1 Flashcards

1
Q

Noem 3 toepassingen van stamcellen

A

het maken van modellen
orgaanfunctie herstellen
organen en weefsels herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn 3 functies van stamcellen?

A

regeneratie
defrentiatie
zelforganisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar vind je stamcellen?

A
  • Bloed
  • Haar
  • Maag
  • Lever
  • Darmen
  • Subventriculaire regio van de hersenen
  • Seminiferous tubulus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een omnipotente/totipotente stamcel?

A

het kan alle embryonale en extraembryonale weefsels worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een pluripotente stamcel?

A

het kan alle embryonale weefsels worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een multipotente stamcel?

A

adulte stamcel; kan nog maar een paar type weefsels worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uit welke stamcellen wordt bloed gevormd?

A

hemapoetische stamcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

uit welke stamcellen wordt het centraal zenuwstelsel gevormd?

A

neurale stamcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke soorten weefsels worden gevormd uit mesenchymale stamcellen?

A

bindweefsel, vet en bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een ander woord voor een gedifferentieerde cel?

A

unipotent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe komen wetenschappers aan stamcellen?

A

door overgebleven stamcellen van in vitrofertilisatie
deze worden ingevroren op dag 5 en mogen worden doorgekweekt tot 14 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebreurt er met een embryo op dag 14?

A

gastrulatie; er ontstaat een kop en een staart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt gevormd uit het ectoderm?

A

huid en zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat wordt gevormd uit het endoderm?

A

het gastrointestinale stelsel en de meeste interne organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat ontstaat uit het mesoderm?

A

botten en spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurd er als een embryo 1-8 cellen groot is?

A

klievingsdelingen; de cellen worden kleiner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is redendantie?

A

meerdere genen hebben dezelfde functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe vindt gastrulatie plaats?

A

WNT signalen door extra embryonaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat gebeurd er met epigenetische modificaties bij de voortplanting?

A

die worden gewist in de meiose en in het proces van een bevruchte eicel tot een embryo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn toepassingen van organoids?

A

je kan behandelingen testen of onderzoek doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn induced pluripotent stemcells?

A

cellen die door overexpressie van transcriptiefactoren zijn teruggebracht tot stamcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarvoor is crisper-cas?

A

voor genetische manipulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een voordeel van IPS boven embryonale stamcellen?

A
  • Minder bezwaren tegen ips dan tegen embryonale stamcellen
  • Je kan testen met ips van de patient zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

met welke factoren worden IPS gemaakt?

A

MYC, OCT4, SOX2, KLF4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

hoe worden de factoren ingebracht bij een IPS?

A

mRNA / episomal komen niet in DNA
lent / sendai virussen wel (daarom zijn deze minder geschikt voor de klinische praktijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is lastig bij ips?

A

DNA mutaties worden niet gereset
inactieve X-chromosomen gaan aan
stamcellen zijn kanker verwekkend
het is duur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is een village in a dish?

A

cellen van heel veel mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is de functie van WNT in de darm?

A

het in stand houden van stamcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat zijn epitheliale organoiden?

A

organoiden die uit 1 cellaag bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

wat zijn multi tissue organoids?

A

meerdere lagen van 1 orgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is een multi organ organoid?

A

een organoid van meerdere organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waaruit worden MSCs geïsoleerd?

A

vooral uit bot bij een heupprothese, uit een beenmergpunctie of uit vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat bepaalt de differentiatie van MSC’s?

A

het type stamcellen en het soort matrix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is de functie van MSCs?

A
  • Immuunregulatie en modulatie
  • Overlevingssignalen naar hematopoetische stamcellen
  • Stimuleren angiogenese
  • Fibrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn toepassingen van MSCs?

A
  • Weefsel herstel
  • immunomodulatie (bij beenmerg transplantatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat doet heat inactivated MSC?

A

Heat inactivated MSC lijkt dezelfde immuun reactie op te leveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat zijn functies van de nier?

A
  • Filtratie
  • Urine productie
  • Bloeddruk regulatie
  • Epo productie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is het voordeel van immuunmodulatie door MSCs bij transplantatie?

A
  • Voorkomen acute afstoting
  • Genezen acute afstoting
  • Verminderen van ischemie en reperfusie schade
  • Genezen fibrose en inflamatie
  • Verminderen immuunsupresiva
  • Hogere overleving
  • Deze effecten zijn door immuun modulatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Waar moet je op letten bij MSCs bij transplantatie?

A

HLA type mag niet het zelfde zijn als het orgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is het voordeel van bioengineerd organen?

A

geen immuun supressiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is de functie van de pancreas?

A
  • Exocrien; digestive enzymes
  • Endocrien; hormonen (insuline en glucagon)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Welke diabetes typen?

A

Type 1 vooral bij jonge mensen (10%, autoimmuun, absoluut tekort)
Type 2 bij oude mensen (90%, relatief tekort)
Er zijn ook tussenvormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe werkt de insuline concentratie?

