Tijdvak 1 Flashcards

1
Q

Kenmerkend aspect 1
(Tijdvak 1: Tijd van Jagers en Boeren)

A

KA1: De levenswijze van jagers en verzamelaars

<3000 v.C. = prehistorie . Duidelijke rolverdeling mannen (jagen) en vrouwen (verzamelen) en kleine groepen. Nomadisch bestaan: van plek naar plek zwerven ivm het tekort aan voedsel bij langdurig verblijf. Er is ook kunst gevonden uit deze tijd: ter ering van de goden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerkend aspect 2
(Tijdvak 1: Tijd van Jagers en Boeren)

A

KA2: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen

Rond 10000 v.C. ontstond in het gebied van de halve maan een landbouwsamenleving incl het temmen van wilde dieren. Oorzaken: klimaatverandering (ijstijd → milder klimaat), aantal wilde dieren nam af en meer mensen gevoed d.m.v. landbouw. Sedentaire levenswijze .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerkend aspect 3
(Tijdvak 1: Tijd van Jagers en Boeren)

A

KA3: Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen

3500 v.C. ontstaan eerste stedelijke beschaving: niet iedereen hoefde meer boer te zijn door vruchtbare riviergebieden en akkers moesten beschermd worden tegen rivier (dammen, dijken) → niet iedereen meer boer = landbouwstedelijke samenleving . Ontstaan handel, nijverheid en (spijker)schrift. Godsdienst is polytheïstisch en mythologisch wereldbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerkend aspect 4
(Tijdvak 2: Tijd van Grieken en Romeinen)

A

KA4: De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat

6 v.C. filosofen ontwikkelen rationeel-wetenschappelijke manier van denken. Wetenschappen: wiskunde & natuurkunde (Archimedes en pythagoras) en medisch (Hippocrates). Filosofen: Plato (idealisme), Aristoteles (zichtbare werkelijkheid) en Socrates (tegen democratie).

Griekse stadstaat (polis) is zelfstandig. Bestuursvormen : monarchie , oligarchie , aristocratie , tirannie en democratie (Athene; burgers gelijk & vrijheid meningsuiting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kenmerkend aspect 5
(Tijdvak 2: Tijd van Grieken en Romeinen)

A

KA5: De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde

500 v.C. Romeinen stichten Republiek en Rome werd aristocratie met senaat . Expansie in Europa, Noord-Afrika en West-Azië. Rijk gaat van tirannie naar keizerrijk . Na veel burgeroorlog enkele jaren Pax Romana . Romeinse rijk sterk vanwege organisatie, leger en respect voor overwonnen volkeren. Ontstaan Grieks-Romeinse cultuur en verspreiding d.m.v. expansie. Volkeren werden geromaniseerd . Einde: machtsstrijd, Germanen & epidemieën zorgen voor verdeling van het Romeinse Rijk .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kenmerkend aspect 6
(Tijdvak 2: Tijd van Grieken en Romeinen)

A

KA6: De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur

Grieken wilden volmaakte schoonheid uitbeelden (Goden). Dorische stijl = sober. Ionische stijl = iets versierde zuilen . Korintische stijl = uitgebreid versierd. Tempelbouw.

Romeinen wilden realistisch uitbeelden. Tempels, openbare gebouwen, aquaduct, theaters; afgeleid van de Griekse vormentaal .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kenmerkend aspect 7
(Tijdvak 2: Tijd van Grieken en Romeinen)

A

KA7: De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noord-West Europa

Germanen leefden in Noord-West Europa in een landbouwsamenleving zonder schrift; leger was ongeorganiseerd en geen wapenuitrusting. Toch winnen ze de eerste slag door terrein voordeel. Vanaf 3 n.C. dringen ze het Romeinse Rijk binnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kenmerkend aspect 8
(Tijdvak 2: Tijd van Grieken en Romeinen)

