Week 1 Flashcards

1
Q

Wat is de kern van het strafrecht?

A

regelen wie straf kan krijgen en waarvoor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De Staat in het strafrecht

A

De Staat heeft het monopolie op straffen > als een burger een strafbaar feit pleegt, moet hij verantwoording afleggen aan de overheid, die hem namens de samenleving straf kan opleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Afdeling bestuursrecht (awb)

A

Afdeling bestuursrecht (awb) regelt ook sommige strafrechtelijke gedragingen, voornamelijk verkeersdelicten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vanuit welke 2 manieren kan het strafrecht worden bestudeerd?

A
  • Vanuit het recht
  • Vanuit criminologie:
    -Perspectief van slachtoffer en nabestaanden;
    -Perspectief van de verdachte en dader;
    -Perspectief van de overheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vanuit welke kant wordt het strafrecht altijd bekeken?

A

Vanuit een democratische rechtsstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vrouwe Justitia; zwaard, weegschaal en blinddoek

A

Vrouwe Justitia:
- zwaard (geweldsmonopolie van de overheid en de bestraffing),
- weegschaal (belangen afwegen),
- blinddoek (iedereen gelijk behandelen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Normeren

A

Het strafrecht normeert het gedrag van de burgers en van de overheid (door het uitvaardigen van wetten op strafbare feiten), het strafrecht wordt ook zelf genormeerd (stelt niet alleen regels, het Europees Hof komt met regels waar het recht zich aan moet houden, bijv. recht op een eerlijk proces).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Officier van Justitie

A

vertegenwoordiger van het staatsorgaan dat belast is met de vervolging van verdachten (openbaar ministerie)
> Kan een verdachte dagvaarden, waardoor deze voor zijn daden verantwoording moet afleggen ten overstaan van een rechter
> Krijgt het strafbare feit te horen van de politie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Eigenrichting

A

als burger het recht in eigen handen nemen > verboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Twee doelen opleggen van een straf

A
  • Vergelding
    Het kwaad dat de dader van een strafbaar feit veroorzaakt bij het slachtoffer of aan de maatschappij als geheel, wordt door het opleggen van straf in de eerste plaats vergolden door leedtoevoeging.
    > Kan zorgen voor morele genoegdoening: de dader heeft kwaad afgeroepen over de samenleving en daarom roept de samenleving kwaad af over hem
  • Preventie
    Het opleggen van straf zou er toe moeten leiden dat minder mensen strafbare feiten plegen.
    > Speciale preventie: het voorkomen, of ontmoedigen, dat de gestrafte wederom in de fout gaat.
    > Generale preventie: het afschrikken van anderen dan de gestrafte uit het feit dat er voor het plegen van een strafbaar feit straf opgelegd kan worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

3 deelgebieden van het strafrecht

A
  • Materieel strafrecht:
    Bepaalt welk gedrag niet toegestaan is en welke personen daarvoor kunnen worden gestraft (strafbare feiten en de regels ter aansprakelijkheid).
    > Strafbepalingen (diefstal), uitsluiting van strafbaarheid (noodweer), uitbreiding van strafbaarheid (medeplichtigheid)
    > Voornamelijk in het Wetboek van Strafrecht
  • Formeel strafrecht/strafprocesrecht/strafvordering:
    Welke regels moeten worden gevolgd wanneer een norm van het materiële strafrecht is overtreden (gaat over de bevoegdheden om procedures te doen).
    > Voornamelijk in het Wetboek van Strafvordering
    > Bijv. bevoegdheden van de politie, duur van voorlopige hechtenis, instellen van hoger beroep
  • Strafrechtelijk sanctierecht:
    Betrekking op de voorwaarden waaronder bepaalde straffen mogen worden opgelegd en ten uitvoer gelegd (welke straffen we kennen en hoe ze uitgevoerd worden).
    > Zowel in Wetboek van Strafrecht als Wetboek van Strafvordering
    > Bijv. wanneer taakstraf mag worden opgelegd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

4 bronnen van het strafrecht

A
  • Verdragen
  • EU-recht
  • Wetgeving
  • Rechtspraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Commune strafrecht

A

het strafrecht dat in de wetboeken is opgenomen (wetboek van strafrecht en strafvordering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bijzonder strafrecht

A

al het strafrecht buiten de wetboeken, zowel voor strafrecht als strafvordering (wegensverkeerswet, Opiumwet, APV’s)
> Wetten in formele zin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In welk boek zijn misdrijven en in welke overtredingen te vinden?

