Bijvragen Flashcards

1
Q

bespreek lysosomen

A

Lysosomen maken deel uit van het zure vesikelsysteem dat betrokken is bij de degradatie van eiwitten, nucleïnezuren, polysacchariden en vetten. Een lysosoom is een door een membraan omgeven organel dat rijk is aan hydrolytische enzymen, die actief zijn bij een zure pH. Het functioneert als een intracellulair verteringssysteem van materiaal dat door de cel werd opgenomen of van overbodige cellulaire componenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vergelijk de drie spiervezeltypes

A

skeletspieren zijn dwarsgestreept, zijn veel kernig en evenwijdig gerangschikt met snelle krachtige wilsafhankelijke contracties. Harspierweefsel bestaat uit eenkernige, dwarsgestreepte, vertakte cellen. De contractie is synchroon, ritmisch, krachtig en autonoom. Glad spierweefsel heeft spoelvormige cellen zonder dwarse streping en ook autonoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bespreek rood beenmerg

A

De drie belangrijkste functies van het rode beenmerg zijn: de productie van bloedcellen van de myeloïde lijn, de afbraak van erytrocyten en op slag van ijzer en ijzehoudende verbindingen. Voorlopers van T-lymfocyten, die in de thymus prolifereren en rijpe T-cellen worden, worden afgegeven aan het bloed. B-cellen ontwikkelen zich in het beenmerg en worden vanuit daar aan het bloed afgegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een plasmacel

A

Middelgrote, ovale cellen die een basofiel cytoplasma tonen door sterk ontwikkeld RER. De kern kenmerkt zich door een specifiek patroon van heterochromatine (wiel met spaken). Ze zitten in het BW en gaan antilichamen uitscheiden na een infectie. Ze ontstaan uit B-lymfocyten die gestimuleerd zijn door een antigeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bespreek de drie functies van RER

A

RER= Ruw endoplasmatisch reticulum.
• Beschermen van nieuwe eiwitten tegen proteasen in het cytoplasma
• Suikermoleculen worden aan de polypeptideketen gebonden waardoor de eiwitten worden omgevormd tot glycoproteinen. (gebeurt in het RER lumen)
• Overbrengen van eiwitten naar het golgi-complex via vesikel transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Leg uit wat een intercelaire schijf is.
A

Dit zijn plaatsen in de hartspier waar de celmembranen verdikt zijn en sterker kleurende, dwars of trapsgewijze schijven vertonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Geef een voorbeeld van een meerlagig onverhoornd plaveiselepitheel.
A

Epitheel van mond, oesophagus, vagina en anaal kanaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Bespreek secundair been.
A

Wordt gekenmerkt door evenwijdige rangschikking van collagene vezels in lamellen (lamellair bot). Het is een rijpe vorm van botweefsel, en is een sterkere botvorm dan primair bot. Dit komt door evenwijdige rangschikking van collagene fibrillen en betere verkalking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Wat is de definitie van een gepolariseerde cel?
A

Een cel waarvan het apicale deel van de cel functioneel verschilt van het basale deel en daartoe ook een andere samenstelling heeft van de plasmamembraan, organellen, enzymen etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. Leg microtubulair organisatie centrum uit.
A

In deze centra vindt de polymerisatie van de dimeren alfa en beta tubuline plaats, waarna deze tot tubuli zijn gevormd. MTOC katalyseren ook de polymerisatie van tubuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  1. Wat is een ependymcel?
A

Ependymcellen bekleden de holten van de hersenen en het ruggenmerg en staan dus in direct contact met het cerebrospinaal vocht. Het basale gedeelte van deze cel fungeert onder andere als steun voor neuronen. Op sommige plaatsen vormt het ependym een plexus choriodeus waar het cerebrospinaal vocht wordt geproduceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  1. Wat is de functie van nucleolus.
A

De nucleolus is een rond gebied (1-3 μm in doormeter) in de kern waar het rRNA gevormd wordt. Bij inactieve cellen is de nucleolus niet te onderscheiden, terwijl actieve cellen grotere of meerdere nucleoli vertonen. De nucleolus produceert en bevat ribosoomsubeenheden en kleurt daardoor sterk positief voor RNA.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  1. In welke haimatopoiesie komen bandcellen voor.
A

Tussen fase van metamyolociet en neutrofiele granulocyt  kern is dan even bandvormig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  1. Bespreek symphisis.
A

Symphisis valt onder de Synarthroidale gewrichten of synarthrosen. Algemene kenmerken: geen synoviale ruimte/geringe beweeglijkheid. Kraakbeenkappen, die op beenweefsel rusten, worden door een fibro-cartilagineus en fibreus bindweefsel verbonden. bv. symphysis pelvis. Symphysis is de verbinding van twee beenderen door middel van kraakbeenweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  1. Bespreek collageen bindweefsel.
A

