1. Globalisering Flashcards

(65 cards)

1
Q

Afwenteling in ruimte en tijd

A

Afwenteling in de tijd betekent dat we de kosten van de milieuschade in grote mate afschuiven op toekomstige generaties.

Afwenteling in de ruimte betekent dat vervuilende activiteiten verplaatst worden naar regio’s met een zwakke milieuwetgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Amerikanisering

A

Het overnemen van Amerikaanse cultuurelementen door andere culturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Analfabetisme

A

Het niet kunnen lezen en/of schrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Arbeidsmigratie

A

In een ander land gaan wonen met het doel daar te gaan werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

BBP (bruto binnenlands product)

A

De totale toegevoegde waarde (opbrengst min kosten) van goederen en diensten die de inwoners van een land in een jaar produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

BBP per hoofd

A

Het bbp gedeeld door het aantal inwoners van een land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beroepsbevolking

A

Het deel van de bevolking boven een bepaalde leeftijd (in de meeste landen 15 jaar) dat werkt of beschikbaar is voor werk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bevolkingsdichtheid

A

Het aantal inwoners van een land of gebied per vierkante kilometer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bevolkingsgroei

A

De toe- of afname van de bevolking door de natuurlijke bevolkingsgroei (geboorte min sterfte) en het migratiesaldo (immigratie min emigratie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bevolkingsspreiding

A

De verdeling van de inwoners over een land of gebied, ofwel de verschillen in bevolkingsdichtheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

BNP (bruto nationaal product)

A

De totale toegevoegde waarde (opbrengst min kosten) van goederen en diensten die mensen van één nationaliteit in een jaar produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

BNP per hoofd

A

Het bnp gedeeld door het aantal mensen van de bijbehorende nationaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

BRP (bruto regionaal product)

A

De totale toegevoegde waarde (opbrengst min kosten) van de goederen en diensten die in een bepaald gebied in een jaar worden geproduceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

BRP per hoofd

A

Het brp gedeeld door het aantal inwoners van een gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Centrum

A

In het wereldsysteem de landen met de hoogste welvaart en de meeste macht. Er is veel kennis en kapitaal aanwezig en de economie is vooral gericht op dienstverlening en hoogwaardige industrieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Culturele diffusie

A

Het overbrengen van cultuurelementen, zoals muziek, eetgewoonten, taalgebruik en normen en waarden, van de ene op de andere cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Culturele globalisering

A

Het proces waarin culturen elkaar wereldwijd beïnvloeden en op elkaar gaan lijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Culturele identiteit

A

De cultuurkenmerken die uniek zijn voor een groep mensen, waardoor die groep zich onderscheidt van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Cultuurgebied

A

Een gebied waarbinnen de meerderheid van de bevolking een aantal belangrijke culturele kenmerken, zoals taal en godsdienst, met elkaar deelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De-industrialisatie

A

Het afnemen of verdwijnen van industriële activiteiten in een regio of land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Dekolonisatie

A

De ontwikkeling van koloniën naar zelfbestuur en onafhankelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Demografisch transitiemodel

A

Model dat de overgang laat zien van een situatie met hoge geboorte- en sterftecijfers naar een situatie met lage geboorte- en sterftecijfers, in vijf fasen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Demografische druk

A

Verhouding tussen de niet-werkende leeftijdsgroepen (0-20 jaar en 65-plussers) en de werkende leeftijdsgroep (20-65 jaar).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Economische globalisering