A

50% is variabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat zijn nadelen van insuline spuiten?

A
  • Vertraging
  • Hypo bij teveel insuline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Waar kunnen geisoleerde eilandjes van langerhands (uit de pancreas) worden geinjecteerd?

A

in de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Hoe worden betacellen geisoleerd uit betacellen?

A

door colagase (duurt lang maar optijd stoppen met digestie)

47
Q

Wat zijn indicaties voor eilandjes van langerhands transplantatie?

A
  • Na nier transplantatie
  • Herhaaldelijk hypoglycemie (hypoglycimia unawareness)
  • Complicaties
  • Geen pancreas transplantatie mogelijk
48
Q

Waarbij autologe betacel transplantatie?

A

bij inflamatie van de pancreas

49
Q

Wat is het voordeel van betacellen inbrengen via een semipermeabel doosje

A

een imuunreactie en verspreiding van maligne cellen voorkomen

50
Q

Wat is de functie van ECM?

A
  • Embryonale ontwikkeling
  • Weefsel homeostase
  • Regeneratie na schade
51
Q

Wat is de definitie van gedecellularizeerd weefsel?

A
  • Geen cellen of celkernen zichtbaar
  • <2% en <50 ng DNA
  • DNA niet langer dan 300 baseparen
52
Q

Hoe word weefsel gedecelularizeerd?

A

vries/dooi cycli
perfusie met detergens (triton x-100)
perfusie met DNAse

53
Q

Wat is een voordeel van dierlijk transplantatie materiaal?

A

makkelijk om aan (gestandariseerd) weefsel te komen

54
Q

Wat zijn nadelen van dierlijk transplantatie materiaal?

A
  • potentieel immunogeen
  • transmissie pathogenen
  • anatomische verschillen
  • ethische bezwaren
55
Q

Wat is het voordeel van het kweken van cellen in ECM?

A

cellen gaan naar de ECM waar ze thuishoren (homing)
hierin groeien ze beter

56
Q

Wat is het nadeel van primaire cellen voor recellularisatie?

A

het opofferen van gezond weefsel

57
Q

Wat zijn nadelen van cellijnen voor recellularisatie?

A

vaak ongeremde celdeling
verminderde activiteit of tumor cellen

58
Q

Wat zijn nadelen van het gebruik van stamcellen bij recellularisatie?

A

celdeling
differentiatie
bron?

59
Q

Wat is naast het celtype een probleem bij recellularisatie?

A

schaalvergroting

60
Q

Wat is een probleem bij het vinden van geschikte donoren?

A

slechte kwaliteit van organen

61
Q

Wat is nodig om een orgaan te laten groeien?

A

groeifactoren
cellen
ECM

62
Q

Welke cellen kunnen een galweg herstellen?

A

Cellen uit;
- Gal
- Galweg
- Of lever

63
Q

op welke manieren wordt bot gevormd?

A

direct
indirect (vanuit kraakbeen)

64
Q

Welke cellen in het bot?

A
  • Osteoblasten, botvorming
  • Osteocyten, sensoren
  • Osteoclasten, bot resorptie
  • Stamcellen, cel resevoir
65
Q

Welke soorten bot?

A

corticaal aan de buitenkant
trabeculair/sponsachtig aan de binnenkant

66
Q

Wat zijn nadelen van autologe botgrafts?

A

donorplaats morbiditeit
vorm niet perfect
grote operatie

67
Q

Wat is een veelgebruikte groeifactor voor bot?

A

BMP2

68
Q

Wat zijn nadelen van protheses

A

levensduur is beperkt

69
Q

Wat is een nadeel van chondrocyt implantatie?

A

bot op bot contact

70
Q

waarom botten in vivo laten calcificeren?

A

door slechte vascularisatie buiten het lichaam ontsatat necrose

71
Q

Welke soorten kraakbeen zijn er?

A

hyalien kraakbeen
fibrocartilage
elastisch kraakbeen

72
Q

Waaruit bestaat hyalien kraakbeen?

A

collageen 2

73
Q

Waaruit bestaat fibrocartilage?

A

collageen 1

74
Q

Waaruit bestaat elastisch kraakbeen?

A

elastine

75
Q

Wat is het verschilt tussen fibrocartilage en hyalien kraakbeen?

A

fibrocartilage is harder

76
Q

Waaruit is kraakbeen opgebouwd?

A
  • Matrix (collageen en proteoglycanen)
  • Chondrocytes (<5% volume, om matrix te handhaven)
  • Geen bloedvaten (hierdoor regenereert het niet uit zichzelf)
  • Geen zenuwen
  • Water (70-80% water)
77
Q

Wat zijn de functies van kraakbeen?

A

stevingheid
schok absorbtie
wrijving verminderen

78
Q

Waar is de extracellulaire matrix uit opgebouwd?

