1-8.2 Flashcards
(73 cards)
1
Q
Afstamming
A
Ancestry
2
Q
Oorsprong
A
Origin
3
Q
Onder ; tussen
A
Among(st)
4
Q
Vergroten
A
To enhance
5
Q
Huiveren, rillen
A
To shiver
6
Q
Afstammeling
A
Descendant
8
Q
Voorouder
A
Ancestor
9
Q
Grootbrengen
A
To rear / to raise
10
Q
Voorouderlijk
A
Ancestral
11
Q
Het nageslacht
A
Posterity
12
Q
Mank
A
Lame
13
Q
Gelaatskleur
A
Complexion
14
Q
Wezenloos
A
Blank
15
Q
Bijzonder
A
Singular
16
Q
Afstammelingen
A
Offspring
17
Q
Kracht : energie
A
Vigour
18
Q
Grijpen
A
To seize
19
Q
Zachtjes aanstoten
A
To nudge
20
Q
Gelaatstrekken
A
Features
21
Q
Dutten
A
To doze
22
Q
Zich vastklemmen
A
To cling, clung, clung
23
Q
Knaap
A
Lad
23
Q
Staren
A
Ta gaze
25
Q
Sterk ; energiek
A
Vigorous
26
Beven
To tremble
27
Werpen
To cast, cast, cast
28
Bukken
To stoop
29
Strelen
To caress /to stroke
30
Knikken
To nod
30
Rukken
To jerk
33
Snakken
To gasp
34
Ontwijken
To dodge
35
Wankelen
To stagger
35
Vaspakken
To clutch
36
Hoewel
(Al)though
37
Zoeken ; tasten
To fumble
38
Even kijken
To glance
39
Ruk
Jerk
39
Zich bewegen
To stir
39
Gooien ; smijten
To fling, flung, flung
41
Verminken
To maim
42
Hijgen
To pant
43
Vanwege
On account of
44
Wenken
To beckon
45
Ondoorgrondelijk
Inscrutable
46
Tasten ; zoeken
To grope
47
Fatsoen
Propriety
48
Grinniken
To chuckle
49
Onderdrukken
Suppress
50
Gewoon
Ordinary
51
Controleren
Monitor
52
Verstijfd
Numb
53
Onderzoeken
To examine
54
Kwaadaardig
Malignant
54
Invalide
Disabled
55
Handicap
Disability
56
Verlichten, verzachten
To relieve
57
Ervoor zorgen
To ensure
58
Hulp
Relief
60
Bacterie
Germ
61
Voorbehoedmiddel
Contraceptive
62
Gebrekkig
Defective
64
Waardevol bezit
Asset
65
Spreekkamer
Surgery
66
Uitvoeren
To perform
67
Toedienen
To administer
68
Voorschrijven
To prescribe
69
Tevoorschijn komen
To issue
70
Recept
Prescription
71
Vaststellen
To ascertain
72
Verlichten
To soothe / to alleviate
73
Huisarts
General practitioner (G.P)
73
Arts
Physician