A

Het proces van toenemende mondiale economische interactie en integratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Exploitatiekolonie
Kolonie waar de nadruk lag op exploitatie van grondstoffen en landbouwproducten.
26
Global shift
De verschuiving van economische activiteiten en zwaartepunten over de wereld, met name richting het (zuid)oosten van Azië.
27
Globalisering
Het proces waarbij steeds meer samenhang ontstaat tussen landen, bedrijven en mensen over de hele wereld.
28
Godsdienst
Levensbeschouwing die uitgaat van het bestaan van één of meer goden.
29
Handelsbelemmering
Een belemmering voor vrijhandel in de vorm van belastingtarieven of regels die aangeven hoeveel van een bepaald product in een land mag worden ingevoerd.
30
Human Development Index (HDI)
Zie: VN-ontwikkelingsindex.
31
Imperialisme
Het proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld willen uitbreiden door gebieden te veroveren en te beheersen.
32
Industrialisatie
Het sterk uitbreiden van industriële activiteiten in een regio of land.
33
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Technologie om informatie op te slaan, te verwerken en uit te wisselen.
34
Inkomen (per hoofd)
Het geld dat een land (per persoon) verdient door winst, salaris, rente enzovoort.
35
Internationale arbeidsverdeling
Wereldwijde specialisatie van taken waarbij landen datgene produceren waar ze goed in zijn.
36
Kolonialisme
Het onder koloniaal gezag brengen van grote delen van Afrika, Amerika en Azië door (vooral) Europese staten.
37
Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je voor een bepaald bedrag kunt kopen.
38
Leeftijdsopbouw
De samenstelling van de bevolking naar leeftijd.
39
Lingua franca
De internationaal gemeenschappelijke taal.
40
Migratienetwerk
Netwerk van migranten, meestal bestaand uit familieleden en bekenden, die contact met elkaar onderhouden en elkaar helpen bij de migratie.
41
Milieukosten
Geld dat nodig is om milieuschade als gevolg van economische activiteiten te herstellen of te voorkomen.
42
Mondiale netwerken
Wereldomvattende netwerken op economisch, politiek of sociaal gebied.
43
Multinationale onderneming (mno)
Groot internationaal bedrijf dat in verschillende landen bedrijfsonderdelen heeft.
44
Offshoring
De ruimtelijke verplaatsing van bedrijven of bedrijfsonderdelen naar andere landen met een aantrekkelijker vestigingsklimaat.
45
Periferie
In het wereldsysteem de arme landen met een zwak ontwikkelde economie, die vooral grondstoffen leveren.
46
Productieketen
Alle stappen van een productieproces die nodig zijn om van een grondstof een eindproduct te maken.
47
Pullfactoren
Redenen om naar een gebied toe te gaan.
48
Pushfactoren
Redenen om uit een gebied te vertrekken.
49
Regionale ongelijkheid
(Economische) verschillen tussen regio's binnen een land.
50
Reshoring
Proces waarbij onderdelen van de productieketen worden teruggehaald naar het land van oorsprong.
51
Ruilvoet
De verhouding tussen de prijzen van de exportproducten en de prijzen van de importproducten.
52
Samenstelling van de beroepsbevolking
De manier waarop de beroepsbevolking is verdeeld over de economische sectoren.
53
Selectieve migratie
Migratie waarbij er een oververtegenwoordiging is van bepaalde groepen.
54
Semiperiferie
In het wereldsysteem de landen die qua kenmerken tussen het centrum en de periferie in zitten.
55
Sociale ongelijkheid
Grote verschillen in welvaart en ontwikkelingskansen tussen verschillende groepen van de bevolking.
56
Taal
De gesproken en/of geschreven wijze van communicatie tussen groepen mensen.
57
Tijd-ruimtecompressie
Het verschijnsel dat in de wereld de afstanden in tijd, geld en moeite steeds korter worden.
58
Transporttechnologie
Technologieën in de transportsector, die als doel hebben om goederen zo efficiënt mogelijk te vervoeren.
59
Verstedelijking
Toename van het percentage van de bevolking dat in een stad woont.
60
Vestigingskolonie
Kolonie die diende als vestigingsgebied voor Europeanen.
61
VN-ontwikkelingsindex / Human Development Index (HDI)
Samengestelde indicator die de ontwikkeling van landen meet op basis van onderwijs, levensverwachting en inkomen per hoofd.
62
Vrijhandel
Handel waarbij landen geen invoerbeperkingen opleggen en bedrijven niet bevoordelen door subsidies.
63
Wereldstad
Stad die een mondiaal beslissingscentrum is op economisch, politiek en cultureel gebied.
64
Wereldsysteem
Economische wereldorde, waarbij de wereld in te delen is in centrum, periferie en semiperiferie.
65
World Trade Organization (WTO) / Wereldhandelsorganisatie
Organisatie van 164 landen die als doel heeft de vrijhandel te bevorderen en handelsconflicten op te lossen.