Week 4 Flashcards
Bestuurshandelen is niet onbegrensd.
> Bestuursorganen moeten voldoen aan vele publiekrechtelijke normen, bijv.:
- Algemene materiële en procedurele rechtsnormen.
- Bijzondere rechtsnormen,
voortvloeiend uit bijzondere formele en materiële wetten, beleidsregels en beschikkingen.
- Bijv. soms moet een bestuursorgaan gebruikmaken van zijn bevoegdheid en soms kan een bestuursorgaan dat doen.
Schema bevoegdheid, normconditie en beslissingsruimte
Bevoegdheid:
- Beslissingsruimte -> beleidsruimte:
· als aan het bestuursorgaan is overgelaten of het een bevoegdheid zal uitoefenen.
· vaak te herkennen als een ‘kan’-bepaling.
· rechter toetst terughoudend.
- Geen beslissingsruimte -> geen beleidsruimte:
· bestuursorgaan ‘moet’ gebruik maken van de bevoegdheid.
· ook wel ‘gebonden bevoegdheid’ genoemd.
· rechter toetst vol.
Normconditie:
- Beslissingsruimte -> beoordelingsruimte:
· de wetgever heeft expres een vaag begrip gebruikt.
· rechter toetst terughoudend.
- Geen beslissingsruimte -> geen beoordelingsruimte:
· (vaag) begrip zonder dat wetgever bedoelt dat bestuursorgaan dat zelf mag interpreteren.
· rechter toetst vol.
Onderscheid normconditie en bevoegdheid
- Bevoegdheid: kan of moet het college gebruik maken van zijn bevoegdheid?
- Normconditie: de toepassingsvoorwaarden; aan welke eisen moet worden gedaan om een verbod op te leggen?
Bevoegdheidstoepassing:
Beleidsruimte:
· Wanneer aan het bestuursorgaan is overgelaten of het een bevoegdheid zal uitoefenen.
· Vaak te herkennen aan het gebruik van het woord “kan” -> een “kan”-bepaling.
· Gaat gepaard met terughoudende toets door de bestuursrechter: kon het bestuursorgaan ‘in redelijkheid’ tot zijn besluit komen?
Als het bestuursorgaan de bevoegdheid moet gebruiken, is er geen beleidsruimte (=gebonden bevoegdheid).
> De indringendheid van de toetsing door de bestuursrechter is dan ‘vol’.
Normcondities:
· Normcondities: de voorwaarden die in een wettelijk voorschrift worden genoemd.
· Aan deze voorwaarden moet worden voldaan voordat bijvoorbeeld een vergunning kan worden verleend.
> Het zijn toepassingsvoorwaarden om van een bevoegdheid gebruik te kunnen maken.
Normcondities:
Beoordelingsruimte:
Met een vage norm beoogt de wetgever het bestuursorgaan ruimte te geven om te kiezen voor een bepaalde invulling van die norm.
> Het bestuursorgaan heeft dan beoordelingsruimte.
> Beoordelingsruimte wordt terughoudend getoetst.
Normcondities:
Geen beoordelingsruimte:
Als de wetgever niet heeft beoogd om het bestuursorgaan beoordelingsruimte te geven, is sprake van een objectief bedoelde wettelijke norm.
> Het bestuursorgaan heeft dan géén beoordelingsruimte.
> De rechter toetst dan ‘vol’ en bekijkt dus zelfstandig of aan de toepassingscondities is voldaan.
Terughoudend rechterlijke toets:
Heeft het bestuursorgaan in redelijkheid tot zijn besluit kunnen komen?
- Niet: Zou ik als rechter dit besluit ook zo genomen hebben?
Wel: Is het besluit goed gemotiveerd? Heeft het bestuursorgaan zijn beleid goed toegepast? Is de wet goed toegepast? Is er geen sprake van willekeur?
Volle rechterlijke toets:
- Rechter gaat precies na of het besluit rechtmatig is en kan zijn eigen oordeel voor het oordeel van het bestuursorgaan in de plaats stellen.
