1 Spieren en pezen: skeletspieren Flashcards
(38 cards)
Wat vormt samen het neuromusculaire systeem?
Skeletspieren en zenuwvoorziening
Wat is de functionele eenheid van het neuromusculaire systeem?
Motorisch eenheid: motorisch neuron ventrale hoorn ruggenmerg, bijbehorende axon dat eindigt in motorische eindplaten en geïnnerveerde spiervezels
Wat voor overgang vormen de motorische eindplaten?
Overgang van zenuw naar spiervezel waar overdracth ACh plaatsvindt
Uit wat voor spierweefsel bestaan skeletspieren?
Dwarsgestreept spierweefsel
Opbouw skeletspieren
Groot aantal speirvezels (= spiercellen), omgeven door uit twee lagen bestaande sacrolemma (celmembraan + tweede laag (= polysachariden en dunne collagene vezels)).
Binnen sacrolemma: myoplasma = bestaat vnl uit longitudinaal verlopende myofibrillen en sarcoplasma.
Spiervezels zijn meerkernig, celkernen liggen dicht tegen sacrolemma aan.
Waardoor ontstaat dwarsstreping van dwarsgestreept spierweefsel?
De dwarsstreping ontstaat door de afwisselend aanwezige isotrope (I-banden, dunne actine, troponine en tropomyosine bevattende filamenten) en anisotrope (A-banden, dikke myosine bevattende filamenten) substantie in de myofibrillen.
Wat is het endomysium?
Een weinig losmazig bindweefsel om elke spiervezel, waarin zeer veel capillairen voorkomen
Wat is het perimysium internum?
Een aantal spiervezels is verenigd tot een primaire bundel, waaromheen wat meer bindweefsel ligt, het perimysium internum. Verschillende primaire bundels vormen secundaire en deze weer tertiaire bundels. Samen vormen deze de spier, omgeven door perimysium externum ook wel epimysium.
Wat bevindt zich in het interstitium?
Elastische en collagene vezels, bloed- en lymfevaten, zenuwen en vetweefsel
Skeletspieren bestaan zowel uit zogeheten rode vezels als witte vezels. Wat zijn dit voor vezels?
Rood = type I = langzaam. Wit = type II = snel
Postmortale veranderingen
rigor mortis, contractietoestand, die de spieren doet verstijven en gewrichten immobiliseert, treedt 1-6 uur na de dood op, na 24-48 uur maximum en neemt daarna weer af.
Het hart komt het eerst in rigor, gevolgd door het diafragma, de hals- en kopmusculatuur, rompmusculatuur en de spieren van de voorste en achterste extremiteiten. Ze verdwijnt in dezelfde volgorde. De rigor treedt sneller op naarmate de spieractiviteit van het dier voor de dood groter was, bijvoorbeeld opgejaagd wild, verdronken dieren, tetanus en strychninevergiftiging. De rigor is gering of afwezig bij cachectische en chronisch verzwakte dieren en bij spierdegeneratie.
Aangeboren aandoeningen: congenitale hyperplasie (dikbil) bij het rund
Vo: erfelijke spierafwijking; Charloais, Piemontese, Belgische witblauwe, verbeterd roodbont vleesras, soms schaap
Ve: sterke toename van aantal spiervezels per spier in bepaalde spiergroepen (rund: lenden, dij, schouder en romp; schaap: lendenmusculatuur)
N.B.: keizersnede vaak noodzakelijk.
N.B.: verhoogde incidentie arthrogryposis, spastische parese en andere congenitale aandoeningen gerapporteerd.
Aangeboren aandoeningen: myofibrillaire hypoplasie (splay leg) varken
Vo: vanaf geboorte. Puppies en kittens: 2-3 wk tijd dat ze beginnen te lopen.
Ve: onvermogen om te staan/lopen. Extremiteiten zij- of voorwaarts gespreid.
door: tekort aan myofibrillen, waardoor spieren ledematen (vooral achterhand) onvoldoende ontwikkeld zijn. Multi-factorieële pathogenese (vroeggeboorte, eiwitondervoeding zeug einde dracht)
Pr: spontaan herstel binnen week, mits geen sec. complicaties (trauma verhongering etc.)
Aangeboren aandoeningen: congenitale contracturen (scoliose, torticollis, steltvoet en artrogrypose)
Vo: Congenitale contractietoestanden: Gaan gepaard met fixatie van gewrichten in een abnormale buig- of strekstand of abnormale lichaamshoudingen.
Buigcontracturen komen vaker voor dan strekcontracturen. Ev gepaard met spier- of gewrichtsafwijkingen.