A

Misdrijf: Boek 2 Wetboek Sr
Overtreding: Boek 3 Wetboek Sr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Algemene leerstukken

A

Zijn van toepassing op alle delicten die in het Wetboek van Strafrecht strafbaar zijn gesteld en in beginsel ook op alle delicten die in de bijzondere strafwetten zijn opgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Strafbepalingen

A

Omschrijvingen van gedrag dat strafbaar is, met daarbij een aanduiding van de maximale straffen die mogen worden opgelegd.
> Onderverdeeld in misdrijven en overtredingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Rechtsmiddel

A

een middel om de beslissing aan te vechten bij een hogere instantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verschil internationaal en supranationaalrecht

A

Internationaal recht: recht dat tussen staten geldt
Supranationaalrechtelijk: regels die een internationale organisatie oplegt, waar de lidstaten bij die organisatie zich aan moeten houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Door wat wordt aangegeven welk gedrag strafbaar is?

A

Welk gedrag strafbaar is wordt in de eerste plaats aangegeven door de wet, de inhoud van die wettelijke verbodsbepalingen wordt soms verder ingevuld door de rechtspraak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Uit welke 3 onderdelen bestaat strafbepaling in de meest volledige vorm?

A
  • Delictsomschrijving: welke ongewenste gedraging de wetgever strafbaar heeft willen stellen
  • Sanctienorm (strafbedreiging): omschrijving van de straffen die maximaal voor het vervullen van de delictsomschrijving kan worden opgelegd
  • Kwalificatie-aanduiding: hoe het gedrag in juridisch opzicht moet worden benoemd

> In het Wetboek van Strafrecht staan delictsomschrijving en sanctienorm bij elkaar. In het bijzonder strafrecht is dit gescheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de inhoud van een strafbaar feit in materieelstrafrechtelijke zin?

A

Een strafbaar feit is een menselijke gedraging die valt binnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving, die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Vierlagenmodel

A
  1. Menselijke gedraging (MG);
  2. Wettelijke delictsomschrijving (DO) > ook uitbreidingen inbegrepen: poging, voorbereiding, deelneming;
  3. Wederrechtelijkheid (W);
  4. Schuld (als verwijtbaarheid) (V).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Menselijke gedraging

A
  • Gedraging verricht door een mens, zowel natuurlijke personen als rechtspersonen (BV, stichting, gemeente)
  • Wanneer iemand door middel van een gedraging geheel of gedeeltelijk uitvoering geeft aan voornemens, zowel actief optreden als het nalaten om actief op te treden
  • Gedraging kan ook een toestand betreffen: in bezit hebben, aanwezig hebben
  • Gedraging is niet het enkele denken
    > De menselijke gedraging zal uiteindelijk tot uitdrukking moeten komen in de tenlastelegging
    = processtuk waarin staat beschreven welke gedraging de verdachte, volgens de officier van justitie, zou hebben verricht
    > Als het niet te bewijzen is dat de verdachte het feit heeft begaan, wordt hij vrijgesproken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wettelijke delictsomschrijving

A
  • Gedragingen zijn pas strafbaar als zij in de strafwet terug te vinden zijn = legaliteitsbeginsel (=eis van toegankelijke en voorzienbare wetgeving: lex certa, eis van geschreven recht: lex scripta, verbod van terugwerkende kracht)
  • De feitelijke gedraging moet een juridische duiding krijgen; als de menselijke gedraging niet beantwoordt aan de (algemene) bewoordingen van een delictsomschrijving, is strafbaarheid uitgesloten
    > Rechter vertaalt de algemene wet op de exacte situatie, want deze zal niet altijd precies zo in de wet staan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Kwalificatie

A

In iedere individuele strafzaak zal de rechter de bewezen verklaarde feitelijke gedraging uit de tenlastelegging juridisch moeten benoemen
> De rechter moet beslissen welk strafbaar feit het bewezenverklaarde volgens de wet oplevert > kan de rechter dit niet kwalificeren, zal hij de verdachte moeten ontslaan van alle rechtsvervolging wegens niet-kwalificeerbaarheid van het bewezenverklaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wederrechtelijkheid

