H1 Jagers en Verzamelaars Flashcards

1
Q

Noem de 5 periodes, en hun tijden

A
Prehistorie (-3000V.C), 
oudheid (3000V.C. - 500), 
middeleeuwen (500-1500), 
vroegmoderne tijd (1500-1800) 
en vroegmoderne tijd (1800+)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem de tijden van de prehistorie

A

tijd van de jagers en de boeren (tot 3000 V.C)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem de tijden van de oudheid

A

tijd van Grieken en de Romeinen (3000 V.C. - 500)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de tijden van de middeleeuwen

A

tijd van monniken en ridders (500-1000)

tijd van steden en staten (1000-1500)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de tijden van de vroegmoderne tijd

A

tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600)
tijd van regenten en vorsten (1600-1700)
tijd van pruiken en revoluties (1700-1800)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem de tijden van de moderne tijd

A

tijd van burgers en stoommachines (1800-1900)
tijd van wereldoorlogen (1900-1950)
tijd van televisie en computers (1950+)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 3 kenmerkende aspecten?

A
  1. de levenswijze van jagers-verzamelaars
  2. het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
  3. het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer begonnen ze aan de landbouw?

A

rond 1100 V.C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem 3 redenen waarom de overstap naar landbouw niet altijd goed was

A
  1. boeren moesten harder werken om aan voedsel te komen
  2. hun maaltijden waren minder gevarieerd
  3. gecultiveerde planten bezwijken vaker aan ziekten dan wilde planten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar ontstond de eerste landbouwsamenlevingen?

A

de vruchtbare halve maan, Syrië, midden-oosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer ontstond de eerste menssoort, en wanneer ontstond de homo sapiens?

A

2,5 miljoen jaar geleden en rond 140.000 V.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg uit wat een nomaden bestaand is

A

rondtrekkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wie hebben de muurschilderingen achtergelaten?

A

de homo sapiens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de prehistorie?

A

Toen ze het schrift nog niet kenden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het begrip voor “gevestigd bestaan”?

A

sedentair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn wat belangrijke gevolgen van de agrarische revolutie?

A
  1. allereerst ontstond er een snelle bevolkingsgroei
  2. het sedentair bestaan bevorderde de ontwikkeling van de veeteelt
  3. de nieuwe levenswijze stimuleerde de uitvinding van allerlei nieuwe technieken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom waren de mensen die op landbouw overstapten vaak ongezonder?

A
  1. het voedsel van eenzijdiger
  2. als een gewas mislukte, dreigde een hongersnood
  3. de bevolking nam toe en ging dichter op elkaar leven, het risico op infectie ziekten groeide
  4. het vee bracht ziekten met zich mee
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer kwam de neanderthaler en de homo sapiens naar Europa?

A

de neanderthaler zo’n 200.00 jaar geleden en de homo sapiens zo’n 45.000 jaar geleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn primaire bronnen?

A

grotschilderingen, speerpunten, botten etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de nieuwe en de oude steentijd? En de begrippen daarvoor?

A
Jagen/verzamelen = oude steentijd = Paleolithum
landbouw = nieuwe steentijd = Neolithum
21
Q

Hoe groot waren de groepen bij de jagers-verzamelaars?

A

Rond de 20-30 mensen

22
Q

Wanneer en waar was de uitvinding van het schrift?

A

3000 V.C. in Irak/Soemerië

23
Q

Waarom was de eerste landbouw in het Midden-Oosten?

A

er is daar een warmer en droger klimaat –> weinig wilde planten om op terug te vallen

24
Q

Wat houd het nieuwe leven van de landbouw in?

A
  • harder werken
  • bevolkingsgroei
  • van nomaden naar sedentair
  • huizen ipv hutten
  • andere werktuigen (sikkel ploeg)
  • aardewerk
25
Q

Hoe was het voedsel bij de Jagers-Verzamelaars en bij de boeren?

A
J/V= gevarieerd
B = eenzijdig
26
Q

Hoe was het werk bij de Jagers-Verzamelaars en bij de boeren?

A
J/V = paar uur per dag
B = veel uren per dag
27
Q

Hoe was de gezondheid bij de Jagers-Verzamelaars en bij de boeren?

A
J/V = redelijk/goed
B = matig
28
Q

Hoe waren de bezittingen bij de Jagers-Verzamelaars en bij de boeren?

A
J/V = weinig
B = veel/meer
29
Q

Hoe was het wonen bij de Jagers-Verzamelaars en bij de boeren?

A
J/V = nomadisch
B = sedentair
30
Q

Wat is een ander woord voor aardewerk?

A

Bandkeramiekers

31
Q

Waar ontstonden de eerste steden?

A

Soemerië (zuid Mesopotamië, huidig Irak)

32
Q

Waarom ontstonden zich de eerste steden hier?

A

Door de overstromingen van de Tigris en de Eufraat

33
Q

Wie vonden het schrift uit?

A

De Soemeriërs

34
Q

Wanneer werd het schrift ook in NL gebruikt?

A

Met de komst van de Romeinen, in 50 V.C.

35
Q

Waar ligt Mesopotamië? En wat betekent het?

A

Het huidige Irak, en delen van Syrië en Iran. ‘Tussen de rivieren’

36
Q

Wat zijn gevolgen van de vruchtbare grond en irrigatie?

A
  • landbouwoverschot
  • bevolkingstoename
  • dorpen worden steden
37
Q

Hoe heet het als je in meerdere Goden tegelijkertijd gelooft?

A

Polytheïstisch

38
Q

Wat is een ziggurat?

A

Een religieus bouwwerk in Mesopotamië, een tempeltoren

39
Q

Wat waren de 3 functies van de ziggurat?

A
  • geloof dat priesters hier dichterbij de Goden konden komen
  • economische functie –> geoderenhandel en belastinginning werd hier geregeld (belasting = deel oogst)
  • herverdeling van graan
40
Q

Noem de volgorde van de hiërarchie in Mesopotamië

A
  1. koning
  2. priesters
  3. ambachtslieden
  4. boeren
  5. slaven
41
Q

Oude beschaving = ?

A

oorsprong van onze cultuur

42
Q

Wat houd het begrip beschaving in?

A

> complexe en hoog ontwikkelde culturen

> hierin zijn dingen uitgevonden en structuren ontwikkeld die vandaag nog herkenbaar zijn

43
Q

Waar was de eerste staat ter wereld?

A

Aboe Simbel, zuid Egypte. (3100 V.C.)

44
Q

De overheid van Egypte had een geweldsmonopolie, wat is dat?

A

alleen zij mag mensen arresteren, opsluiten en eventueel fysiek straffen

45
Q

Van welke God was het dodenrijk?

A

Osiris

46
Q

De belangrijkste taak van de farao was het handhaven van Maät, wat is dat?

A

De kosmische orde, de stabiliteit en de harmonie in de samenleving.

47
Q

Wat dachten de Mesopotamiërs van het hiernamaals?

A

Niet veel, een grijze onderwereld

48
Q

Hoe heet het als je in één God gelooft?

A

Monotheïsme