woordenschat betekenis antoniemen Flashcards

1
Q

Collectief

A

Gemeenschappelijk, verbonden, verenigd. Groep samenwerkende personen, samenwerkingsverband.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Allochtoon

A

Persoon met migratieachtergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Integer

A

Persoon houdt vast aan normen en waarden, ook als deze van buitenaf onder druk staan. Is eerlijk en betrouwbaar en laat zich niet omkopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Corrupt

A

Bedorven; slecht, zedeloos, omkoopbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Reactionair

A

Strevend naar behoud of herstel van het oude

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Revolutionair

A

Radicaal anders, vernieuwend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Statisch

A

Onveranderlijk, niet geneigd tot verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Episch

A

Prachtig, gedenkwaardig, wonderbaarlijk, groots, tot de verhalende poëzie behorend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lyrisch

A

In verband staand met, wonderbaarlijk, emotioneel, wat bij de soort literatuur hoort waarin iemand zijn gevoelens weergeeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Inferieur, inferioriteit

A

Minderwaardig(heid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Prozaïsch

A

Niet verheven; = alledaags

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Poëtisch

A

Dichterlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Integraal

A

Voltallig, geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Fragmentair

A

Uit losse brokstukken bestaande, niet samenhangend, geen geheel vormend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Misantroop

A

Mensenhater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Filantroop

A

Menslievend, zorgen voor anderen

17
Q

Occasioneel

A

Bij gelegenheid, nu en dan, niet als regel

18
Q

Facultatief

A

Niet verplicht

19
Q

Progressief

A

Vooruitstrevend

20
Q

Regressief

A

Teruggaand, terugwerkend

21
Q

Nomadisch

A

Zonder vaste woonplaats rondzwervend

22
Q

Sedentair

A

Een vaste verblijf- of standplaats hebbend

23
Q

Puriteins

A

Streng godsdienstig

24
Q

Libertijns

A

Losbandig, zedeloos