Week 6 Flashcards

1
Q

Wat is rechtsvinding?

A

Het recht is er, doch moet het gevonden worden, in de vondst zit het nieuwe. De rechter kan proberen te achterhalen wat er wetgevend bedoeld is met deze woorden, en dit naleven. Hij kan ook de verklaring op zichzelf, los van de auteur, gebruiken en interpreteren zoals geïnterpreteerd zou kunnen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verschillende interpretatie methoden?

A
  • Grammaticaal: de taal.
  • Systematisch: in het licht van het hele recht.
  • Wetshistorische: in het licht van wat de wetgever bedoelde/waar het vandaan komt.
  • Teleologisch: recht interpreteren op de manier als het doel voor de samenleving.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De beslissing van een rechter is, samen met de sprong, altijd?

A

Irrationeel doch rationeel, uiterlijk gebonden doch ook innerlijk gebonden, intuitief doch intellectueel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Implicaties van de sprong?

A
  • Recht is niet een gesloten systeem maar geopend op de maatschappelijke werkelijkheid
  • Recht moet verwerkelijkt worden in concrete rechtsverhoudingen
  • Vanwege die sprong maakt de rechter altijd nieuw recht, voegt altijd iets toe dat wordt uitgedrukt in de context van het al bestaande recht.
  • Normativiteit van de beslissing kan nooit helemaal volledig onder het oog van de wet worden gebracht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly