VO's Flashcards

1
Q

Hoe neemt de lever glucose uit het bloed op?

A

Via GLUT2. Onafhankelijk van insuline maar afhankelijk van de glucose concentratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt opname van glucose door de lever gereguleerd?

A

Glucokinase zet glucose om in glucose-6P en is oiv insuline actief. Daardoor ontstaat een steile concentratiegradient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er in de gevoede toestand met glucose in de lever?

A

-Glycogenese
-Glycolyse
-Vetzuursynthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor is de vetzuursynthese in gevoede toestand actief?

A
  1. Insuline stimuleert pyruvaat dehydrogenase dat pyruvaat omzet in acetyl-CoA, wat daarna de citroenzuurcyclus in gaat en wordt omgezet in citraat
  2. Bij te veel citraat loopt de ademhalingsketen vast en gaat citraat naar buiten het mitochondrium
  3. Citraat-> acetyl-CoA oiv acetyl-CoA carboxylase (stimulatie door insuline)
  4. Acetyl-CoA-> FFA-> TG-> VLDL-> via bloed naar vet en spieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe zorgt insuline ervoor dat er meer glucose in weefsels wordt opgenomen?

A

Insuline stimuleert GLUT-4 expressie in spier- en vetweefsel dmv transport vesikels naar membraanoppervlak waardoor glucose wordt opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er met glucose in de spiercel in gevoede toestand?

A
  1. Glucose omgezet in G6P
  2. Deel omgezet in glycogeen en deel in glycolyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er met glucose in de vetcel in gevoede toestand?

A

Deel voor glycolyse, deel omgezet in glycerol 3P dat met ATP gebruikt wordt voor de vorming van TG uit vetzuren (uit chylomicronen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welke 3 manieren bevordert insuline de vetopslag?

A
  1. Binnenkomst glucose via GLUT-4 expressie
  2. Binnenkomst vrije vetzuren via lipoprotein lipase expressie
  3. Voorkomen van lipolyse via HSL (hormoon-sensitief lipase) remming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe zorgen verlaging van insuline en glucagon stijging voor vrijgeving glucose?

A
  1. Glycogenolyse
  2. Gluconeogenese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe vindt glucose sparingen plaats bij vasten?

A

Glucose wordt niet door spier- en vetweefsel opgenomen omdat GLUT-4 inactief is, waardoor er meer beschikbaar is voor de hersenen, ery’s (en nieren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe draagt vetweefsel in de vastende toestand bij aan de energievoorziening?

A

HSL wordt gestimuleerd door glucagon waardoor het vetweefsel vetzuren aan het bloed afgeeft, die naar de lever en spieren gaan. De spieren krijgen ook VLDL van de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de Cori-cyclus?

A

De ery’s verbranden glucose tot lactaat, dat vrijkomt en naar de lever gaat om weer in glucose te worden omgezet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doet de lever met vetzuren uit het vetweefsel?

A

-Omgezet in TG met glycerol en dmv VLDL afgegeven
-Via FFA-CoA omgezet in acetyl-CoA dat de citroenzuurcyclus in gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat verandert er bij langer vasten?

A

Insuline daalt verder en vetweefsel geeft meer vetzuren af, er is meer b-oxidatie. Bij veel b-oxidatie wordt (een deel van het) acetyl-CoA omgezet in ketonlichamen in de ketogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waardoor doet de lever in de early refed state nog enkele uren aan gluconeogenese?

A

De [glucose] IC is nog hoog omdat glucokinase nog niet actief is, waardoor de lever slecht glucose opneemt. Daardoor gluconeogenese voor de glycogenese. Na afname gluconeogenese wordt glucose uit het bloed weer gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In welke organen vindt in gevaste toestand oxidatie van ketonlichamen plaats?

A

Spieren en hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

In welke organen vindt in gevaste toestand B-oxydatie plaats?

A

Lever, spier, vetweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Uit welke 5 fases bestaat de glucose homeostase?

A
  1. Gevoed
  2. Begin gevaste toestand
  3. Vasten 1 etmaal
  4. 2 dagen tot 3 weken vasten
  5. Langer dan 3-4 weken vasten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waardoor kan een baby niet vasten?

