Zegswijzen en uitdrukkingen i.v.m. mythologie Flashcards

1
Q

onheil boven iemands hoofd

A

zwaard van Damocles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een wanordelijke boel

A

augiasstal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanorde

A

chaos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kwetsbare plek

A

achillespees/hiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

schatrijk

A

zo rijk als Cresus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

weldoener

A

Maecenas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

heel strenge wetten

A

draconische wetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

onherroepelijk

A

van Meden en Perzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

heel sterk

A

zo sterk als Hercules

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wil, ruw, zonder einde

A

homerisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een onmogelijk uit te voeren werk

A

sisyfusarbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

alles kunnen zien

A

argusogen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

heel luide stem

A

stentorstem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

schijnoverwinning

A

pyrrusoverwinnning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geweldige schrik

A

panische schrik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

met volmaakte zelfbeheersing

A

stoicijns

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

kort en bondig antwoord, kalm, beheerst, zonder zich druk te maken over iets

A

laconiek antwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

betoverend gezang
onweerstaanbare aanlokkende aanbieding

A

sirenenzang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een heel helderziend persoon of een lastige bewaker

A

een argus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

reuzenarbeid

A

titanenarbeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

behoeftige arbeiders

A

proletariërs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de behoeftige klasse

A

proletariaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

nutteloze, nooit eindigende arbeid uitvoeren

A

het vat van de Danaïden vullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

een zegeteken

A

een trofee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

raadselachtige taal; wat in dubbelzinnige, duistere bewoordingen gezegd wordt

A

orakeltaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

een woest drinkgelag

A

een bacchanaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

aanvallende redevoering

A

een filippica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

barbaarse vernielers

A

vandalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

barbaarse vernielzucht

A

vandalisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

streng toezicht

A

de censuur (censureren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

een onbeperkt heerser

A

een dictator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

onbeperkte macht

A

dictatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

kwelling, die daarin bestaat dat men het middel om bevredigd te worden in zijn nabijheid ziet, zonder het te kunnen gebruiken

A

een tantaluskwelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

kloeke, krijgshaftige vrouw
dame die vlug en sierlijk paardrijdt

A

een amazone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

een doolhof

A

een labyrint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

van kwaad tot erger vervallen

A

van Scylla in Charybdis komen

37
Q

bovenmenselijke, harde, grootse strijd

A

homerische strijd

38
Q

zich vreselijke moeilijkheden op de hals halen; iets beginnen zonder de gevolgen te voorzien

A

het Trojaanse paard binnenhalen

39
Q

de oudste

A

de nestor van de groep

40
Q

een heel grote kracht

A

een herculische kracht

41
Q

middel om een moeilijk vraagstuk op te lossen
leidraad

A

de draad van Ariadne

42
Q

rustig slapen

A

in Morfeus’ armen liggen

43
Q

de beslissende stap zetten

A

de Rubicon oversteken

44
Q

een verstandig persoon, voortreffelijk, zeldzaam

A

een feniks

45
Q

als vrouw zich seksueel aangetrokken voelend tot vrouwen

A

lesbisch

46
Q

het vooruitstekend stukje in de keel van een man

A

adamsappel

47
Q

zeer groot

A

gigantisch

48
Q

stopwatch

A

chronometer

49
Q

mooie jongen

A

adonis

50
Q

de jongste en het troetelkind zijn in een gezin

A

de benjamin zijn

51
Q

plotselinge, algemene, hevige schrik veroorzaakt door een reëel of verondersteld gevaar en die leidt tot buitensporige pogingen om zich daaruit te bevrijden

A

paniek

52
Q

zwavelstokje

A

lucifer

53
Q

angst voor spinnen

A

arachnofobie

54
Q

dierenrechtetnorganisatie

A

Gaia

55
Q

het teweegbrengen van kunstmatige slaap door psychische middelen

A

hypnose

56
Q

krijghaftig

A

martiaal

57
Q

iemand treiteren of geniepig plagen

A

judassen

58
Q

product met pijnstillende en bedwelmende werking

A

morfine

59
Q

vijftig jaar geworden zijn

A

Abraham gezien hebben

60
Q

geslachtziekten

A

venerische ziekten

61
Q

vuurspuwende berg, ontstaan uit naar buiten geworpen lava

A

vulkaan

62
Q

Ieder vermaakt zich op zijn manier.

A

Elk diertje zijn plezier

63
Q

Slechtgehumeurd

A

De bokkenpruik ophebben

64
Q

Jonge mensen die voor niets lijken te deugen, worden als zijn volwassen zijn vaak heel flinke mensen

A

Snotterige veulens worden de gladste paarden

65
Q

Wie met slechte mensen omgaat, wordt zelf ook slecht

A

Wie bij de hond slaapt krijgt zijn vlooien

66
Q

Voor een gerucht is altijd wel enige reden

A

Men noemt geen koe bont of er zit wel een vlekje aan

67
Q

Van schreeuwers heeft men niets te duchten

A

Blaffende honden bijten niet

68
Q

Voor gek staan

A

Voor aap staan

69
Q

Mensen met grote begaafdheden leven vaak losbandig

A

Hoe groter geest, hoe groter beest

70
Q

Er wordt vaak met twee maten gemeten

A

De een mag een koe stelen, de ander mag nog niet in de stal kijken

71
Q

Niet al te fijnzinnig te werk gaan

A

Als een olifant in de porseleinkast

72
Q

Slechte ouders hebben slechte kinderen

A

Kwaad ei, kwaad kuiken

73
Q

Er is wel veel drukte maar weinig resultaat

A

Veel geblaat, maar weinig wol

74
Q

een giechelig pubermeisje

A

bakvis

75
Q

een pietje-precies of een muggenzifter

A

mierenneuker

76
Q

een bangerik

A

angsthaas / wezel / schijtluis

77
Q

een domoor

A

ezel / uilskuiken / kalf

78
Q

persoon die anderen nadoet, nabootst

A

na-aper / papegaai / copycat

79
Q

een mooie aantrekkelijke vrouw

A

keun / poes

80
Q

camerastandpunt van dicht bij de grond

A

kikvorsperspectief / kikkerperspectief

81
Q

camerastandpunt hoog boven het voorwerp

A

vogelperspectief

82
Q

de warmste tijd van het jaar in juli/augustus

A

hondsdagen

83
Q

omgekeerde witte driehoeken op het wegdek

A

haaientanden

84
Q

iemand die graag thuiszit

A

huismus

85
Q

rimpels in je ooghoeken

A

kraaienpoten

86
Q

een 1-aprilgrap

A

aprilvis

87
Q

eerste verliefdheid

A

kalverliefde

88
Q

iemand die graag op de voorgrond treedt

A

haantje-de-voorste

89
Q

een gevoelloos iemand

A

koele kikker