A

KA8: De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten

Jodendom
1 God zonder zwaktes (Jahweh). Tenach is heilig boek en verlosser komt nog. Christendom
ontstaan uit jodendom. Bijbel is heilig boek en Jezus is verlosser van de Romeinse heerschappij (christenen werden vervolgd). Jaar 313: Edict van Milaan; einde christelijke vervolging en later zelfs staatsgodsdienst onder keizer Constantijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerkend aspect 9
(Tijdvak 3: Tijd van Monniken en Ridders)

A

KA9: Ontstaan en verspreiding van de islam

Islam: 1 God is Allah. Koran is heilig boek en Mohammed is profeet. Volgelingen = moslims en jihad = streven naar verspreiding van de islam. Islam verspreidt snel in Midden-Oosten en Noord-Afrika. 650: onrust door stichting dynastie ; verspreiding in soennieten (voor) en sjiieten (tegen). Sterke verspreiding door taaiheid, paarden, eenheid en tolerantie naar christendom en jodendom. Later uit elkaar vallen in staatjes bestuurd door sultan/emir .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kenmerkend aspect 10
(Tijdvak 3: Tijd van Monniken en Ridders)

A

KA10: De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid .

Steden van Romeinse rijk verdwenen, platteland is autarkisch en leven is onveilig. Ontstaan horigheid: boeren mogen van de landheer het land niet verlaten. Hofstelsel; op het domein van landheren liggen hoeves waar boeren herendiensten deden in ruil voor bescherming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kenmerkend aspect 11
(Tijdvak 3: Tijd van Monniken en Ridders)

A

KA11: Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur

Karel de Grote kreeg een groot rijk in Europa, door een eed van trouw bond hij adel aan zich.Feodalisme: een gebied/ ambt werd geleend aan vazal/leenman die een eed van trouw zwoer aan zijn leenheer. Karel verdeelde zijn rijk in graafschappen en hertogdommen, waar de graven en hertogen zijn vazallen waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kenmerkend aspect 12
(Tijdvak 3: Tijd van Monniken en Ridders)

A

KA12: De verspreiding van het christendom in geheel Europa

Kerkorganisatie bleef: bisschop benoemt in zijn eigen kerk/bisdom lagere geestelijken. Tweezwaardenleer: geestelijke macht en wereldlijke macht. Monniken en nonnen (missionarissen) trokken rond om anderen te kerstenen. Karel de Grote erkende christendom. Na 1000 drong het christendom door in heel Europa, waarbij het deels het heidense geloof had overgenomen: godinnen leefden voort in heiligen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kenmerkend aspect 13
(Tijdvak 4: Tijd van Steden en Staten)

A

KA13: De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving

Einde aan de plunderingen (van bijv. Vikingen) & toename voedsel ( drieslagstelsel , ijzeren werktuig, gebruik van paarden) zorgde het opbloeien van steden ( Hanze ) aan rivieren met slechte wegen, kronkelige straatjes, stadsmuren en slechte hygiëne. Voedseloverschot werd verkocht op de markt , waar ook ambacht was. Handel zorgde ook voor geldeconomie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kenmerkend aspect 14
(Tijdvak 4: Tijd van Steden en Staten)

A

KA14: De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden

Iedere stad had stadsrechten (eigen bestuur, wetten en regels) en in ruil voor de privileges werd er belasting betaald. Schutterij zorgde voor veiligheid, baljuw voor rechtvaardigheid en schepenen voor wetten. Gilde = beroepsgroep. Veel boeren vertrekken naar steden vanwege geen herendiensten en werkgelegenheid. Burgerij is rijk vanwege handel en ambacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kenmerkend aspect 15
(Tijdvak 4: Tijd van Steden en Staten)

A

KA15: Het begin van staatsvorming en centralisatie

Het ontstaan van een centraal bestuur en nationale wetgeving vanuit een hoofdstad door een vorst en alle ambtenaren = ontstaan staat. Burgers zijn hierin belangrijk. Mogelijk door geldeconomie (belasting), militaire macht en ambtenarenapparaat. Succes in Frankrijk (Staten-Generaal) en Engeland, mislukt in Duitsland en rond 1430 een deels succes in NL. Magna carta: macht koning beperkt, parlement bestaande uit 3 standen controleert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kenmerkend aspect 16
(Tijdvak 4: Tijd van Steden en Staten)