A

Grote hersenen-> veel glucose nodig
Kleine lever en weinig vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waardoor kan na lang vasten nierinsufficientie ontstaan?

A

De transporteiwitten in de nieren worden afgebroken en niet meer aangemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waardoor kan iemand die lang vast een acetonlucht hebben?

A

Ketonlichamen kunnen uiteenvallen in aceton en worden uitgeademd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe kan ketoacidose door langdurig vasten behandeld worden?

A

Glucose iv geven-> insuline stijgt en HSL geremd-> geen vetzuuraanbod-> geen ketonlichaamvorming-> acidose verdwijnt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een sleutelenzym?

A

Enzym waarbij de reactie 1 kant op gaat (aflopend) + lage activiteit (snelheidsbepalende) stap waardoor gereguleerd kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waardoor kunnen 2 omgekeerde reacties van sleutelenzymen niet tegelijk plaatsvinden?

A

Het kost heel veel ATP: wasteful/ futiele cyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zijn de sleutelenzymen van de glycolyse?

A

Glucokinase, fosfofructokinase-1 (belangrijkste) en pyruvaat kinase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn de sleutelenzymen van de gluconeogenese?

A

Pyruvaat carboxylase, PEP carboxykinase, fructose-1,6-bisfosfatase en G6Pase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wanneer vindt fosforylering en wanneer defosforylering plaats?

A

Vasten: fosforylering
Voeden (insuline): defosforylering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe wordt glycogeen fosforylase geactiveerd?

A
  1. cAMP verhoogd door glucagon/ adrenaline
  2. cAMP activeert protein kinase A
  3. Activeert glycogeen fosforylase door fosforylering en remt glycogeen synthase door fosforylering
    ->AMP activeert fosforylase in de spier dmv allosterie waardoor er actiever glycogenolyse is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn de sleutelenzymen van de glycogeen processen?

A

Glycogenolyse: glycogeen fosforylase
Glycogenese: glycogeen synthase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat gebeurt er met glycogeen in de gevoede toestand?

A
  1. Fosfoprotein fosfatase wordt geactiveerd door insuline en defosforyleert fosforylase en glycogeen synthase
  2. Geeft inactivering fosforylase en activering glycogeen synthase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe worden PFK-1 en FBPase1 gereguleerd?

A

PFK-1 wordt geactiveerd door fructose-2,6-bisfosfaat door allosterische activatie (vormverandering). Fructose-1,6-bisfosfatase tegelijk geremd door fructose-2,6-bisfosfaat (bij veel glycolyse, bij weinig gluconeogenese). PFK-1 geactiveerd door AMP in de spier, aanwezig bij inspanning/ anaerobe glycolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Hoe wordt fructose-2,6-bisfosfaat gereguleerd?

A
  1. Fructose-2,6-bisfosfaat wordt gemaakt door PFK-2 uit fructose-6P en afgebroken door FBPase 2
  2. PFK2 dmv insuline omgezet in actieve PFK-2, dmv glucagon inactief gemaakt
  3. FBPase2 actief in de gevaste toestand, insuline inactiveert het door defosforylering en glucagon activeert het door fosforylering. Adrenaline werkt via cAMP-> fosforylering, PFK2 dan actief (glycolyse actief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoe wordt pyruvaatkinase gereguleerd?

A

Stimulatie: insuline, fructose-1,6-bisfosfaat
Remming: glucagon/ adrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoe wordt PEP-carboxykinase gereguleerd?

A

Gestimuleerd: glucagon/ adrenaline, cortisol
Geremd: insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn de sleutelenzymen van de lipogenese?

A

Pyruvaat via pyruvaat dehydrogenase omgezet in acetyl-CoA
Acetyl-CoA via acetyl-CoA carboxylase omgezet in malonyl-CoA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hoe wordt pyruvaat dehydrogenase gereguleerd?

A

+: insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe wordt acetyl-CoA carboxylase gereguleerd?

