Week 4 Flashcards

1
Q

Rechtsdogmatiek

A

Vorm van rechtswetenschap waarbij er wordt gekeken naar klassieke rechtsbronnen. Ook wel juridische onderzoek in enge zin genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Interdisciplinaire rechtswetenschap

A

Vorm van rechtswetenschap waarbij er wordt gekeken naar de context om het rechtsprobleem beter te begrijpen. Ook wel juridisch onderzoek in ruime zin genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hermeneutiek

A

Interpreteren van (ongeschreven) bronnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Empirisch onderzoeken

A

De nadruk wordt hierbij gelegd op het waarnemen van de sociale werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Scholastieke methoden

A

Leerlingen maakten in klaslokalen aantekeningen in de kantlijn (glossen). Deze glossen waren het recht voor de rechtswetenschappers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Romeins recht

A

Bestudeerd door de herontdekking van het Corpus Juris Civilis . In deze tijd werden verschillende interpretatiemethodes ontwikkeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Juridische humanisme

A

Onder invloed van de antieke cultuur kreeg het rechtswetenschap het karakter van bronnenonderzoek en tekstkritiek naar voorbeeld van de filosofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verlichting

A

Godsdienstige benadering is geen recht meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Modernisme

A

Eenheid, zekerheid en orde staan centraal. Mensen gingen nadenken met hun eigen ratio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nationale rechtswetenschappen

A

Deze namen de plaats in van de Europese rechtswetenschappen. Nu verschilt het recht per land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Formalisme

A

Algemene begrippen van het recht dicteren de beslissingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Legisme

A

Stroming die in het belang van de wet in beginsel als enige en volledige rechtsbron erkent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Risicoaansprakelijkheid

A

is een vorm van aansprakelijkheid zonder dat iemand er zelf schuld aan heeft en zonder dat iemand iets valt te verwijten (bijv. wanneer een losse dakpan op de auto van de buren valt; maar ook ouders zijn risicoaansprakelijk voor de daden van hun kinderen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Schuldaansprakelijkheid

A

is een vorm van aansprakelijkheid waarbij iemand zelf schuld heeft en diegene iets valt te verwijten (bijv. het omstoten van
een antieke vaas).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Materiële schade

A

is direct in geld uit te drukken, bijvoorbeeld schade aan eigendommen, gederfde winst of kosten voor het ziekenhuis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Immateriële schade

A

is veroorzaakt door verdriet, pijn en het verlies aan levensvreugde, bijvoorbeeld wanneer je een bepaalde hobby niet meer kunt uitoefenen. Dit is lastig in geld te waarderen, waardoor dit naar billijkheid moet worden vastgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn voor de verdachte een aantal mogelijkheden om aan de aansprakelijkheidstelling te ontkomen?

A

bijvoorbeeld de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond of het relativiteitsvereiste (art. 6:163 BW), waarbij er geen verplichting tot schadevergoeding bestaat als de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden. Er moet dus enig verband zijn tussen de norm die is overtreden en de geleden schade.

18
Q

Bij een onrechtmatige daad wordt er vaak niet voldaan aan de zorgvuldigheidsnorm. waar gaat het dan om in meeste situaties?

A

gevaarzetting. Hierbij wordt een gevaarlijke situatie gecreëerd voor een ander zonder dat hiervoor voorzorgsmaatregelen zijn getroffen (zie Kelderluik-arrest).

19
Q

Terreinbeheerders hebben een bijzondere zorgplicht. leg dit uit.

A

De beheerder van een terrein is niet alleen aansprakelijk voor het eigen terrein, maar ook voor de gebeurtenissen buiten dit terrein die te maken hebben met de handelingen die zich op het terrein afspelen. Beheerders hebben een waarschuwingsplicht, maar zelfs dan moet er worden gekeken naar de wederzijdse verwachtingen van partijen (zie Jetblast-arrest).

20
Q

Voor ongelukken die binnen de huiselijke sfeer plaatsvinden, is de Hoge Raad vaak veel milder dan in andere situaties. waarom?

A

De Hoge Raad lijkt er hierbij van uit te gaan dat huis-, tuin- en keukenongelukjes vaak voorkomen en ontstaan in een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Zolang de gedraging die de schade veroorzaakt, kan worden gezien als een ‘gewone’ gedraging, wordt de handeling meestal
niet gezien als een onrechtmatige daad.

21
Q

handelingsbekwaamheid

A

is het vermogen om juridisch relevante handelingen met rechtsgevolgen te verrichten. De wet bepaalt dat er categorieën van natuurlijke personen zijn die bepaalde rechten niet zelfstandig kunnen uitoefenen (handelingsonbekwaam).

22
Q

Een geldige rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard. waar moet dus aan zijn voldaan?

A

wil en verklaring. Het kan voorkomen dat wil en verklaring niet met elkaar overeenkomen. Bij een overduidelijke fout krijgt de werkelijke wil voorrang, want het is voor de wederpartij ook direct te zien dat er een fout is gemaakt.