A
  • Gedraging moet in strijd met de wet, en dus vallen in de wettelijke delictsomschrijving, en niet te rechtvaardigen zijn
  • Meestal al sprake van als aan de delictsomschrijving is voldaan, behalve als er sprake is van een rechtvaardigheidsgrond > ontslag van alle rechtsvervolging
    > HR Veearts: gedraging moet niet alleen vallen in wettelijke delictsomschrijving, maar ook niet te rechtvaardigen zijn.

-Rechtvaardigingsgronden: noodweer, wettelijk voorschrift en ambtelijk bevel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Schuld (als verwijtbaarheid)

A
  • Als iemand een reëel gedragsalternatief had - als iemand redelijkerwijs een andere optie had dan het overtreden van de wet - dan bestaat er verwijtbaarheid.
  • Is aanwezig door het vervullen van de delictsomschrijving, behalve als er sprake is van een schulduitsluitingsgrond > ontslag van alle rechtsvervolging
    > HR Melk- en waterarrest: persoon die het feit begaat moet uit vrije wil de delictsomschrijving, wederrechtelijk hebben vervuld.
  • Schulduitsluitingsgronden: ontoerekeningsvatbaarheid, noodweerexces, onbevoegd gegeven ambtelijk bevel, overmacht en (buitenwettelijke grond) de afwezigheid van alle schuld (AVAS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wetshistorische interpretatie

A

Om te kunnen bepalen wat de inhoud is van een wetsbepaling, wordt gekeken naar de totstandkomingsgeschiedenis van de bepaling in kwestie. Meestal wordt dan gekeken naar de Kamerstukken, zoals de memorie van toelichting bij een wetsvoorstel.

30
Q

Grammaticale interpretatie

A

Hierbij wordt de inhoud van de wet bepaald aan de hand van de taalkundige betekenis van de woorden in de desbetreffende bepaling. Ook wordt gelet op het zinsverband.

31
Q

Systematische interpretatie

A

Bij deze interpretatiemethode wordt de wet uitgelegd aan de hand van de systematiek van de wet.

32
Q

Teleologische interpretatie

A

Bij het bepalen van de inhoud van een wetsterm wordt gekeken naar het doel van de wet(gever).

33
Q

Elementen

A

Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid

34
Q

Bestanddelen

A

De onderdelen van de delictsomschrijving
> Vervulling van alle bestanddelen vereist voor strafbaarheid

35
Q

Om welke 3 redenen is het onderscheid tussen misdrijven en overtredingen van belang?

A
  • Procesrechtelijke reden: de indeling naar misdrijven en overtredingen bepaalt goeddeels welk soort rechter bevoegd is om kennis te nemen van een strafzaak (absolute competentie)
  • Materieelrechtelijk verschilpunt: poging tot overtreding en medeplichtigheid aan overtreding zijn niet strafbaar
  • Toepassing van dwangmiddelen: veel dwangmiddelen mogen pas worden toegepast in geval van verdenking van een misdrijf
36
Q

Verschil formele en materiële delicten

A

Formele delicten: een handeling, een specifiek omschreven activiteit (diefstal)

Materiële delicten: de wetgever heeft geen handeling strafbaar gesteld, maar het veroorzaken van een gevolg (doodslag, maakt niet uit hoe die persoon dood is gegaan)

37
Q

Commissiedelicten, ommissiedelicten en oneigenlijk omissiedelict

A

Commissiedelicten: Feiten die een actief handelen veronderstellen

Omissiedelicten: Feit wordt gepleegd door een nalaten

Oneigenlijk omissiedelict: Als het delict in de wet staat geformuleerd als een commissiedelict, terwijl het wordt gepleegd door een nalaten (moeder onthoudt baby de nodige zorg waardoor hij overlijdt)

38
Q

Bijzondere strafbepaling

A

delictsomschrijvingen die voortbouwen op andere delictsomschrijvingen
> Vaak heeft de delictsomschrijving een extra bestanddeel, die meestal strafverzwarend werkt

39
Q

Geprivilegieerd delict

A

als het extra bestanddeel strafverlichtend werkt

40
Q

Bij welk soort delicten is causaliteit vooral van belang?