A

+: citraat, insuline
-: acyl-CoA, glucagon/ adrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Hoe wordt de b-oxidatie gereguleerd?

A

Vetzuursynthese in cytoplasma, oxidatie in mitochondrium. Regulatie door toegang tot het mitochondrium via CPT-1 (carnitine palmitoyl-CoA transferase):
->Malonyl-CoA (product vetzuursynthese) remt CPT-1, dus bij minder synthese meer oxidatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat zijn de belangrijkste regulerende enzymen van de b-oxidatie?

A

Acetyl-CoA carboxylase geeft vetzuursynthese en remt indirect CPT-1
CPT-1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is de sleutelenzym van de pentosefosfaatpad en hoe wordt het gereguleerd?

A

G6P dehydrogenase. + door NADPH (product pad)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Hoe wordt G6Pase gestimuleerd?

A

Door G6P

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Hoe wordt pyruvaat carboxylase gestimuleerd?

A

Door acetyl-CoA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is de sleutelenzym van lactaatvorming en hoe wordt het gereguleerd?

A

Lactaat dehydrogenase, NADH/NAD+ verhouding

44
Q

Hoe wordt pyruvaat dehydrogenase (PDH) gereguleerd?

A

Omzetting pyruvaat in acetyl-CoA: geremd door acetyl-CoA, NADH, ATP, fosforylering

45
Q

Hoe wordt citraat synthase gereguleerd?

A

Geremd door oxaalacetaat

46
Q

Wat is de sleutelenzym van de ketogenese en hoe wordt het gereguleerd?

A

HMG-CoA synthase, + door acetyl-CoA

47
Q

Wat is de sleutelenzym van de ketolyse en hoe wordt het gereguleerd?

A

Thioporase, + door ketonlichamen

48
Q

Wat zijn de criteria voor DM diagnose?

A

Willekeurige bloedsuikerspiegel van>11.0 mmol/L en symptomen van diabetes mellitus.
Nuchter (geen calorie-inname voor minstens 8 uur) bloedsuiker> 7.0 mmol/L met symptomen van diabetes mellitus
HBa1c > 48 mmol/mol (6.5%)

49
Q

Waarom zijn vetdepots in de buik minder gunstig?

A

Minder insuline gevoelig en veel meer afgifte van vrije vetzuren-> makkelijker atherosclerose

50
Q

Wanneer kan lichaamsbeweging een hypo geven?

A

Alleen bij DM omdat de insuline normaal daalt als de bloedsuiker daalt

51
Q

Wat is de maximale fout van een glucosemeter?

A

10-15%

52
Q

Waarom is een koolhydraat-beperkt dieet bij DM2 ongunstig?

A

Het aandeel van vet in calorieen neemt toe

53
Q

Wat is het effect van uitdroging op de insuline opname?

A

Bij sterke uitdroging is er slechte huiddoorbloeding waardoor insuline bijna niet uit onderhuidse depots wordt opgenomen

54
Q

Waar moet insuline gespoten worden?

A

Kortwerkend: buik
Langwerkend: been

55
Q

Welke aanpassingen moet een diabeet maken die veel alcohol drinkt?

A

Het duurt vrij lang om alcohol af te breken. Alcohol remt de gluconeogenese waardoor de glucose te laag kan worden, extra eten of minder insuline spuiten of frequenter glucose meten

56
Q

Wat zijn symptomen van een hypo?

A

Wazig zien wijst op een hypoglycemie (glucose nodig voor de hersenen om goed te functioneren, is reversibel als de bloedsuiker weer normaliseert), polsfrequentie omhoog en zweten door activatie sympathicus

57
Q

Wat is hypoglycemia awareness?

A

Voelt niet meer aan dat er een hypo aankomt. Proberen te verbeteren door de bloedsuiker tijdelijk wat hoger te zetten, hoe scherper ingesteld hoe hoger de kans. Iemand die een hypo heeft gehad is de volgende dagen ook verminderd aware. Hoe lager het HbA1c hoe groter de kans

58
Q

Wat is het Dawn fenomeen?