23
Q

Wanneer komt in het Nederlands recht een overeenkomst tot stand?

A

als er een wilsovereenstemming is tussen twee partijen, die blijkt uit aanbod en aanvaarding daarvan. De overeenkomst is vormvrij; er zijn geen formele eisen voor de totstandkoming en het doet er niet toe of deze mondeling of schriftelijk wordt gesloten (consensualisme). Overeenkomsten zorgen voor een verbintenis, waarbij partijen zich verbinden om een bepaalde prestatie te leveren en verplichtingen op zich te nemen.

24
Q

Wat is het onderscheid tussen een overeenkomst en een verbintenis?

A

dat het sluiten van de overeenkomst de handeling is en de verbintenis de toestand die in het leven wordt geroepen.

25
Q

Wanneer is een rechtshandeling/overeenkomst vernietigbaar?

A

wanneer wil en verklaring met elkaar overeenstemmen, maar de wil van één van de partijen niet op correcte wijze is gevormd; dit noemen we wilsgebreken.

26
Q

wat zijn vb van wilsgebreken?

A

Bijvoorbeeld bedreiging en misbruik van omstandigheden, waarbij iemand onder druk wordt gezet om een rechtshandeling te verrichten, en bedrog en dwaling.

27
Q

dwaling

A

Bij dwaling is er sprake van een onjuiste voorstelling van zaken. Deze onjuiste voorstelling moet zo essentieel zijn, dat zonder deze onjuiste voorstelling de overeenkomst niet was gesloten.

28
Q

Wat is het verschil tussen dwaling en bedrog

A

Het verschil tussen dwaling en bedrog is dat bij bedrog de wederpartij opzettelijk verkeerde informatie heeft gegeven of informatie heeft verzwegen.

29
Q

Om te bepalen tot welke verbintenissen contractspartijen verplicht zijn, is de inhoud van de overeenkomst de belangrijkste bron. De inhoud is aan een aantal randvoorwaarden verbonden. Welke zijn dit?

A
  • De overeenkomst mag niet in strijd zijn met de wet, openbare orde of goede zeden.
  • De redelijkheid en billijkheid kan zorgen voor het opvullen van een leemte in de overeenkomst, maar ook bij onduidelijkheid over de toepassing van een contractsbepaling kan het deze
    buiten toepassing laten.
30
Q

Wanneer er sprake is van wanprestatie moet de rechter nagaan of de gedaagde partij is tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenis. Waar heeft de partij recht op?

A

De partij heeft recht op ontbinding, waarbij de verplichtingen voor beide partijen komen te vervallen, en vaak ook op een schadevergoeding.

31
Q

Wat is de koppeling tussen de onrechtmatige daad, het kelderluik-arrest en andere arresten?

A

Dit arrest is te koppelen aan de zorgvuldigheidsnorm. In dit arrest zijn de vier Kelderluik-criteria tot stand gekomen. dit zijn de criteria voor de toetsing van de zorgvuldigheidsnorm. In het arrest Jetblast worden de criteria die tot stand zijn gekomen in het Kelderluik-arrest getoetst. Als laatst het Lindenbaum/Cohen-arrest, dit heeft ervoor gezorgd dat de zorgvuldigheidsnorm tot stand is gekomen.

32
Q

wat zijn de beginselen van de rechtsstaat

A
  1. Legaliteitsbeginsel.
  2. Trias politica.
  3. Grondrechten.
  4. Toegang tot een rechter.
33
Q

privaatrecht (civiel recht)

A

is gericht op de regeling van rechtsverhoudingen tussen burgers onderling.

34
Q

publiekrecht

A

is gericht op de verhouding tussen de burger en de overheid. Ook omvat dit rechtsgebied de verhouding tussen overheidsinstanties onderling.

35
Q

Waarom is er in het publiekrecht sprake van een verticale rechtsbetrekking

A

omdat de overheid handelt ten opzichte van de burger vanuit zijn gezagspositie

36
Q

Waarom is er in het privaatrecht sprake van een horizontale rechtsbetrekking

A

Omdat de rechtssubjecten gelijkwaardig zijn.

37
Q

De uitgangspunten van het strafrecht zijn als volgt. Namelijk?

A
  1. Waarborgen maatschappelijke waarden (instrumentaliteit).
  2. Rechtsbescherming verdachte tegen sterke staat (OM).
  3. Legaliteitsbeginsel (dit kan zowel in het strafrecht als in strafvordering).
38
Q

Een rechtssubject

A

is een drager van subjectieve rechten en plichten, oftewel iemand die een rechtspersoonlijkheid bezit.

39
Q

Juridisch gezien zijn er twee soorten rechtssubjecten. Namelijk?

A

natuurlijke personen (Boek 1 BW) en rechtspersonen (Boek 2 BW).

40
Q

wat zijn de drie soorten rechtspersonen?

A

publiekrechtelijke rechtspersonen (de staat, gemeente, etc.), kerkgenootschappen en privaatrechtelijke rechtspersonen (stichting, vereniging, bv, nv).