- Heeft het bestuursorgaan het rechtens juiste besluit genomen? Zo nee, in uiterste geval ‘zelf in de zaak voorzien’ (rechterlijke uitspraak treedt in plaats van besluit).
Uitspraak Aanlijngebod Bordeaux Dog (AAJ)
Het college kan een mijlkorfgebod opleggen -> voorbeeld van beleidsruimte.
Wanneer er sprake is van gedrag dat gevaarlijk of hinderlijk is -> vaag dus voorbeeld van beoordelingsruimte.
Er wordt in redelijkheid getoetst -> voorbeeld van terughoudende toets.
Bestuurshandelen is niet onbegrensd.
> Bestuursorganen moeten voldoen aan vele publiekrechtelijke normen, bijvoorbeeld:
· Bijzondere rechtsnormen:
Voortvloeiend uit bijzondere formele en materiële wetten, beleidsregels en beschikkingen.
· Algemene rechtsnormen: procedureel:
Doorzendplicht, geheimhouding, omgang met adviezen, hoorplicht, beslistermijnen, bekendmaking.
· Algemene rechtsnormen: materieel:
Fair play, verbod van vooringenomenheid, zorgvuldigheid, gelijkheid, vertrouwen, rechtszekerheid, motivering e.d.
Functies a.b.b.b. (algemene beginselen van behoorlijk bestuur):
- Voor de burger zijn het normen waarop hij zich in een rechtsgang kan beroepen.
- Bestuurlijke gedragsnormen: richtsnoeren voor het bestuur bij de uitoefening van bevoegdheden.
- Rechterlijke toetsingsnormen: bij strijd met een a.b.b.b. kan de rechter een besluit deels of geheel vernietigen.
A.b.b.b.’s zijn deels gecodificeerd in de Awb, maar deels ongeschreven rechtsnormen.
Welke 8 algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn er?
- Motiveringsbeginsel
- Zorgvuldigheidsbeginsel
- Rechtszekerheidsbeginsel
- Verbod van vooringenomenheid
- Specialiteitsbeginsel
- Evenredigheidsbeginsel
- Vertrouwensbeginsel
- Gelijkheidsbeginsel
Motiveringsbeginsel
Een burger zal wil willen weten om welke redenen een bepaald besluit genomen is. En besluit moet daarom worden gemotiveerd
-> een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering (art. 3:46 Awb).
Het vereiste van een draagkrachtige motivering:
a. De feiten moeten juist worden vastgesteld
b. De vastgestelde feiten moeten leiden tot het besluit
De motivering van een besluit moet niet alleen deugdelijk zijn, maar ook naar buiten toe blijken -> kenbare motivering (art. 3:47 Awb):
1. De motivering moet inzicht verschaffen in de gevolgde gedachtegang van het bestuursorgaan
2. De motivering moet voor de belanghebbende begrijpelijk zijn
Kenbare motivering:
○ De motivering moet bij de bekendmaking van het besluit worden vermeld.
○ Daarin hoort in ieder geval te staan op basis van welk wettelijk voorschrift het besluit is genomen.
○ De motivering van het besluit moet meer om het lijf hebben dan de enkele verwijzing naar een wettelijk voorschrift en naar beleid.
○ Het moet steeds duidelijk zijn van welke feiten het bestuur uitgaat en hoe het bestuur o.b.v. de wet en beleid tot conclusie komt.
○ Een motivering die uitsluitend bestaat uit het vermelden van een algemene beleidslijn is onvoldoende.
Zorgvuldigheidsbeginsel
· Art. 3:2 Awb:
“Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.”
· Kennisvergaringsplicht:
- Het bestuursorgaan heeft een onderzoeksplicht.
> Kan bijv. aan de benodigde informatie komen door te horen (art. 4:7 Awb).
· Informatieplicht:
- Als sprake is van een besluit op aanvraag, dan heeft de burger ook een informatieplicht.
> Art. 4:2 lid 2 Awb: “De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.”