Elementaire bedrijfseconomie 1 Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Bedrijf

A

Economisch zelfstandige organisatie die zich toelegt op de productie van goederen en diensten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bedrijfskolom

A

Weg die een product aflegt van oerproducent tot consument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bedrijfskosten

A

Kosten die een bedrijf maakt voor het productieproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bedrijfstak

A

Bedrijven die in een bedrijfskolom dezelfde functie vervullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Belanghebbende

A

Groep (personen) die belang heeft bij het goed functioneren van een onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Brutowinst

A

Verschil tussen verkoopprijs en inkoopprijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Collecterende handel

A

Handel die goederen opkoopt en opslaat; verzamelende handel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Diensten van derden

A

Activiteiten die door tussenpersonen uitgevoerd worden zonder dat de eigenaar van de goederen worden, bijvoorbeeld een transportbedrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Differentiatie

A

Splitsen van één fase in twee opeenvolgende fasen in dezelfde bedrijfskolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Distribuerende handel

A

Handel die goederen verspreidt onder afnemers; verdelende handel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Duurzaam ondernemen

A

Streven naar niet alleen winst (Profit), maar met oog voor de mensen (People) in en om het bedrijf en de wereld (Planet) om zich heen (bijvoorbeeld het milieu).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Economisch zelfstandig

A

In staat om als bedrijf zelf voldoende inkomsten te verwerven om alle uitgaven te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Groothandel

A

Bedrijven die verkopen aan andere bedrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Integratie

A

Samenvoegen van twee opeenvolgende fasen in een bedrijfskolom tot één fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kleinhandel

A

Bedrijven die leveren aan consumenten, de eindverbruikers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Lijnrelatie

A

Werkrelatie in een organisatie waarbij de ene de verantwoordelijkheid heeft over de ander

17
Q

Missie

A

Kenmerken waar een organisatie voor staat

18
Q

Nettowinst

A

Brutowinst verminderd met de bedrijfskosten

19
Q

Onderneming

A

Bedrijf dat naar winst streeft en naar voortbestaan op de lange termijn

20
Q

Organisatie

A

Groep mensen die samenwerken om een bepaald doel te bereiken

21
Q

Organogram

A

Grafische weergave van de manier waarop een organisatie is georganiseerd

22
Q

Parallellisatie

A

Samenvoegen van twee gelijkwaardige bedrijven uit verschillende bedrijfskolommen tot één bedrijf

23
Q

Productiefactor

A

Middel dat organisaties inzetten om een bepaald doel zo efficiënt mogelijk te bereiken

24
Q

Scenario

A

Geeft aan hoe de mensen betrokken zijn bij de missie, de visie, de keuzes die er zijn en welke voordelen en nadelen er aan die keuzes zitten

25
Q

Specialisatie

A

Toeleggen op een bepaald deel van het productieproces. Ook: splitsen van een bedrijf in een bedrijfskolom tot twee gelijkwaardige bedrijven

26
Q

Stafrelatie

A

Werkrelatie in een organisatie waarbij de ene adviserend optreedt naar de ander

27
Q

Triple P

A

Wens om de drie elementen People, Planet en Profit op harmonieuze wijze te combineren in het kader van duurzame ontwikkeling

28
Q

Visie

A

Toekomstbeeld waar een organisatie voor gaat