Week 1 Flashcards

1
Q

goederenrecht

A

geeft de rechtsverhouding weer tussen personen en goederen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vermogensrechten

A

dingen die op geld waardeerbaar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verbintenissenrecht

A

regelt de rechtverhouding tussen personen onderling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Twee belangrijke kenmerken van vermogensrecht

A
  • de regels van het vermogensrecht zijn (vaak) niet dwingend voorgeschreven, partijen zijn dus vrij om afwijkende afspraken te maken.
  • de vermogensrechten zijn in het algemeen overdraagbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

personen- en famillierecht

A

onderdeel van materiele privaatrecht en omvat alles met betrekking tot het recht op naam, afstamming, geboorte, huwelijk, echtscheiding en adoptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kenmerken van personen- en famillierecht

A
  • de rechten zijn niet geld waardeerbaar
  • de rechten zijn niet overdraagbaar
  • in het algemeen is er geen mogelijkheid tot afwijkende afspraken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

synoniem voor internationaal privaatrecht

A

conflictenrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waarom is internationaal privaatrecht een atypisch rechtsgebied?

A

omdat de regels niet direct bepalen wat van toepassing is bij internationale rechtsverhoudingen, maar het bepaalt welke nationale regels en welk van de twee concurrerende rechtssystemen (conflictenrecht) moeten worden toegepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

staatsrecht

A

geeft regels voor de organisatie van de staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat verstaan we onder ‘staat’

A

de organisatie van een bepaalde gemeenschap van mensen, woonachtig op een bepaald grondgebied onder het gezag van een bepaalde overheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het staatsrecht is onder andere uiteengezet in?

A

grondwet, kieswet, provinciewet en de gemeentewet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ongeschreven staatsrecht

A

vertrouwensregel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vertrouwensregel

A

houdt in dat de minister moet aftreden als hij niet langer het vertrouwen van het parlement heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bestuursrecht (administratief recht)

A

betrefft het recht over het handelen van bestuursorganen in relatie tot natuurlijke en rechtspersonen.

omvat relatie tussen bestuur en burger, waaronder bescherming van burger tegenover overheid.

omvat ook regels omtrent de ruimtelijke ordening, onderwijs en sociale verzekeringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

twee belangrijke punten bestuursrecht

A
  • een bestuursorgaan mag zelfstandig geen regels invoeren of veranderen, tenzij het wordt toegestaan door een wettelijk voorschrift (het legaliteitsbeginsel)
  • het bestuursrecht bevat geen regels van gewoonterecht en het regelt zaken in het algemeen belang, dus deze zaken kunnen niet worden overgelaten aan particulieren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vb van bestuursrechtelijke wetten

A

algemene wet bestuursrecht AWB, wet werk en bijstand, woningwet, sociale-verzekeringswetten en belastingwetgeving

17
Q

materieel strafrecht

A

wetboek van strafrecht. bepaalt welk gedrag strafbaar is en weke sancties van toepassing zijn.

18
Q

formeel strafrecht (strafprocesrecht)

A

wetboek van strafvordering. bepaalt welke procedure moet worden gevolgd wanneer iemand het materiele strafrecht heeft overtreden.

19
Q

door wie wordt het strafrecht dat complementair is aan de nationale wetgeving, zoals de ernstige misdrijven van internationaal belang berecht?

A

internationaal strafhof

20
Q

waar zijn de regels die betrekking hebben op nederlandse strafbare feiten die zijn begaan door nederlanders in het buitenland of buitenlanders in het buitenland te vinden?

A

wetboek van strafrecht art 3-8d Sr

21
Q

formeel recht (procesrecht)

A

wijze waarop het (materieel) recht wordt gehandhaafd.

22
Q

materieel recht

A

bevat alle inhoudelijke regels waaraan ieder zich moet houden.

23
Q

dwingend recht

A

wordt gevormd door regels waarvan men niet mag afwijken, ook niet door middel van een eigen regeling of overeenkomst. De wetgever kiest hierbij de waarde van deze wet boven individuele vrijheid en eigen verantwoordelijkheid. bijv minimumloon.

24
Q

regelend recht/aanvullend recht

A

wordt gevormd door regels waarvan men mag afwijken door bijv. een afwijkende regel of overeenkomst. door aanvullende regels wil de wetgever duidelijkheid scheppen en onenigheid vermijden in situaties waarvan partijen de consequenties niet hadden kunnen voorzien.

25
Q

onderscheid tussen privaatrecht en publiekrecht

A
  • aard van de betrokken partijen
  • privaatrecht = twee particulieren
  • publiekrecht = overheidsorgaan
  • aard van het te beschermen belang
  • initiatief tot handhaving van het recht
  • middelen tot rechtshandhaving