Woordenlijst 5.2 Flashcards
1
Q
L’argent liquide
A
Contant geld
2
Q
Un bureau de change
A
Een wisselkantoor
3
Q
Une chambre double
A
Een kamer voor 2 personen
4
Q
Une chambre triple
A
Een kamer voor 3 personen
5
Q
Une entrée
A
Een ingang
6
Q
Un séjour
A
Een verblijf
7
Q
Un service de renseignements
A
Een inlichtingen dienst
8
Q
Dont
A
Waarvan,waarover
9
Q
Remplir
A
Invullen
10
Q
Afin de + inf
A
Om te + inf
11
Q
Avec vue sur
A
Met zicht op
12
Q
Un demi-pension
A
In half pension
13
Q
En pension complète
A
In vol pension
14
Q
Être le/la/les bienvenues
A
Welkom zijn
15
Q
Il est interdit de
A
Het is verboden te