vocabulaire, chapitre 6 F Flashcards
1
Q
en cas de
A
in het geval dat
2
Q
en même temps
A
tegelijkertijd
3
Q
en direct
A
live
4
Q
verser
A
schenken
5
Q
petit à petit
A
stukje bij beetje
6
Q
la bataille
A
de strijd
7
Q
la joie
A
de blijdschap
8
Q
valable
A
geldig