A

Va 3u ‘s nachts gaat cortisol en .. in bloed omhoog, werkt insuline tegen. Glucosespiegel stijgt waardoor je de stijging ‘s ochtends niet kan opnemen. Insuline pomp therapie kan dit voorkomen

59
Q

Naar welke glucose moet bij zwangerschap gestreefd worden?

A

HbA1c <53 mmol/mol 7% beginnend 6 weken voor de conceptie. Anders grote kans op aangeboren afwijkingen

60
Q

Waar kunnen eilandjes het best getransplanteerd worden?

A

V. porta: insuline grootst effect op lever en aanraking met glucose

61
Q

Waarom worden de eilandjes sterk doorbloed?

A

Endocrien + bloedglucosespiegel meten

62
Q

Wat is het verschil tussen de exocriene en endocriene cel?

A

In exocriene cel veel meer RER omdat er veel meer eiwitsynthese (weinig hormonen nodig)

63
Q

Wat zie je histologisch bij DM1?

A

Weinig omdat symptomen pas bij een capaciteit van 10% optreden

64
Q

Wat zie je histologisch bij DM2?

A

Proliferatie b-cellen, amyline neerslag tussen de cellen. B-cellen scheiden met insuline amylinen uit die slecht oplosbaar zijn. Bij DM2 verhoogde insuline secretie dus meer amyline secretie, verhoogd risico op stapeling

65
Q

Wat is een insulinoma?

A

Proliferatie van b-cellen waardoor eilandje heel groot wordt

66
Q

Hoe wordt insuline afgifte door de b-cel gereguleerd?

A
  1. Glucose komt binnen via GLUT2
  2. ATP productie via aerobe glycolyse
  3. ATP/ADP ratio gaat omhoog
  4. Sluit K+ kanalen
  5. Depolarisatie, opening Ca2+ kanalen
  6. Versmelting secretiegranula met plasmamembraan
67
Q

Wat is het verschil tussen glucokinase en hexokinase?

A

De Km voor glucose van hexokinase lager dan van glucokinase, dus glucokinase heeft lager affiniteit voor glucose. Glucokinase activiteit lineair evenredig met bloedsuikerspiegel dus belangrijke sensor bloedsuikerspiegel. Samen zorgen levercel en b-cel voor bloedsuikerspiegel. Hexokinase max effectief bij normale bloedsuikerspiegel. G-6P (product) remt hexokinase en niet glucokinase

68
Q

Hoe wordt glucose opname in de hersenen gereguleerd?

A

Glucose transporter in hersenen is insuline onafhankelijk. Door de remmende werking van G-6P is er geen overmatige glucose opname. ATP behoefte van de hersenen bepaalt dus de opname van glucose (glycolyse actiever bij meer behoefte)

69
Q

Waardoor ontstaat er bij IV glucose een bifase insuline secretie?

A

Snelle eerste piek en latere golf. Eerste piek door insuline voorraad in granula bij membraan, 2e door granula uit ER (Ca2+ stimuleert ook microtubulaire transport granulae van golgi naar membraan). Na 1,5 uur de novo synthese

70
Q

Wat is het effect van aminozuren op de insuline productie?

A

Bepaalde aminozuren (bv leucine) vergroten de insuline productie. Leucine wordt in de b-cel geoxideerd en levert ATP, wat de K+ sluit

71
Q

Hoe stimuleren de incretinen insuline secretie?

A

CCK verhogen de secretie door IC Ca2+ te verhogen vanuit ER, GLP-1 verhoogt cAMP-> fosforylering vesikels

72
Q

Hoe wordt de a-cel gereguleerd?

A

De belangrijkste signaalmolecuul is GABA, parallel aan insuline uitgescheiden. GABA onderdrukt actiepotentialen door op a-cel te binden aan Cl-kanaal. Cl-kanaal gaat open en er vindt hyperpolarisatie plaats waardoor Ca-kanaal niet opengaat. Omgekeerde voor secretie

73
Q

Hoe beinvloedt adrenaline de a-cel?

A

Adrenaline kan ook rechtstreeks op de a-cel werken door de binden aan a1-receptor, Ca verhoging in cel vanuit ER

74
Q

Hoe werkt disulfaran?