A

KA16: Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben

In de strijd wie het primaat behoorde te hebben gaf paus Gregorius VII keizer Hendrik een ban, waarmee de keizers in 1122 afstand deden van de investituur . Paus bepaalde het geloof en stelde de inquisitie op om de ketters te vervolgen. Afspraken tussen keizer en paus: bisschop heeft wereldlijke en geestelijke taak, keizer mag bisschop wereldlijk benoemen en paus geestelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Kenmerkend aspect 17
(Tijdvak 4: Tijd van Steden en Staten)

A

KA17: De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe onder andere in de vorm van kruistochten

D.m.v. een kruistocht naar o.a. Jeruzalem verspreidde het christendom ( expansie ). Jeruzalem werd bloederig veroverd van de Moslims, maar later is deze weer terug veroverd. Moslims en christenen voeren overal strijd. Kruistochten kennen religieuze en sociaal-economische redenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Kenmerkend aspect 18
(Tijdvak 5: Tijd van Ontdekkers en Hervormers)

A

KA18: Het begin van Europese overzeese expansie

Europeanen konden niet meer langs Turkije voor de specerijen uit Azië → zochten zeeroute. Stimuleert nieuwe ontwikkelingen oa navigatie. 1492: Columbus komt uit in Amerika . Conquistadores nemen het land van Azteken en Inca’s over (kolonisatie), maar door ziektes sterven de volkeren uit. Ontdekkingsreis vanwege: machtsuitbreiding, vergroten handel, kolonisatie en verspreiding Christendom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kenmerkend aspect 19
(Tijdvak 5: Tijd van Ontdekkers en Hervormers)

A

KA19: Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Kenmerkend aspect 20
(Tijdvak 5: Tijd van Ontdekkers en Hervormers)

A

KA20: De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid.

In Italië ontstond nieuw mens- en wereldbeeld: plezier (carpe diem), god niet meer centraal, rede en onderwijs; humanisme (gebaseerd op klassieke oudheid). Herleving van de klassieke oudheid is derenaissance. Ideale mens = uomo universalis (Leonardo da Vinci). Erasmus: christelijk humanisme. More: Utopia. Copernicus: zon middelpunt (aanloop wetenschappelijke revolutie). Kunstenaars focusten op menselijke anatomie en natuur.

21
Q

Kenmerkend aspect 21
(Tijdvak 5: Tijd van Ontdekkers en Hervormers)

A

KA21: De protestantse reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had

Kritiek op kerk: corruptie, rijkdom, verkoop van geestelijke zaken en rol van priester. In 1517 verspreidt Luther deze kritiek via uitvinding boekdrukkunst. 1521 Rijksdag in Worms: verbannen uit de kerk en vogelvrij verklaard. Luther wordt in bescherming genomen door de vorst van Saksen. Calvijn: hemel of hel voorbestemd, volledig leven aan God, overheid bepaalt staatsgodsdienst. 1555 Vrede van Augsburg: vorst bepaalt godsdienst in Duitsland. 1598 Edict van Nante: godsdienstvrijheid in Frankrijk.

22
Q

Kenmerkend aspect 22
(Tijdvak 5: Tijd van Ontdekkers en Hervormers)

A

KA22: Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat

Karel V probeerde de Nederlanden te centraliseren dmv raad van State, Staten-Generaal etc. Onder Filips II komt verzet olv Willem van Oranje tegen centralisatie en vervolging protestanten. Hertog van Alva vermoordt vele edelen → Nederlandse opstand (1568). Filips komt in geldnood → spaanse furie door Europa. Zuidelijke gewesten horen bij Spanje. Noordelijke gewesten vrede ( Unie van Utrecht ) en daarna Plakkaat van Verlatinghe (1581): onafhankelijkheid. 1588: ontstaan Republiek der Verenigde Nederlanden . 1648: NL erkent als Republiek.

