1 Realtionships Flashcards
(40 cards)
1
Q
encounter
A
ontmoeting
2
Q
stepfather
A
stiefvader
3
Q
to cuddle
A
knuffelen
4
Q
trible
A
stam
5
Q
minor
A
miderjarige
6
Q
youth
A
jongeren, jongeman
7
Q
adolescent
A
tiener, puber
7
Q
elderly
A
bejaarden
8
Q
ancestor
A
voorouder
9
Q
guardian
A
voogd
10
Q
to raise
A
opvoeden, grootbrengen
11
Q
to bring up
A
opvoeden, grootbrengen
12
Q
to celebrate
A
vieren
13
Q
participlant
A
deelnemer
14
Q
tenant
A
huurder
15
Q
to date
A
verkering hebben
16
Q
to do steady
A
verkering hebben
17
Q
to collaborate
A
samenwerken
18
Q
humanity
A
mensheid
19
Q
martial problems
A
huweljksprolemen
20
Q
to split up
A
uimaken, uit elkaar gaan
21
Q
cemetery
A
begraafplaats
22
Q
bachelor
A
vrijgezel
23
Q
single
A
aleenstaand
24
to accoompany
begeleiden
25
associate
realtie
26
to look after
passen op, zorgen voor
27
gap
kloof
28
row
ruzie
29
to maintian
onderhouden
30
affection
liefde, genegeheid
31
faithful
trouw
32
to age
ouder worden
33
to resemble
lijken op
34
infant
klein kind ( onder de 7 jaar)
35
acquaintance
kennis
36
widow
weduwe
37
coffin
doodkist
38
funeral
begrafenis
39
orphan
wees