Scoliose: zijwaartse verkromming van wervelkolom
Torticollis: scheve hals door contractuur halsspieren
Steltvoet (rund, paard, schaap, varken, hond): te steile beenstand veroorzaakt door storingen in de groei en ontwikkeling van spieren, pezen, banden. Ontstaat door te korte diepe buig- en steunpees –> erfelijkheid
Aangeboren aandoeningen: congenitale contracturen –> artrogrypose
Vo: congenitaal; vnl kalveren;
Ve: deformiteit van ledematen tgv multipele gewrichtsstijfheid, een gebogen stand van de ledematen en spierhypoplasie.
Kalveren: verkromming achterbenen (alleen kogel) of voorbenen (carpus en kogel)
Ontstaan secundaire huidlaesies, gewrichtsontsteking en mogelijk sepsis door voortbewegen op voorvlakte ondervoeten of carpus.
Th: immobilisatie in gestrekte stand, vaak na tenotomie
Pr: afh van graad van verkrommig.
Aangeboren aandoeningen: spastische parese bij het rund
Definitie: aangeboren progressieve spastische kreupelheid van één of beide achterbenen van het rund.
Vo: erfelijkheid belangrijke rol; overal en alle rassen; 2-9 mnd, soms later, beide geslachten
Ve: tonische kramptoestnd, steeds m. gastrocnemius bij betrokken is, vaak opp. buiger en soms andere spieren. Hyperactiviteit van strekreflex –> karakteristieke strekking hak.
Steile stand in sprong of been spastisch naar achteren, klauw nauwelijks op grond. Spastische toestand geleidelijke toename, Vnl goed te zien bij opstaan dier.
Th: chirurgisch (partiële of totale neurectomie n. tibialis)
Pr: foktechnisch maatregelen
Aangeboren aandoeningen: Kramperigheid bij paard
Paard: De: verschijnselen waarbij paard alleen één van beide achterbenen of afwisselend beide achterbenen trillend optilt en enigszins in geabduceerde stand veel te hoog optrekt. BLijft even hoog en dan weer neergezet. Duidelijker bij achteruit lopen paard.
Th: onbekend.
Pr: ongunstig (= progressief)
Aandoeningen: Kramperigheid bij rund
Vo: aangeboren neurologische aandoening bij oudere melkkoeien
Ve: korte episoden met tremoren van één of beide achterpoten, vaak kort na overeind komen. Verschijnselen verergeren
Aandoeningen: Hanentred bij paard
De: één of beide achterbenen tijdens voortbeweging snel opgetrokken en sterk gebogen worden; plotseling of geleidelijk.
Symptomatisch en idiopatische vorm.
Symptomatisch tgv pijnlijke/irriterende aandoeninn aan been. Th: wegnemen primaire oorzaak.
Idiopatisch: neurogeen probleem; tenectomie van pees m. extensor digitorum lateralis, sympathicusblokkade in lendengebied en toediening vit B of phenotaïne, resultaten echter onvoorspelbaar
Spiertrauma
Vo: door trauma van buitenaf, door plotselinge heftige contractie spier waarbij partiële/totale spierruptuur; stomp trauma; hond: excessieve belasting –> spiertrauma adductoren en broekspieren achterpoot
Ve: open wond –> ernstige bloedingen; gesloten –> hematomen; functiestoornissen; algemene verschijnselen (koorts, shock, etc)
Di: klinische verschijnselen; AO; beeldvorming (echo, röntgen, MRI)
Th: afh van aard, uitgebreidheid en lokalisatie van verwonding
Spierneoplasieën
Zeer zeldzaam. Rabdomyomen en rabdomyosarcomen (dwarsgestreept spierweefsel)
Mypathieën algemeen
= spierziekte of spieraandoening; meestal gepaard met degeneratie of necrose.
Spiervezeldegeneratie: regressieve spierverandering, meestal tgv primaire afw celmembraan of primaire uitputting energiereserves in de spiervezel. Sterke stijging intracellulair [Ca} –> hypercontractie en coagulatie van contractiele spiereiwitten. = irreversibel en segmentaal in spiervezel = segmentale necrose.
Microscopie: gezwollen, structuurloze, hyaliene, hypereosinofiele vezels die uiteenvallen in brokken. Spierkernen pyknotisch of weg. Fagocytose door macrofagen. Of verkalking. Soms regeneratie spiervezels. Maar meestal alleen secundaire ontstekingsreactie op in endomysium –> endomysiale fibrosis.
Macroscopie: acute fase = lichter van kleur, droog dof vochtig. Fibrosering: bleker en steviger.
Indeling myopathieën
Metabool, nutritioneel, toxisch, erfelijk, immunologisch
Metabole myopathieën
Maandag ziekte en ‘tying up’ bij het paard; porcine stress syndrome bij varken