A

Bij materiële delicten

41
Q

Conditio sine qua non

A

Indien bij het ontbreken van een schakel in de reeks der gebeurtenissen het gevolg zou zijn uitgebleven, deze schakel kennelijk onmisbaar is en derhalve als oorzaak aan te wijzen is.

42
Q

Causa-proximaleer

A

De veroorzakende factor die het dichts bij het gevolg ligt, in juridisch opzicht als oorzaak moet gelden.
> Kan problemen opleveren bij een wat langere reeks van gebeurtenissen en geeft niet de mogelijkheid om verder weg liggende, relevante factoren te betrekken in de causaliteit.

43
Q

Voorzienbaarheidsleer

A

De nadruk ligt op de handeling waarvan kan worden gezegd dat deze een gevolg heeft dat naar algemene ervaringsregels redelijkerwijs voorzienbaar was.
> Er ontstaan problemen als de omstandigheden van het geval zo liggen dat het toeval een nogal grote rol heeft gespeeld in het optreden van de gevolgen.

44
Q

Mensenrechten

A

Rechten die zo belangrijk worden gevonden dat de overheid garandeert dat zij op deze rechten onder normale omstandigheden geen inbreuk zal maken.
> Meesten vastgelegd in het EVRM of de Grondwet

45
Q

Verschil grondrechten en fundamentele rechten

A

Grondrechten: mensenrechten die in de Grondwet zijn opgenomen

Fundamentele rechten: overkoepelend begrip van mensenrechten en grondrechten

46
Q

Wat zijn de 4 voor Nederland belangrijke verdragen omtrent mensenrechten?

A
  • Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM);
  • Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR);
  • Europees Sociaal Handvest (ESH);
  • Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR).
47
Q

Interne werking

A

zonder dat daarvoor een nationale wet noodzakelijk is

48
Q

Monistisch stelsel

A

Verdragsrecht maakt deel uit van het Nederlands recht vanaf het moment dat het verdrag bekend is gemaakt. Moeten wel een ‘ieder verbindende bepalingen’ zijn
> = bepalingen die zonder actie door de nationale wetgever direct geschikt zijn om te worden toegepast door de rechter
> Mensenrechten zijn altijd ‘een ieder verbindend’

49
Q

Hebben mensenrechten een absolute werking?

A

Mensenrechten hebben geen absolute werking, niet iedere inbreuk op een mensenrecht levert een schending van dat recht op.

50
Q

EHRM

A

speciaal gerecht om handhaving van de in het EVRM opgenomen mensenrechten mogelijk te maken
> In Straatsburg
> Bestaat uit alle rechters uit alle bij het verdrag aangesloten staten

51
Q

Klachtrecht

A

EVRM kent klachtrecht toe aan zowel de bij het EVRM aangesloten staten als de burgers van die staten.
> Bij EHRM kan je klagen over de niet-naleving van het verdrag door andere staten
> Individueel klachtrecht: natuurlijke personen en organisaties kunnen klachten indienen tegen staten

