1,6,8 unite 4 Flashcards
(60 cards)
1
Q
de uitdaging
A
le defi
2
Q
de hoogte
A
la hauteur
3
Q
de kick
A
les sensations fortes
4
Q
bang zijn
A
avoir peur
5
Q
glijden
A
glisser
6
Q
het gevaar
A
le danger
7
Q
gevaarlijk
A
dangereux, dangereuse
8
Q
de val
A
la chute
9
Q
de teleurstelling
A
la deception
10
Q
de attractie
A
l’ attraction
11
Q
je angst overwinnen
A
surmonter la peur
12
Q
het evenwicht
A
l’ equilibre
13
Q
uitzonderlijjk
A
exceptionnel
14
Q
de veiligheid
A
la securite
15
Q
vliegen
A
voler
16
Q
springen
A
sauter
17
Q
de sprong
A
le saut
18
Q
snel
A
vite
19
Q
langzaam
A
lentement
20
Q
klimmen
A
grimper
21
Q
opruimen
A
ranger
22
Q
de spullen
A
les affaires
23
Q
hoogtevrees hebben
A
avoir le vertige
24
Q
de glijbaan
A
le toboggan
25
denken
penser
26
zelfs
meme
27
belachelijk
ridicule
28
de richting
le sens
29
je zult zien
tu verras
30
ongelijk hebben
avoir tort
31
levend
vivant
32
trillen
trembler
33
slaan
battre
34
gelijk hebben
avoir raison
35
vinden
trouver
36
inderdaad
effectivement
37
waarderen
apprecier
38
ik ben uitgeput
je suis creve
39
ik kan niet meer
je n´en peux plus
40
vermoeiend
fatigant
41
de reden
la raison
42
de moeilijkheid
la difficulte
43
oplossen
resoudre
44
de spin
l´araignee
45
op een dag
un jour
46
richting gevoel hebben
avoir le sens de l´orientation
47
vechten
lutter
48
willekeurig
au hasard
49
verdwalen
se perdre
50
terugvinden
retrouver
51
de weg
le chemin
52
aanraden
conseiller
53
de vooruitgang
le progres
54
dat werkt
ca marche
55
kunnen
etre capable de
56
de faalangst
la peur de l´echec
57
hetzelfde
pareil
58
de moeite, inspanning
l´effort
59
de volgende dag
le lendemain
60
sterkte
bon courage
