1 - cellen en weefsels Flashcards
(35 cards)
wat is de kleinste zelfstandigste eenheid van een levende organismen die alle levensrichtingen bezit
de cel
wat is de cel?
de cel is de kleinste zelfstandigste eenheid van een levende organismen
wat is de bouw van de cel van buiten naar binnen
celmembraan -> cellichaam -> celkern
wat zijn alle levensrichtingen
groei, beweging en voorplanting
zeg iets over de celmembraan
- voort de celwand
- semi-permeabel
- voedingsstoffen en zuurstof opnemen en afvalstoffen afgeven
- cel bestaat uit eiwitten of lipiden
zeg iets over de cellichaam
- uit cytoplasma = 70% water, voedingsstoffen en zuurstof.
- hoe ouder, hoe dikker cytoplasma -> trage uitwisseling
- in cytoplasma centraallichaampjes = speelt rol bij celdeling
zeg iets over de celkern opbouw
- uit kernplasma = 70% water, voedingsstoffen en zuurstof.
- regelt alle levensprocessen in cel
- wand van kern -> kernmembraan= in kernmembraan zit kernplasma / nucleoplasma
- cytoplasma + kernplasma = protoplasma
zeg iets over de celkern en DNA
in celkern -> chromatine, uit chromatinekorrels / eiwitkorrels.
chromatine -> celkern delen, chromatinekorrels vormen draden - chromosomen -> chromosomen uit DNA -> op DNA genen.
46 chromosomen.
functies van de cel
animale levensrichtingen =
- prikkelbaarheid en prikkelverwerking
- beweging
vegetatieve levensrichtingen
- groei
- stofwisseling
- voorplanting
zeg iets over celdeling
- huidcel 28 dagen, rode bloedcel 120 dagen
- directe celdeling = celkern en cellichaam delen gelijkertijd (bacteriën)
Indirecte celdeling = kern eerste verdubbeling of vermindering en daarna cellichaam
- mitose = gewone verdubbeling/kopie
- meiose = geslachtscellen, halvering 46->23
bevruchting en ontwikkeling bevruchte eicel
in eileiders 23 zaadcel + 23 eicel = 46 chromosomen. 22 paren erfelijke functies, 23e geslacht. vrouwen 2X en Annen 1 X en Y. Y=jongen
na bevruchting eicel celen -> moerbeistadium. 3 kiembladen
- endoderm: binnenste. bloedvaten en luchtwegen
- mesoderm: middelste. bindweefsel en skelet
ectoderm: buitenste. opperhuid, nagels en zenuwstelsel.
wat is een weefsel
groep cellen met dezelfde vorm, functie, celtussenstof en celafkomst
wat is een orgaan
vershillende weefsels
noe de verschillende weefsels op en de functie ervan
- epitheelweefsel = dekweefsel beschermt lichaam en klierweefsel scheidt stoffen af
- zenuwweefsel = signalen doorgeven en verwerken
- spierweefsel = bewegingen
- steunweefsel = steun en stevigheid (bind,-been en kraakbeenweefsel)
zeg iets over de epitheelweefsel en uit hoeveel lagen de epitheelweefsel bestaat
- epitheelcellen
- weinig tot geen tussenstof, cellen liggen dicht tegen elkaar.
- klieren zijn opgebouwd uit epitheelweefsel
- eenlagig epitheel = een laag cellen. endotheel -> binnenbekleding bloedvaten
- meerlagigi epitheel -> meerdere lagen cellen -> opperhuid
vorm van de epitheelcellen
- Plaveiselepitheel – platte cellen:: eenlagig; binnenkant bloed- & lymfevaten, hart en binnenzijde wanden luchtpijptakjesmeerlagig; meerlagig :: slokdarm en opperhuid
- Kubisch epitheel – vierkante cellen: : eenlagig; eierstokken & nierkanaaltjesmeerlagig. :: meerlagig: opperhuid
- Cilindrisch epitheel; hoge cellen :: eenlagig; slijmvlies darmen, maag en opperhuid –trilhaarepitheel – stoffen verplaatsen – luchtwegen, eileiders etc. (buis van Eustachius; neusholte en trommelruimte oor)
functie van de epitheelweefsel
Bedekkend – beschermt lichaam van buitenaf
Afscheidend – klierweefsel (scheidt stoffen in of buiten het lichaam af)- eencellige klieren; neusslijmvliezen-
meercellige klieren; kunnen we indelen naar wijze van afscheiden vorm functie
functie epitheelweefsel - afscheidend - wijze van afscheiden
-Exocriene klieren – met een afvoerbuis::
3 soorten:
- eccriene klieren; scheiden stoffen af, waarbij de cel zelf behouden blijft (speekselklieren en kleine zweetklieren)
- apocriene klieren; scheiden stoffen af, waarbij een deel van de cel afgescheiden wordt (melkklieren, oorsmeerklieren, grote zweetklieren)
- holocriene klieren; scheiden stoffen af, waarbij de hele cel verloren gaat (talgklier)
- Endocriene klieren - hormoonklieren
- Geen afvoerbuis en geven afscheiding af aan het bloed
- Borst- en buikholte, schedel en de hals
- Endo-exocriene klieren
- Scheiden een hormoon af en hebben een afscheiding via een afvoerbuis
- Geslachtsklieren en alvleesklier
functie epitheelweefsel - afscheiden - vorm van de meercellige klieren
- Buisvormige klieren – zweetklieren
- Trosvormige klieren – talgklieren, melkklieren, speekselklieren
- Gemengde klieren – buis- en trosvormig - oorspeekselklier
functie epitheelweefsel - afscheiding - meercellige klieren naar functie
- Secretie ; Nuttige stoffen afscheidensecretie: speeksel, talg - incretie: hormonen
- Excretie; Afvalstoffen afscheiden(zweet)
- Incretie; nuttige stoffen direct afscheiden aan het bloed (hoormoonklieren!)
functie van de zenuwweefsel
regelt de lichaamsfuncties
- animale zenuwstelsel -> willekeurig, spierbewegingen
- autonome / vegetatieve zenuwstelsel, onwillekeurig, hartslag.
ligging zenuwstelsel
- centrale -> hersenen en ruggenmerg
- perifere -> hersenzenuwen, ruggenmergzenuwen en vertakkingen
bouw van een zenuwweefsel
zenuwweefsel uit zenuwcellen/neuronen.
-zenuwcel -> uit een zenuwcellichaam met een kern en uitlopers/neurofibrillen
zeg iets over de neurofibrillen
- neurieten/axonen -> lange uitlopers, geleiden prikkel van het zenuwcellichaam AF
- Omgeven door myeline(schede) (mergschede) = vetachtige stof met isolerende werking
- In verbinding spiervezel. neuriet prikkelt spiervezel = samentrekken, klier = afscheiden.
- dendrieten -> korte uitlopers en geleiden prikkels naar het zenuwlichaam TOE
- zenuwcel bestaat uit meerdere dendrieten en 1 neuriet.