52
Q

4 soorten colleges bij het EHRM

A
  • De alleensprekende rechters
  • Comités
  • Kamers
  • De Grote Kamer
53
Q

8 stappen klacht indienen bij het EHRM

A
  1. Binnenkomende klacht wordt onderzocht door de griffie van het EHRM.
  2. Wanneer tot conclusie komt dat deze klacht kansloos is, zal deze worden voorgelegd aan een alleensprekende rechter.
  3. Als de klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard, kan de rechter hierover beslissen. Als deze wel ontvankelijk wordt beoordeeld, gaat deze naar het Comité.
  4. Comité kan besluiten de klacht alsnog niet-ontvankelijk te verklaren, of wel ontvankelijk verklaren en daarbij in bepaalde gevallen meteen een arrest wijzen. Wanneer het Comité de zaak niet kan beoordelen, gaat hij naar de Kamer (klacht kan ook meteen worden voorgelegd aan een Kamer).
  5. De Kamer doet in veel gevallen een uitspraak over de inhoud van de klacht, de Kamer kan de klacht ook nog niet-ontvankelijk verklaren.
    - Alleen bij uitzondering wordt een zaak voorgelegd aan de Grote Kamer, hiervoor moet de Kamer een uitspraak hebben gedaan en als een van de partijen het niet met deze uitspraak eens is, wordt het verwezen naar de Grote Kamer.
  6. Dit verzoek wordt eerst beoordeeld door vijf rechters van de Grote Kamer. Zijn zij van oordeel dat de zaak aanleiding geeft tot een ‘ernstige vraag betreffende de interpretatie of toepassing van het Verdrag of de Protocollen daarbij, dan wel een ernstige kwestie van algemeen belang’, dan zal de voltallige Grote Kamer uitspraak doen in de zaak.
  7. Voor ontvankelijkheid moet worden voldaan aan de eisen die zijn opgenomen in de artikelen 34 en 35 EVRM. Zo moeten de nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput en moet de klacht zijn ingediend binnen zes maanden na de definitieve rechterlijke uitspraak waartegen de klacht is ingediend.
  8. Bij gegrondverklaring van de klacht wordt als einduitspraak vastgesteld dat een of meer artikelen van het EVRM zijn geschonden. Benadeelde kan de zaak nog naar de Hoge Raad brengen.
54
Q

Criminal charge

A

Wanneer een bepaalde gedraging tot het strafrecht van de aangeklaagde staat behoort.
> Twee factoren van belang: de aard van het feit en de soort sanctie waarmee een gedraging is bestraft.

55
Q

7 eisen recht op een eerlijk proces (fair trial)

A
  1. Behandeling binnen een redelijke termijn
  2. Het recht zichzelf niet te bezwaren
  3. Onafhankelijke en onpartijdige rechter
  4. Onschuldpresumptie
  5. Op de hoogte gebracht worden van de beschuldiging
  6. Verdediging en rechtsbijstand
  7. Ondervraging van getuigen
56
Q

Welke 4 factoren worden gehanteerd voor de bepaling van de redelijkheid van een termijn?

A
  • de ingewikkeldheid van de zaak;
  • het gedrag van de verdachte;
  • de houding van de justitiële autoriteiten;
  • de positie van de verdachte.
57
Q

Op welke 3 manieren kan de redelijke termijn een rol spelen?

A
  • Heeft de behandeling vanaf het ontstaan van de criminal charge tot aan de einduitspraak door de rechter binnen een redelijke termijn plaatsgevonden?
  • Is de totale vervolging in alle instanties afgewikkeld binnen een redelijke termijn?
  • Is de behandeling binnen een hogere rechterlijke instantie binnen de redelijke termijn geschied?
58
Q

Wat hanteert de Hoge Raad als algemeen uitgangspunt voor de redelijke termijn?

A

dat de einduitspraak in eerste aanleg binnen twee jaar na aanvang van de vervolging moet worden gedaan en in hoger beroep binnen twee jaar na de instelling van het hoger beroep. In de cassatieprocedure moeten de relevante stukken door het hof binnen acht maanden naar de Hoge Raad zijn gestuurd. Wordt de redelijke termijn overgeschreden, dan kan strafvermindering het gevolg zijn.

59
Q

Zwijgrecht

A

verklaringen van een verdachte mogen niet onder dwang worden verkregen.

60
Q

Onafhankelijke en onpartijdige rechter

A

De rechter moet onafhankelijk zijn ten opzichte van de partijen en ten opzichte van de uitvoerende macht. De rechter moet onpartijdig zijn, ofwel niet vooringenomen.

61
Q

Onschuldpresumptie

A

Verdachte mag pas worden aangemerkt als dader van het strafbare feit als volgens de daarvoor geldende regels is vastgesteld dat hij het feit heeft begaan.

62
Q

Op de hoogte gebracht worden van de beschuldiging

A

De verdachte heeft het recht geïnformeerd te worden over de reden van zijn arrestatie dan wel zijn vervolging (dit mag wel enkele uren duren).

63
Q

Verdediging en rechtsbijstand

A

De verdachte heeft het recht zich te verdedigen tegen de beschuldiging die tegen hem is ingebracht. Die verdediging moet effectief zijn, daarom heeft hij tevens het recht op rechtsbijstand. Rechtsbijstand moet zowel voor als tijdens het onderzoek op terechtzitting worden toegelaten.