A

Het remt acetaldehydrogenase-> ophoping acetaldehyde, geeft leverschade maar ook bruikbaar als aversietherapie (hoofdpijn)

75
Q

Hoe wordt alcohol omgezet?

A

Ethanol + NAD+-> acetaldehyde + NADH oiv alcohol dehydrogenase. Acetaldehyde + NAD+-> acetaat (azijnzuur) + NADH oiv acetaldehydrogenase

76
Q

Waarom is zuurstof nodig voor de afbraak van alcohol?

A

Zuurstof is nodig voor de reoxidatie van NADH in het elektronentransportketen in de mitochondrium. De snelheidsbepalende stap is de hoeveelheid ADP, wat weer bepaald wordt door de verrichte arbeid.

77
Q

Hoe ontstaat een alcoholische lactaatacidose?

A

Hoge NADH/NAD+ ratio bij alcohol. Om lactaat om te zetten naar pyruvaat voor de gluconeogenese is NAD+ nodig

78
Q

Waar zitten de alcohol enzymen>

A

Alcohol dehydrogenase in cytosol, acetaldehydrogenase in mitochondrium

79
Q

Hoe ontstaat alcoholische leververvetting?

A
  1. Glycerol-3P kan niet naar DHAP
  2. Door hypo laag insuline en hoog glucagon-> lipolyse
  3. Grote glycerol en vetzuuraanbod en weinig b-oxidatie omdat daarvoor NAD+ nodig is-> TG vorming
  4. Te veel TG om allemaal in VLDL te secreteren waardoor leververvetting ontstaat
80
Q

Waarin worden aminozuren bij alcoholgebruik omgezet?

A

Oxaalacetaat-> malaat

81
Q

Waardoor ontstaat acidose bij alochol?

A

-Lactaatacidose
-Azijnzuuracidose
-Ketoacidose: acetaat stapelt (te veel voor CZC) en wordt omgezet in acetyl-CoA-> ketogenese

82
Q

Wat zijn de complicaties van leververval door overmatig alcohol?

A

-Icterus: levercelverval
-Oedeem: albumine gebrek
-Ascutes: portale HT
-Anemie: voedingsdeficientie
-Verlengde stollingstijd: minder aanmaak stollingsfactoren
-Hepatisch coma: urueumcyclus geremd
-Verhoogd ASAT
-Slokdarmbloedingen

83
Q

Uit welke stappen bestaat de vetzuuroxidatie?

A
  1. Aanvoer vetzuren
  2. Vetzuur activatie
  3. Import in mitochoncrium
  4. B-oxidatie
  5. Producten verder geoxideerd in CZC
  6. Ademhalingsketen (ATP vorming)
84
Q

Hoe vindt activatie van de vetzuur plaats?

A

Vetzuur + CoA + ATP-> AMP + PPi + acyl-CoA + H2O oiv acyl-CoA synthase aan de buitenkant van de mitochondrium.

85
Q

Hoe vindt import van de vetzuur plaats?

A
  1. Geactiveerde vetzuur gaat naar de mitochondriale tussenruimte
  2. CoA vervangen door carnitine -> acylcarnitine dmv CPT-1
  3. Acylcarnitine via translocase over binnemembraan tegen uitwisseling van carnitine
  4. Carnitine weer door CoA vervangen in matrix
86
Q

Hoe verloopt de b-oxidatie?

A

Cycli waarbij steeds acetyl-CoA wordt afgesplitst. Acyl-CoA dehydrogenase en trifunctional protein

87
Q

Welke acyl-CoA dehydrogenase varianten zijn er?

A

VLCAD: C18-14
MCAD: C12-6
SCAD: C4

88
Q

Welke ketonlichamen zijn er?

A

3-hydroxybutyraat
Acetoacetaat
Aceton

89
Q

Hoe wordt acetoacetaat gevormd?

A
  1. 2 acetyl-CoA-> acetoacetyl CoA oiv thiolase
  2. oiv HMG-CoA synthase omgezet in HMG-CoA, hoge activiteit enzym in lever
  3. Omzetting in acetoacetaat
90
Q

Hoe ontstaan de 2 andere ketonlichamen?

