1000 Flashcards
(154 cards)
1
Q
blij
A
happy
2
Q
leerling
A
scholar
3
Q
boer
A
farmer
4
Q
kapper
A
hairdressed
5
Q
boekhouder
A
accountant
6
Q
verkoper
A
seller
7
Q
vertegenwoordiger
A
representative
8
Q
Toch
A
However
9
Q
Verschilende
A
Different
10
Q
Bladzijdes
A
Pages
11
Q
Omgeving
A
Surroundings
12
Q
teveel
A
too much
13
Q
inhoud
A
content
14
Q
even
A
a bit
15
Q
zeker
A
sure
16
Q
begrepen
A
understood
17
Q
hardloopwedstrijd
A
running race
18
Q
verkeer
A
traffic
19
Q
mogelijk
A
possible
20
Q
weinig
A
little
21
Q
last
A
burden/trouble
22
Q
wedstrijd
A
contest/match
23
Q
ongeveer
A
about
24
Q
doen mee
A
take part
25
Als u daar zin in heeft
if you like it
26
zin
sense
27
veilig
safe
28
aantal
number
29
weg te halen
remove
30
daarna
afterwards
31
wegslepen
towed
32
bieden
offer
33
overlast
disturbance
34
medewerking
cooperation
35
oproepen
call
36
uitnodig
invite
37
mee
join
38
rondom
around
39
verzamel
collect
40
bedrag
amount
41
hieronder
below
42
geldig
valid
43
levertijd
delivery time
44
ten minste
at least
45
brief
letter
46
bedrijf
company
47
kanovaren
canoeing
48
raden
guess
49
mee te nemen
bring along
50
nat
wet
51
handdoek
towel
52
hoef
need
53
Aanmelden
sign up
54
personeelsuitje
outing
55
ervaring
experience
56
geschikt
fits
57
föhnen
dryblowing
58
omgaan
обходиться
59
staag
internship
60
daarnaast
in addition
61
niveau
level
62
zich
herselve
63
kapsel
haircut
64
verven
to paint
65
krulspelden
curles
66
zetten
put
67
zoals
as
68
schort
apron
69
haarverf
hair die
70
exam halt
pass exam
71
Na
after
72
past
suits
73
buurtvereniging
neib association
74
veld
field
75
tennistoernooi
tennis tournament
76
doorgeven
pass to
77
gebruiken
use
78
kleedkamers
dressing room
79
verbouwd
rebuild
80
aantrekken
attrackt/put on
81
deelnemer
participant
82
meedoen
participate
83
trouwen
marry
84
bruiloft
wedding
85
opgericht
established
86
bestaat
exists
87
taak
task
88
cadeau
gift
89
bureau
desk/office
90
kruis
cross
91
meest
most
92
nog gewoon
still
93
verrassing
surprise
94
tegen
agains/in front of
95
verdelen
split/devide
96
geregeld hebben
have arranged
97
betekend
means
98
ongeluk
incident
99
gebeurt
happened
100
bijvoorbeeld
for example
101
zich
himself
102
snijdt
cuts
103
haal/haalt
get/gets
104
algemene
general/global
105
breekt
breaks
106
zoals
such as
107
brandwond
fire wound
108
bijeenkomsten
meetings
109
krijgt
gets
110
levens te redden
save lives
111
redden
rescue
112
hartstilstand
heart stop
113
ademstilstand
breath stop
114
gids
guide
115
zeer
highly
116
geschikt
suitable
117
gewond
wounded
118
ziek
sick
119
ineens
suddenly
120
erg
very
121
hoesten
coughing
122
onderwijs
education
123
gebruikte
used
124
spullen
stuff
125
regelmatig
regularly
126
tijdschriften
magazines
127
volwassenen
adults
128
jeugt
youth
129
speelgoed
toys
130
enzovoorts
and so on
131
schoon
clean
132
afhalen
pickup
133
afleveren
delivery
134
Daarvoor
for that
135
bokje
goat
136
verdienen
earn
137
doel
goal
138
gooi
throw / cast
139
weinig
small
140
vaak
often
141
eigenaar
owner
142
winst
profit
143
ziekmelding
sick leave
144
meldt
reports
145
uiterlijk
at latest
146
tijdstip
timepoint
147
geval
case
148
tijdens
during
149
bereiken
reach
150
gesprek
conversation
151
elkaar
each other
152
klachten
symptoms/complains
153
gegevens
data
154
redenen
reasons