A

collageen (70%) en proteoglycanen (30%)

79
Q

Wat doen proteoglycanen?

A

schokabsorbtie, houdt water vast

80
Q

hoe werkt klasieke chirurgie voor kraakbeen reparatie (osteochondral mosaicplasty) ?

A

stukjes bot worden in het gat gestopt

81
Q

hoe werkt microfracture surgery?

A

er worden gaatjes in het bot gemaakt en er worden mesenchymale stamcellen op gedaan

82
Q

Wat is een nadeel van microfracture surgery?

A

het lijkt op fibrocartilage

83
Q

Hoe werkt autologe chondrocyt implantatie?

A

kraakbeen van de patient wordt onder een bot flap in het gat gestopt

84
Q

Wat is het nadeel van autologe chondrocyt implantatie?

A

dedifferentiatie, meer collageen 1 (fibrocartilage)

85
Q

Waar moet je op letten bij het recelularizeren van kraakbeen?

A

dat de cellen alleen door de dense matrix kunnen als elastine wordt verwijderd

86
Q

Wat is allogeen?

A

materiaal van een ander mens

87
Q

Wat is xenogeen?

A

van een andere soort

88
Q

Wat is syngeen?

A

van een eeneiige tweeling

89
Q

Wat is hemofilie?

A

een x gebonden stollingsziekte

90
Q

Welk soort hemofilie komt het meest vaak voor?

A

A

91
Q

Wat is hemofilie a?

A

tekort aan stollingsfactor VIII

92
Q

Wat is hemofilie B?

A

tekort aan stollingsfactor IX

93
Q

Wat is ernstige hemofilie?

A

minder dan 1% activiteit

94
Q

Wat is matig ernstige hemofilie?

A

1-5% activiteit

95
Q

Wat is milde hemofilie?

A

5-40% activiteit

96
Q

Wat gaat fout bij hemofilie?

A

Secundaire hemostase, vorming van trombine
> vaak gewrichts en spierbloedingen

97
Q

Wat is de standaard behandeling voor hemofilie?

A

stollingsfactor inspuiten

98
Q

Wat is een nieuwe behandeling voor hemofilie?

A

gentherapie

99
Q

Waarom AAV-8 voor gentherapie van hemofilie?

A

het gaat naar de lever

100
Q

Waarom kon gentherapie niet voor stollingsfactor XIII?

A

omdat dat gen te groot was

101
Q

Waar worden stollingsfactoren normaal aangemaakt ?

A

in de long

102
Q

3 soorten hersencellen

A

neuronen
oligodendrocyten
astrocyten

103
Q

Waar zijn adulte stamcellen in de hersenen?

A

subventriculair in het reukgebied
hypocampus

104
Q

wat gebeurd er bij depressie met de aanmaak van neuronen?

A

die neemt af

105
Q

Wat betekent quiescent?

A

het wordt moeilijk een stamcel te stimuleren tot delen

106
Q

Hoe worden de hersenen gevormd?

A

van binnen naar buiten

107
Q

Wat zijn voordelen van muizen bij het bestuderen van de hersenen?

A

gedrag bestuderen
Ook niet neurale celtypen
Structurele hersenafwijkingen goed te bestuderen
Muismoddellen om causaal verband mutaties te bewijzen

108
Q

Wat is een nadeel van het gebruik van muismodellen bij het bestuderen van de hersenen?

A

Cortex van de mens is veel groter
mens maakt veel langer stamcellen en neuronen aan

109
Q

Wat zijn oplossingen voor slechte transplantatie levers?

A

reperfusie (opladen) en regeneratie van bvb galwegen en inflamatie

110
Q

nadelen van celkweken

A
  • Vaak één celtype
  • Gebrek aan 3D structuur
  • Cellen ondergaan vaak dedifferentiatie waarmee ze niet meer op de oorspronkelijke cel lijken
  • Beperkte controle over de omgevingsfactoren (environmental cues) zoals shear stress, druk gradiënten
111
Q

nadelen van dierproeven

A
  • Dierproeven zijn kostbaar / OOC zijn per stuk vele malen goedkoper
  • Dierproeven zijn complex / OOC zijn eenvoudiger te gebruiken
  • Ethische overwegingen van dierproeven: minder ethische overwegingen voor commerciële cellen, hoewel dit anders is wanneer patiënten materiaal wordt gebruikt, dan is zeker toestemming nodig.
  • Lage aantallen dierproeven haalbaar / heel veel OOC tegelijk te bestuderen
  • Lage temporele resolutie (1 dier per tijdstip) / OOC zijn real-time te bestuderen met de juiste infrastructuur
  • Vertaling van gezonde jonge dieren naar oude zieke mensen lastig/ in OOC kun je kiezen welke cellen je gebruikt en onder welke omstandigheden
112
Q

Nadelen van organoiden

A

niet echt physiologisch
geen vascularisatie en immuunsysteem

113
Q
A