23
Q

Kenmerkend aspect 23
(Tijdvak 6: Tijd van Regenten en Vorsten)

A

KA23: Het streven van vorsten naar absolute macht

Doordat de keizer in Duitsland zijn macht probeert te versterken (mislukt) versnippert Duitsland in onafhankelijke staatjes. Lodewijk XIV streeft naar absolute macht: opheffen godsdienstvrijheid, ambtenarenapparaat, vergroot leger, invoering mercantilisme . Frankrijk centraliseert. Na een machtsstrijd wordt Engeland een constitutionele monarchie .

24
Q

Kenmerkend aspect 24
(Tijdvak 6: Tijd van Regenten en Vorsten)

A

KA24: De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek

NL naar buiten toe eenheid, maar ieder gewest regeert zichzelf dmv regenten. Stadhouder: benoeming regenten en opperbevelhebber leger. Raadpensionaris: contacten buitenland. Staten-Generaal beslist alle buitenlandse politiek. Amsterdam groeide met dank aan de val van Antwerpen en de gewetensvrijheid die heerste. In combinatie met VOC ontstaan Gouden Eeuw.

25
Q

Kenmerkend aspect 25
(Tijdvak 6: Tijd van Regenten en Vorsten)

A

KA25: Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie

1602: oprichting VOC → krijgt handelsmonopolie in Azië. Handelskapitalisme: geld voor personeel. NL verovert als het ware Azië. VOC is rijk en vormde het begin van wereldeconomie. In Amerika en Afrika WIC voor kolonies: slaven.

26
Q

Kenmerkend aspect 26
(Tijdvak 6: Tijd van Regenten en Vorsten)

A

KA26: De wetenschappelijke revolutie

Kepler en Galilei (telescoop) bewezen dat Copernicus gelijk had: tegen de kerk in. Newton ontdekt zwaartekracht: wetenschappelijke revolutie kent hoogtepunt: nieuw wereldbeeld. Verandering werkwijze: ratio, eigen waarnemingen, observatie en experimenten. De revolutie hielp Europeanen bij oorlog.

27
Q

Kenmerkend aspect 27
(Tijdvak 7: Tijd van Pruiken en Revoluties)

A

KA27: Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen.

Verlichting: kritisch denken en eind aan sociale verschillen en onwetendheid. Rationalisme leidt tot vooruitgang. Economie: Smith met klassieke theorie; typisch verlichting want rationeel denken en vrijheid. Godsdienst: Voltaire: God heeft wereld gemaakt maar bemoeit zich er niet meer mee. Ontstaan atheïsme en deïsme. Kennis boven godsdienst. Politiek: Locke vrijheid en mensenrechten. Montesquieu:trias politica. Rousseau: volkssoevereiniteit. Sociale verhoudingen: Gelijkheid en vrijheid.

28
Q

Kenmerkend aspect 28
(Tijdvak 7: Tijd van Pruiken en Revoluties)

A

KA28: Het voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)

Frankrijk bleef standenmaatschappij met ancien régime (voortbestaan oude orde). Duitsland deed verlicht absolutisme: alles voor het volk, niets door het volk. Nederland kende veel corruptie bij regenten en hoge belastingen: meer een monarchie

29
Q

Kenmerkend aspect 29
(Tijdvak 7: Tijd van Pruiken en Revoluties)

A

KA29: Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel en de opkomst van het abolitionisme

Trans-Atlantische slavenhandel: slaven van Afrika naar Amerika om te werken op plantagekoloniën, opbrengst naar Europa. In 18e eeuw beweging tegen slavenhandel geïnspireerd door christendom en verlichting: abolitionisme (populair in GB).

30
Q

Kenmerkend aspect 30
(Tijdvak 7: Tijd van Pruiken en Revoluties)

A

KA30: De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap

Amerikaanse revolutie: Oneens met britse regering. Onafhankelijkheidsverklaring: gebaseerd op idee Locke; vrijheid, mensenrechten → ontstaan grondwet en rechtsstaat. Bill of rights beschermt grondrechten van staatsburgers. Bataafse revolutie: tegen corruptie en democratisch bestuur. NL eenheidsstaat. Oorlog zorgt ervoor dat NL uiteindelijk monarchie wordt. Franse revolutie: hongersnood en ongelijkheid zorgen voor revolutie tegen Lodewijk XVI. Nationale vergadering maakt FR constitutionele monarchie: radicalen krijgen macht. Napoleon neemt daarna alleenheerschappij.