A

Uit acetoacetaat:
-Kan spontaan een CO2 verliezen-> aceton
-Mbv reductie van NADH in mitochondrium omgezet in b-hydroxy. Tijdens vasten hoogste concentratie omdat er veel NADH is uit de b-oxidatie

91
Q

Wat gebeurt er met de ketonlichamen?

A

Deel in urine uitgescheiden, deel verder geoxideerd in andere organen waar ze via selectieve transporteiwitten in komen

92
Q

Hoe worden ketonlichamen geoxideerd?

A

In mitochondrien omgezet in acetyl-CoA (mbv succinyl-CoA), kan CZC in. Succinyl-CoA komt in alle mitochondrien voor behalve die van de lever

93
Q

Wat is het ammoniak ew?

A

NH4+ <-> NH3 + H+. <1% NH3

94
Q

Hoe wordt ureum gemaakt?

A

2 NH3 + CO2-> ureum in lever via ureumcyclus

95
Q

Waar komt ammoniak vandaan?

A
  1. In colon door darmflora ammoniak gevormd dat direct via de poortader naar de lever gaat en in ureum wordt omgezet voordat het de circulatie in gaat
  2. Aminogroep uit aminozuren in lever vrijgezet en onmiddelijk in ureum omgezet
  3. Bij spierafbraak aminozuren naar lever waar aminogroep wordt omgezet.
96
Q

Wat gebeurt er met vertakte aminozuren?

A

Die worden in de lever zelf geoxideerd. Aminogroep gebonden aan alanine (amino + pyruvaat) en glutamine (amino + glutamaat)

97
Q

Waar vindt de ureumcyclus plaats?

A
  1. In mito NH4+ + CO2-> carbamoyl fosfaat
  2. Rest cyclus in cyotosol. Omgezet in citrulline (deel cyclus)
98
Q

Waaruit zijn de aminogroepen van ureum afkomstig?

A

1 uit ammoniak, 1 uit aspartaat

99
Q

Wat gebeurt er met fumaraat dat uit de cyclus komt?

A

Fumaraat komt uit de cyclus vrij waaruit oxaalacetaat gevormd kan worden via deel CZC. Dus 1 aminogroep via ammoniak en ander via aspartaat

100
Q

Hoe wordt aspartaat gevormd?

A
  1. a-ketoglutaraat + aminozuur-> glutamaat + a-ketozuur via transaminase
  2. glutamaat + oxaalacetaat-> aspartaat + a-ketoglutaraat oiv transaminase/ glutamaat dehydrogenase
101
Q

Wat is de sleutelenzym van de ureumcyclus?

A

CPS1 (carbamoyl fosfaat synthetase), wordt gereguleerd door N-acetyl-glutamaat: stimulatie door binding. N-acetyl gevormd uit glutamaat en acetyl-CoA wat geactiveerd wordt door arginine. Activatie dus door acetyl-CoA (uit b-oxidatie) en glutamaat.

102
Q

Wat is de rol van glutamaat in de ureumcyclus?

A

Het levert aspartaat en ammonium

103
Q

Wat zijn de functies van NADPH en ribose-5P?

A

NADPH is een elektronencarrier voor de biosynthese, detoxificatie en anti-oxidatie. Ribose-5P is bouwsteen ATP (nucleotiden) en DNA en RNA (nucleinezuren)

104
Q

Beschrijf de stappen van de malaat-aspartaat shuttle

A
  1. Oxaalacetaat + NADH-> malaat + NAD+ oiv malaat dehydrogenase. Via transporteiwit mitochondrium in waar de tegenovergestelde reactie plaatsvindt
  2. Glutamaat + oxaalacetaat-> aspartaat = a-ketoglutaraat oiv aspartaat aminotransferase
  3. In cytosol uit aspartaat weer oxaalacetaat gevormd en glutamaat tegen uitwisseling van aspartaat mitochondrium weer in
105
Q

Waar zit G6Pase?

A

ER