1 Flumen - Basiswoorden Flashcards
(33 cards)
1
Q
flumen, flumina
A
rivier
2
Q
rex, reges
A
koning
3
Q
servus
A
slaaf
4
Q
vocare
A
roepen, noemen
5
Q
venire
A
komen
6
Q
infans, infantes
A
baby
7
Q
audire
A
horen
8
Q
corbis, corbes
A
mandje
9
Q
videre
A
zien
10
Q
puer, pueri
A
jongen
11
Q
iacere
A
liggen
12
Q
clamare
A
schreeuwen
13
Q
et
A
en, ook
14
Q
lacrimare
A
huilen
15
Q
necare
A
doden
16
Q
iubere
A
bevelen
17
Q
timere
A
vrezen, bang zijn voor
18
Q
ideo
A
daarom
19
Q
mandatum
A
opdracht
20
Q
non
A
niet
21
Q
recusare
A
Weigeren
22
Q
tamen
A
toch
23
Q
tollere
A
optillen
24
Q
ad + acc
A
naar, tot, bij
25
portare
dragen
26
in + acc
in, naar
27
ponere
plaatsen
28
locus
plaats
29
ubi
waar
30
aqua
water
31
inter
tussen, tijdens
32
arbor, arbores
boom
33
Ibi
daar