31
Q

Kenmerkend aspect 31
(Tijdvak 8: Tijd van Burgers en Stoommachines)

A

KA31: De industriële revolutie legde in de westerse wereld de basis voor een industriële samenleving

Industrialisatie vanwege technologische vooruitgang en mechanisering van de productie. Machines zorgen voor snelle en grootschalige productie. Oorzaken: meer winst, door agrarische revolutie minder mensen nodig op het land, transportrevolutie . Komst van elektriciteit, voedingsmiddelenindustrie etc. Gevolg: ontstaan van een industriële samenleving met snel groeiende bevolking en steden.

32
Q

Kenmerkend aspect 32
(Tijdvak 8: Tijd van Burgers en Stoommachines)

A

KA32: De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie

Afrika verdeeld over invloedssferen (EU). Ook in Azië imperialisme waarin EU de overhand had en hier niet tegen in gegaan mocht worden. Door industrialisatie in EU landen konden Afrika en Azië niet veel doen. Oorzaken imperialisme: nationalisme, blank superioriteitsgevoel, economisch gewin en macht.

33
Q

Kenmerkend aspect 33
(Tijdvak 8: Tijd van Burgers en Stoommachines)

A

KA33: De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen : liberalisme , nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme

Congres van Wenen: machtsevenwicht herstellen en restauratie van oude orde (burgerrechten beperkt). Gevolg zijn politieke stromingen tegen de gevestigde orde. Liberalisme: individuele vrijheid, grondwet, geen bemoeizucht overheid en burgerij.

Socialisme: gelijkheid, gematigde sociaal democratie, communisme en arbeiders.

Nationalisme: natiestaat, eenheid, eigen volk eerst en sterk in Duitsland

Conservatisme: gevestigde orde handhaven: adel, kerk en monarchie heeft leiding.

1848: steeds meer EU landen krijgen liberale grondwet en democratie beginselen.

34
Q

Kenmerkend aspect 34
(Tijdvak 8: Tijd van Burgers en Stoommachines)

A

KA34: Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces

NL
constitutionele monarchie → parlementair stelsel (= geen democratie) met censuskiesrecht → parlementaire democratie met algemeen kiesrecht .
GB
parlementair met adel en districtenstelsel. Conservatieven en liberalen zorgen voor onrust. Pas laat een sociaaldemocratische partij opgericht door vakbonden. Na WOI algemeen kiesrecht.
Pruisen
Onderdrukking. Conservatieve Bismarck populair: instelling Rijksdag, maar niet democratisch bedoeld (weinig bevoegdheden). Pas democratie na WOI.

35
Q

Kenmerkend aspect 35
(Tijdvak 8: Tijd van Burgers en Stoommachines)

A

KA35: De opkomst van emancipatiebewegingen

Confessionalisme: volwaardige positie voor religieuze christenen. Gelijke rechten, maar geen acceptatie. NL protestanten hadden succes en werden groot.: ARP olv Kuyper

Feminisme
gelijke rechten voor vrouwen, zoals vrouwenkiesrecht.

36
Q

Kenmerkend aspect 36
(Tijdvak 8: Tijd van Burgers en Stoommachines)

A

KA36: Discussies over de ‘sociale kwestie’

Slechte woon- en werkomstandigheden voor arbeiders zorgen voor discussies over de sociale kwestie . Liberalen zeggen niks doen. Uiteindelijk wel kinderarbeidswet en na epidemie ook betere woonomstandigheden. Volgens socialisten (Marx) is oorzaak kapitalisme. Conservatieven voor beperking kapitalisme. Rechtse liberalen zeggen eigen verantwoordelijkheid en linkse liberalen voor bestrijding sociale misstanden.

