1 Flashcards

1
Q

Wat is het STOP-principe?

A

Een principe om te kiezen welk vervoerstype ik wanneer gebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is carpoolen?

A

Met een aantal mensen afspreken om samen naar het werk te rijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Als bestuurder moet je altijd kunnen stoppen voor een “te voorziene hindernis”. Duid in onderstaand lijstje aan welke hindernissen als “te voorzien” worden beschouwd.

A

Een overstekend hert op een plaats waar dit door het juiste bord (A27) is gesignaleerd ->Als een mogelijk gevaar gesignaleerd is (met een gevaarsbord of bv. een bord ‘school’ of ‘woonerf’) kan je gevaarlijke situaties verwachten. Wees dus extra voorzichtig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Je auto stoot een aantal gassen uit, zoals stikstofoxiden. Waarin veranderen stikstofoxiden onder invloed van zonlicht?

A

ozon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer mag je ook in meer files rijden als het druk is op de baan?

A

Op rijbanen verdeeld in rijstroken, waarboven verkeerslichten in de vorm van groen naar beneden gerichte pijlen hangen ->Normaal moet je altijd rechts rijden. Bij druk verkeer mag het verkeer ook in meerdere files doorgaan op rijbanen verdeeld in rijstroken waarboven een verkeerslicht met een groene naar beneden gerichte pijl is aangebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer mogen kinderen met een kinderfiets op het trottoir rijden?

A

Als ze jonger zijn dan 10 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Deze oranje lichten knipperen. Wat betekent dit?

A

Ik mag het licht voorzichting voorbijrijden. De normale voorrangsregels blijven van toepassing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Moet je voorrang verlenen aan de voetgangers die het doorlopend trottoir gebruiken?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Je remt en je auto begint te slingeren. Wat doe je?

A

Ik laat de rem zachtjes los en stuur tegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Je rijdt met een snelheid van 120 km per uur op ongeveer 50 meter achter de wagen voor je. Houd je zo voldoende afstand?

A

Nee, dat is niet voldoende.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de reactietijd?

A

De tijd tussen het zien van het gevaar en het indrukken van het rempedaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Je moet plots flink remmen. Wat doe je?

A

Ik rem eerst en ontkoppel bij een lage snelheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Je wil op de autosnelweg je voorligger inhalen. Moet je je richtingaanwijzers gebruiken?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer moet je je richtingsaanwijzers gebruiken?

A

Telkens als je van richting verandert, inhaalt of een manoeuvre uitvoert waarbij een zijdelingse verplaatsing noodzakelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een geparkeerd voertuig?

A

Dit is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- of uitstappen of voor het laden of lossen, ongeacht of de bestuurder aanwezig is of niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mag je naast de geparkeerde auto’s stilstaan om een passagier te laten uitstappen?

A

Neen, Je mag nooit in dubbele file stilstaan of parkeren op een rijbaan, anders hinder je de andere weggebruikers.

17
Q

Buiten een bebouwde kom zie je een oranje voorrangsbord B9. Zegt dit bord je iets over stilstaan of parkeren?

A

Ja, het zegt dat ik niet mag stilstaan of parkeren op de rijbaan.

18
Q

In welke situatie mag je de grootlichten niet aansteken?

A

Je nadert een tegenligger.

19
Q

Wat gebeurt er als een ademanalyse een uitslag geeft van 0,35 mg of meer alcohol per liter uitgeademde lucht?

A

De bestuurder krijgt zes uur rijverbod en is voor zes uur het rijbewijs kwijt.

20
Q

Wanneer moet je de gevarendriehoek zetten?

A

Als ik stilsta met autopech op een plaats waar ik niet mag stilstaan of parkeren en ik mijn auto niet onmiddellijk kan verplaatsen.

21
Q

Je sleept een defect voertuig weg met een hulpkoppeling. Je rijdt op een openbare weg verdeeld in vier rijstroken met twee rijstroken in elke rijrichting. Wat is je maximum toegelaten snelheid?

A

25km/uur

22
Q

Je kan je rempedaal te gemakkelijk indrukken. Hoe komt dat?

A

Er zit lucht of water in de remleiding.

23
Q

Waar is watergladheid of aquaplaning vooral aan te wijten?

A

Versleten banden

24
Q

Welke documenten moet je bij een controle altijd kunnen tonen?

A

Inschrijvingsbewijs, gelijkvormigheidsattest en verzekeringsbewijs

25
Q

Je blijft voorbij dit verkeersbord aan een snelheid van 70 km/u rijden. Welke boete moet je betalen?

A

€150

26
Q

Je steekt nog snel een overweg over terwijl de rode knipperlichten al branden en het geluidssignaal klinkt. Welke overtreding bega je?

A

Een overtreding van de vierde graad