> Verdachte heeft in ieder geval recht op consultatiebijstand: hij moet zich voorafgaand aan een verhoor kunnen onderhouden met zijn raadsman.

64
Q

Ondervraging van getuigen

A
  • Geen absoluut recht.
  • Om te kijken op welke manier kan worden bepaald of het niet hebben van een behoorlijke en effectieve ondervragingsgelegenheid een schending van het ondervragingsrecht is, kijk je naar drie aspecten:
    1. Het EHRM onderzoekt of een goede reden heeft bestaan voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. Zo ja;
    2. Het EHRM onderzoekt in welke mate de onmogelijkheid om de betrouwbaarheid van de getuige te onderzoeken, impact heeft gehad op de positie van de veroordeelde.
    3. De vraag of de betrouwbaarheid van de getuige op andere manieren dan een rechtstreekse ondervraging kon worden onderzocht, ofwel compensatie.
    4. Het EHRM beoordeelt aan de hand van de beoordeling van de drie vorige aspecten samen of de procedure als geheel eerlijk is geweest.
    Is een bewezenverklaring in beslissende mate gebaseerd op verklaringen van een getuige die niet door de verdediging kon worden ondervraagd, dan zal vaak een schending van het ondervragingsrecht worden vastgesteld.
65
Q

Welk criterium hanteert de Hoge Raad bij de vaststelling van privacyschending?

A

of iemand zich bevond in een situatie waarin hij onbevangen zichzelf wilde zijn. Het gaat er dus om of het duidelijk is dat iemand zonder inmenging van anderen zijn leven wilde leiden.

66
Q

De beperking van de uitoefening van het recht op privacy mag slechts plaatsvinden wanneer voldaan wordt aan drie vereisten:

A
  1. Wet (‘in accordance with the law’)
    - Er moet een wettelijke regeling bestaan die de inbreuk op het recht toestaat.
    - Het moet gaan om rechtsregels aan de hand waarvan kan worden voorzien op welke wijze de overheid in bepaalde situaties zal kunnen handelen. Die regels moeten bovendien toegankelijk zijn voor de burger, bijvoorbeeld doordat ze gepubliceerd zijn.
  2. Doel (‘legitimate aim’)
    - De inbreuk moet niet alleen op een wet zijn gebaseerd, maar ook moet die met een bepaald doel plaatsvinden (art. 8 EVRM).
  3. Noodzakelijkheid (‘necessary in a democratic society’)
    De inbreuk moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. De inbreuk moet in het concrete geval redelijk, toelaatbaar geacht worden (proportionaliteitseis).
67
Q

Of er sprake is van een beperkte of meer dan beperkte inbreuk op privacy wordt vastgesteld door een 5 punten na te gaan:

A
  • Intensiteit van de observatie;
  • Aard van het te verwachten resultaat;
  • Wijze van observatie (bijv. camera);
  • Duur van observatie;
  • Plaats van observatie.
68
Q

Res interpretata-werking:

A

De rechtspraak van het EHRM geeft aan op welke manier het EVRM moet worden uitgelegd en die uitleg moet door alle verdragsstaten in acht worden genomen.

69
Q

Beslissingsmodel voor de beantwoording van een rechtsvraag:

A

Stap 1: Wat is de rechtsvraag die moet worden beantwoord?
Stap 2: Welke rechtsregel moet worden gehanteerd bij de beantwoording van de rechtsvraag?
a) Wat kan uit de wetgeving worden afgeleid?
b) Wat kan uit de jurisprudentie worden afgeleid?
c) Wat kan uit verdragen worden afgeleid?
d) Zegt de literatuur iets dat voor de beantwoording van de rechtsvraag van belang kan zijn?
Stap 3: Hoe moet de gevonden rechtsregel worden toegepast op de feiten in de casus?

70
Q

Lex certa

A

eis van toegankelijke en voorzienbare wetgeving (te maken met legaliteitsbeginsel)

71
Q

Lex scripta

A

eis van geschreven recht, verbod van terugwerkende kracht

72
Q

Hoe zie je het onderscheid tussen misdrijf en overtreding?

A

Boek 2 Wetboek Sr: misdrijven
Boek 3: overtredingen