Het collageengehalte bij bot is aanzienlijk hoger dan bij kraakbeen. Bovendien zijn de collageenvezels veel meer geordend. Elastische vezels komen bijna of zelfs niet voor. 25 tot 30% van het organisch materiaal in een bot bestaat uit collageen. Dankzij de collageenvezels zullen botten moeilijker breken of afknakken. Er worden drie verschillende soorten onderscheiden: fibrilvormende collagenen, netwerkvormende collagenen die deel uitmaken van de lamina basalis en verankerde collagenen die fibrillen vormt die collagene vezels hechten aan de lamina basalis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  1. Bespreek een mitochondrium.
A

Mitochondriën staan in voor de energielevering. Ze zijn langwerpig, kunnen soms aftakken, ze verplaatsen zich in de cel en kunnen vormveranderingen ondergaan. Ze zetten chemische energie van metabolische stoffen om in ATP, dat nodig is voor alle processen waar energie voor nodig is.

17
Q

bespreek catalase

A

Catalase is een enzym dat zich bevindt in de peroxisomen van eukaryote cellen, plantencellen en cellen van aerobe bacteriën. Dit enzym zet waterstofperoxide om in water en zuurstofgas, een exotherme reactie. Catalase kan ook giftige stoffen (zoals fenolen, mierenzuur, formaldehyde en alcoholen) oxideren met behulp van waterstofperoxide.

18
Q
  1. Wat is de definitie van een samengestelde klier?
A

Een samengestelde klier is een exocriene klier met vertakte afvoergangen. Bijv. pancreas en testis.

19
Q
  1. Geef een voorbeeld van apocriene secretie.
A

Hierbij wordt het secretieproduct tegelijk met een deel van het apicale cytoplasma uitgescheiden, deze vorm van secretie wordt gevonden in de melkklier.

20
Q
  1. Leg uit wat een diade is.
A

Bij celmembraanpolarisatie zorgt de diade ervoor dat er vanuit het sarcoplasmatisch reticulum Ca2+ in het cytoplasma vrijkomt
De T-tubuli in hartspierweefsel vormen samen met de cisternen van het sarcoplasmatisch reticulum een diade.

21
Q
  1. Leg uit wat ciliën zijn.
A

Ciliën zijn zeer frequente celstructuren in zoogdieren en zijn het best zichtbaar in coupes van het ademhalingsstelsel. De trachea is omgeven door trilhaardragende cellen. De ciliën steken door het lumen van het orgaan als een soort zoom. Hun functie bestaat erin ingeademde stofdeeltjes tegen te houden en ze vervolgens terug naar de pharynx te leiden.

22
Q
  1. Leg uit wat hyaluronzuur is.
A

Hyaluronzuur is en gelei-achtige mucopolysacharide. Het hyaluronzuur fungeert als een soort cement dat de proteoglycanen aan elkaar bindt tot lange aggregaten, waardoor de matrix zijn homogene vorm krijgt.

23
Q
  1. Bespreek perineurium.
A

Het perineurium is een betrekkelijke dunne huls van dicht bindweefsel die om de zenuwbundels zitten in een zenuw. Het bindt de axonenbundels tesamen.

24
Q
  1. Waaruit bestaat een centrosoom?
A

Een centrosoom bestaat uit twee centriolen die aan beide kanten gaan trekken aan de chromosomen in het midden. Het centrosoom is een spoellichaampje die de chroomosomen verdeelt en verdubbelt met kerndeling.

25
Q
  1. Geef een voorbeeld van holocriene secretie.
A

Hierbij wordt het secretieproduct tegelijk met de hele cel uitgescheiden. In de talgklier bijvoorbeeld worden cellen die vol zitten met secretieproduct in totaal uitgescheiden.

26
Q
  1. Leg uit wat een ferritine is.
A

Ferritine is een eiwit dat zorgt voor de binding van ijzer bij de opslag in de lever en het beenmerg. Ijzer wordt onder de vorm van oa ferritine in het beenmerg opgeslagen in het cytoplasma van macrofagen. Het is een typisch intracellulaire vorm van ijzeropslag.

27
Q
  1. Waaruit bestaat de glycocalyx?
A

De glycocalyx heeft een functie bij het herkennen en eventueel aanhechten van stoffen, deeltjes en naburige of vreemde cellen. Het bestaat uit cell coat materiaal: het is rijk aan glycosainoglycanen en glycoproteïnen.