37
Q

Kenmerkend aspect 37
(Tijdvak 9: Tijd van de Wereldoorlogen)

A

KA37: Het voeren van twee wereldoorlogen

Eerste Wereldoorlog
veel spanning in EU. Twee samenwerkings machtsblokken: Duitsland en Oostenrijk-Hongarije (centraal) en FR, GB en Rusland (geallieerden). Door moord op kroonprins Servië en ondersteuning van machtsblokken ontstaat WOI. Duitsland voert tweefrontenoorlog met loopgravenoorlog in het westen en in het oosten tegen Rusland. Later vrede met Rusland in ruil voor grond. Opstand in Duitsland van arbeiders. Verdrag van Versailles
Duitsland schuldig, herstelbetalingen en zwak leger.
Tweede Wereldoorlog
Hitler wil macht over EU en GB voert appeasement politiek. Vanaf 1939 gaat Hitler landen veroveren. Weer groepen: geallieerden (VS, GB en SU) en asmogendheden (Duitsland, Japan en Italië). Duitsland kan SU niet verslaan en op D-Day landen geallieerden in Normandië, waarmee de geallieerden winnen.

38
Q

Kenmerkend aspect 38
(Tijdvak 9: Tijd van de Wereldoorlogen)

A

KA38: De crisis van het wereldkapitalisme

Na WOI crisis en werkloosheid, korte periode van welvaartsstijging waarna de koersen hard daalden en opnieuw crisis en werkloosheid geleid tot wereldwijde recessie vanwege wereldeconomie. Oorzaken Grote depressie: direct= de beurs, indirect= overproductie. Crisisbestrijding: liberalen zeggen economie laten gaan (maar regering niet consequent), 1933 New Deal zegt stimuleren van uitgaven. Duitsland en SU weinig crisis door voorbereiding oorlog en afstoten kapitalisme .

39
Q

Kenmerkend aspect 39
(Tijdvak 9: Tijd van de Wereldoorlogen)

A

KA39: Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme

Communisme
SU (Lenin en Stalin), alle controle, totale gelijkheid, Grote Terreur, collectivisatie , klasseloze maatschappij, tegen kapitalisme en censuur .
Fascisme
Italië (Mussolini), geweld, Romeinen = voorbeeld, nationalistisch
Nationaalsocialisme
Duitsland (Hitler), nationalistisch, geweld, rassenleer, alleenheerschappij, censuur en zekere vrijheid voor individu.
Overeenkomsten: leven, denken en voelen van bevolking beheersen = totalitaire beweging . Democratie is zwakte. Alles in de naam van ideologie.

40
Q

Kenmerkend aspect 40
(Tijdvak 9: Tijd van de Wereldoorlogen)

A

KA40: De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie

Propaganda en massaorganisatie (vakbonden, jeugdorganisaties, Hitlerjugend) groter door betere bereikbaarheid en terugdringen analfabetisme. Moderne communicatiemiddelen zorgen voor betere verspreiding. Voornamelijk in het interbellum. Ook totalitaire bewegingen gebruiken propaganda: allemaal zwart-wit.

41
Q

Kenmerkend aspect 41
(Tijdvak 9: Tijd van de Wereldoorlogen)

A

KA41: Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme

In kolonies groeide nationalistisch verzet. Door modern imperialisme en onderwijs komen kolonies de westerse waarden tegen en verzetten tegen de gevestigde orde. Europese landen geven langzaam meer vrijheid, maar niet genoeg. Veel onrust in de kolonies. Er wordt stil verzet gevoerd en verzet op basis van non-coöperatie , ook in EU zelf.

42
Q

Kenmerkend aspect 42
(Tijdvak 9: Tijd van de Wereldoorlogen)

A

KA42: Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering

Eerste wereldoorlog
Voor het eerst tanks, granaten, kanonnen, gifgas etc. zorgt voor massavernietiging. Legers bestaande uit dienstplichtigen en nationalisten. Burgers leven vaak in bezetting en zijn de dupe van blokkades = veel hongersnood.
Tweede wereldoorlog
veel bombardementen en hongersnood. Genocide op joden, communisten etc. En SU ook veel werkkampen etc.

