: grote onderneming (spoke) is ook spil in lokal netwerk van verwante bedrijven (hub)
  3. Satellite platform district: Buitenlandse multinationals

Brenner: ontwikkeling clusters stimuleren:
1. onderling contact binnen cluster; intensieve samenwerking Leader firms
2. Cluster positieve ontwikkeling, trekt nieuwe bedrijven aan
3. Ondersteunende diensten onstaan
Onstaan –> groei –> stagnatie –> vernieuwing of verval

39
Q

Nabijheid van clusters

A
  1. geografische
  2. cognitief (kennisvelden van bedrijven complementair?)
  3. Organisatorisch (sluiten vormen bij elkaar aan?)
  4. institutioneel (overeenkomstige stelsels van regel?)
  5. sociaal (vriendschappelijk relaties)
    teveel nabijheid: gevaar lock-in
    te weinig nabijheid: oppotunistisch gedrag, alleen voor gewin
40
Q

Innovatiestrategieën van netwerken en clusters

A
  1. stand alone: zelf doen
  2. Local - Buzz: samenwerking binnen cluster
  3. Global pipeline: samenwerking buiten regio
41
Q

Drie hoofdstromingen culturele geografie

A
  1. how it looks: schluter
  2. how it works: Sauer
  3. wat is means: New cultural geography, ruimtelijke analyse, invented traditions.
42
Q

Waar gaat politieke geografie over

A
  • Taylor; natie-staat-territorium
  • macht: weber: de mogelijkheid om iemand een wil op te leggen
  • nu: naar staatkundige en nietstaatkundige macht

Grondlegger: Ratzal

43
Q

Territoria vs territorialiteit

A

Territoria: is afgebakend gebied
Territorialiteit: het beinvloeden van mensen door gebruik te maken van de grenzen
- het is tijdelijk
- altijd een sociale constructie
- strategie die alle ruimtelijke schaalniveaus wordt toegepast
Gottman: nieuwe politieke geo: staat hoeft niet zelf onderwerp van onderzoek te zijn.

44
Q

Wallerstein wereldsysteem

A
Kapitalistische wereldeconomie: 
Core - Semi periferie - periferie'
Kritiek op wereldsysteembenadering: 
- wereld is te gecompliceerd voor grand theory
- niet alleen politiek-economisch van aard
- geen rekening met interne variatie
- te makkelijke verklaring voor armoede
- wel beschrijvend niet verklarend.
45
Q
  1. Ruimtelijke incongruentie (van Amersfoort)
A
  1. natiestaat (Ijsland)/ staatnatie
  2. Regionalisme: één staat 2 of meer naties (Spanje Baskeland)
  3. natie in elke staat minderheid: koerden
  4. Pannationalisme: natie vormt in diverse staten meerderheid
  5. Irredentisme: deel natie in buurland (hongarije)
  6. Diasporamationalisme: israel
46
Q

Verschuivingen binnen politieke geografie

A
  • sterk toegenomen interesse in macht
  • berandering op politiek wereldtoneel (van muur): Euroregionalisme
  • proces globalisering: multi-level governance: samenwerking actoren op verschillend niveau.
    -Space of flows –> space of places
  • onterritorialisering –> herterritorialisering
    Extraterritorialiteit,