1. Wat is filosofie? Flashcards

1
Q

Verhouding met wetenschap in oudheid

A

Geen principieel onderscheid tussen filosofie en wetenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verhouding met wetenschap in middeleeuwen

A

Filosofie in samenhang met theologie: gelijkwaardig, ondergeschikt of geheel verschillend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verhouding met wetenschap in moderne tijd (vanaf 1600)

A

Filosofie als theoretische grondslag waarop verdere wetenschappelijke kennis berustte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verhouding met wetenschap tegenwoordig

A

Filosofie als:

  1. allesomvattende synthese
  2. zingeving
  3. analytische begripsverheldering
  4. onderzoek naar gehanteerde vooronderstellingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Praktische filosofie kan zich richten op

A
  1. individueel handelen
  2. maatschappelijke structuren en processen
  3. analyse politieke ideeën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Existentialisme

A
  • levensfilosofie
  • individueel handelen mens centraal
  • vrij om eigen bestaan te ontwerpen
  • bevrijden van sociale conventies
  • cultuurkritisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Frankfurter Schule

A
  • tegen onderdrukking
  • aandacht voor sociaal-economische structuren
  • filosofie en wetenschap zijn nooit waardevrij
  • maatschappij accepteren of kritisch in onderzoek betrekken.
    Marxisme, antisemitisme, verhouding kunst/maatschappij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Postmodernisme

A
  • werkelijkheid ongrijpbaar en veranderlijk

- definitieve waarheid is niet vast te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Filosofische hermeneutiek

A

Interpretatie van teksten, is het mogelijk om teksten uit het verleden correct te interpreteren?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Lezen is denken met andermans hoofd

A

Schopenhauer, filosofische hermeneutiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Epistemologie

A

Kentheorie

  • Wat is waarheid
  • Wat is kennis
  • Volgens welke maatstaven is kennis geldig of waar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Empiristen

A

Kentheorie
Sensualisten: kennis gaat terug op zintuigen
- versus rationalisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rationalisten

A

Kentheorie
Verstand brengt ware kennis voort
-versus empiristen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wetenschapsleer

A

Onderzoekt:
- totstandkoming wetenschappelijke kennis
- invloed van historische omstandigheden op wetenschapsbeoefening.
Karl Popper, Thomas Kuhn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ontologie

A

Metafysica, onderzoekt:

  • aard van de werkelijkheid
  • wat is het ‘zijn’
  • wat is tijd
  • is er een God
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Materialisten ontologie

A

De hele werkelijkheid moet verklaard worden uit eigenschappen van de materie.

17
Q

Idealisten ontologie

A

Het bewustzijn is geestelijk van aard en structuur en is niet te reduceren tot onderliggende materiële eigenschappen.

18
Q

Bijzondere metafysica

A

Vragen over:

  • bestaan van God
  • onsterfelijkheid van de ziel
  • is de mens vrij of gedetermineerd
19
Q

Ethiek

A

Moraalfilosofie

- wat is goed, juist en rechtvaardig handelen

20
Q

Teleologische ethiek

A

Gericht op doel en resultaten handeling (bijv. Utilisme)

21
Q

Utilisme

A

Handelen moet in dienst staan van het streven naar het grootste nut voor de grootste groep mensen.

22
Q

Deontologische ethiek

A

Het gaat om handeling op zich, onafhankelijk van wat deze oplevert.

  • nadruk op morele regels waar iedereen zich onder alle omstandigheden aan moet houden.
  • plichtethiek: verplicht karakter
23
Q

Meta-ethiek

A

Kunnen morele regels een universele geldigheid hebben of zijn ze altijd cultureel bepaald?

24
Q

Is-Ought problem

A

Ethiek

Worden normen gerechtvaardigd doordat de meeste mensen zich eraan houden?

25
Q

Liberalen

A

Ethiek

Individueel handelen als uitgangspunt.

26
Q

Communitaristen

A

Ethiek

Gemeenschap als kader waarbinnen ethische oordelen uitgesproken worden.

27
Q

Logica

A

Wat zijn de formele principes waaraan een geldige redenering moet voldoen?

28
Q

Taalfilosofie

A

Is gewone omgangstaal bruikbaar voor filosofie?

29
Q

Analytische filosofie

A

Wetenschappelijke technieken voor het oplossen van filosofische problemen. Omgangstaal niet bruikbaar.

30
Q

Ordinary Language-filosofen

A

Analytische filosofie maar omgangstaal wel bruikbaar voor oplossen filosofische problemen, mits ontdaan van bijbetekenissen en metaforen.

31
Q

Linguistic turn

A

Sinds begin 20ste eeuw veel aandacht voor taal binnen filosofie

32
Q

Sociale en politieke filosofie

A
  • Hoe komt maatschappelijk ordening tot stand?
  • Handelen mensen uit eigenbelang of worden ze geleid door verwachtingen vd maatschappij?
  • Is het mogelijk om objectieve kennis van maatschappelijke kwesties te verwerven?
33
Q

Filosofische antropologie

A
  • Wat is de mens?
  • Wat is de verhouding tussen lichaam en geest?
  • Plato en Descartes: geest bestaat onafhankelijk vh lichaam.
34
Q

Philosophy of mind

A

Denken over de menselijke geest

35
Q

Neurofilosofie

A

Snijvlak filosofie en neurowetenschappen

36
Q

Esthetica

A
  • Waarop is beleving schoonheid gebaseerd?

- Wat is de aard vd wisselwerking tussen kunst en cultuur?

37
Q

Cultuurfilosofie

A
  • Wat is cultuur, bestaan er universele waarden?
  • Hoe kunnen culturen worden bestudeerd?
  • Invloed massamedia, onderwijs, techniek