43
Q

Kenmerkend aspect 43
(Tijdvak 9: Tijd van de Wereldoorlogen)

A

KA43: Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden

Holocaust is genocide op Joden. Racisme en discriminatie staan hierin centraal. Hitler heeft antisemitisme en behandelden de Joden slecht (eerst regels tegen Joden, later concentratiekampen en genocide). Kristallnacht worden Joden geplunderd en beroofd. Ook andere groeperingen behoorden tot de genocide.

44
Q

Kenmerkend aspect 44
(Tijdvak 9: Tijd van de Wereldoorlogen)

A

KA44: De Duitse bezetting van Nederland

Na bombarderen Rotterdam geeft NL zich over en vlucht Wilhelmina naar GB. Seyss-Inquart neemt regering NL over. Duitsers hielden zich lang stil, maar anti-Duitsland gevoelens worden sterker. Februaristaking, april-meistaking en landelijke spoorwegstaking tegen Duitsers. 1944 Hongerwinter. Ook in NL jodenvervolging.

45
Q

Kenmerkend aspect 45
(Tijdvak 10: Tijd van Televisie en Computer)

A

KA45: De dekolonisatie maakte een eind aan de westerse hegemonie in de wereld

Kolonies willen onafhankelijk worden. WOII heeft machtsposities van EU verslechterd, waardoor dekolonisatie gebeurde. Kolonies steun van sommige EU landen. Communisme probeert in Azië door te dringen. Later ook in Afrika dekolonisatie. Gevolg: eind aan westerse hegemonie , maar EU houdt wel invloed op derde wereld landen .

46
Q

Kenmerkend aspect 46
(Tijdvak 10: Tijd van Televisie en Computer)

A

KA46: De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog

Zie Historische Context Koude Oorlog (op MrChadd).

47
Q

Kenmerkend aspect 47
(Tijdvak 10: Tijd van Televisie en Computer)

A

KA47: De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de 20e eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen

De welvaart stijgt vanwege economische groei → consumptiemaatschappij. Verzorgingsstaat voor veiligheid en welzijn burger. Democratie → welzijn en zekerheid leidt tot sociaal-culturele veranderingen met toenemende individualisering (minder afhankelijkheid); afname traditie. Jongerencultuur (eigen groep); minder afhankelijk ouders. Hoogopgeleid + protestgeneratie; tegen gevestigde orde, links en vanwege Koude oorlog anti-Amerika. Feminisme (Dolle Mina); (hoogopgeleide) vrouwen willen ook werken. Mogelijk door welvaart.

48
Q

Kenmerkend aspect 48
(Tijdvak 10: Tijd van Televisie en Computer)

A

KA48: De eenwording van Europa

SU vormt gevaar voor herstellend EU, dus ontstaat samenwerking Europese Gemeenschap van Kolen en Staal → later gaat dit over in EEG; vrije handel. Bestuur = Europese commissie met Raad van Ministers en Europese Raad met regeringsleiders. EEG wil democratie versterken en economische vooruitgang. Steeds meer landen doen mee. Verdrag van Schengen = afschaffen grenscontroles. Duitse hereniging zorgt in 1992 voor EU: economie, politiek en veiligheid (!). Verdrag van Maastricht= euro. Europese eenwording met meer lidstaten in de EU.

49
Q

Kenmerkend aspect 49
(Tijdvak 10: Tijd van Televisie en Computer)

A

KA49: De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen

Pluriforme samenleving: mensen met verschillende normen, waarden, gewoonten en leefstijlen hebben een gelijkwaardige plaats in de samenleving. Mogelijk door sociaal culturele veranderingen. Jaren ‘70: industrie naar lageloonlanden, arbeid geautomatiseerd en informatiemaatschappij = post-industriële samenleving → opnieuw economische groei na korte recessie. Minder traditioneel. Door migratie worden samenlevingen multicultureel. Oorzaak migratiestromen: dekolonisatie, voormalig SU landen, crisisgebieden of oost-EU. Migratiestromen zorgen voor sociaal en politieke spanningen.