Hoofdstuk 6 Flashcards

1
Q

Halfgestructureerd interview

A

Interview waarbij de vooraf opgestelde vragenlijst geen antwoordcategorieën bevat en waarbij alleen hoofdvragen zijn geformuleerd waarop moet worden doorgevraagd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Indicatoren

A

Variabelen die een aanwijzing kunnen geven over de waarde van een andere variabele. Zo kan de variabele autobezit een indicator zijn voor de variabele welstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Inductief

A

Vanuit de data afgeleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Observeren

A

Onderzoekstechniek waarbij data wordt verkregen via waarneming, deze data kan zowel kwantitatief als kwalitatief zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Operationaliseren

A

Vertalen in meetbare termen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aselecte steekproef

A

Een vorm van steekproef trekken waarbij iedere persoon of ieder element in een doelgroep dezelfde kans heeft om uitgekozen te worden voor deelname aan het onderzoek. Hiervoor is een steekproefkader (lijst met alle leden uit de populatie) vereist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Clustersteekproef

A

Een vorm van steekproef trekken waarbij men clusters trekt in plaats van personen of elementen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Doelgerichte steekproef

A

Bij deze vorm van steekproef trekken wordt een steekproef getrokken uit een steekproef.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Enkelvoudige aselecte steekproef

A

Dit is het willekeurig trekken van een steekproef uit een bestand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gemakssteekproef

A

Steekproef waarbij de onderzoek op een willekeurig moment en een willekeurige plaats respondenten werft, bijvoorbeeld studenten die voorbijgangers enquêteren op straat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gestratificeerde steekproef

A

Aselecte steekproef getrokken uit een bestand met inachtneming van deelpopulaties (strata).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Incentive

A

Beloning voor de respondent voor het meedoen aan een onderzoek. De onderzoeker hoopt hiermee de respons te verhogen en te versnellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Nauwkeurigheid

A

De mate waarin een slag om de arm gehouden moet worden bij de uitkomsten van het onderzoek. Als de onnauwkeurigheidsmarge 10% is, moet bij een uitslag van 70% tevreden klanten aangegeven worden dat het percentage tevreden klanten tussen de 60% en de 80% ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Nulhypothese

A

Dit is de alternatieve hypothese. Bij deze hypothese is je veronderstelling dat er niks aan de hand is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Operationele steekproef

A

De populatie waaruit je de feitelijke steekproef trekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Populatie

A

Verzameling personen of zaken waarover je met behulp van het onderzoek een uitspraak wilt doen. De onderzoekseenheden zijn ofwel de populatie ofwel een steekproef uit de populatie.

17
Q

Quotasteekproef

A

Selecte tegenhanger van de gestratificeerde steekproef. Het verschil is dat hierbij geen steekproefkader (lijst met onderzoekseenheden) is waaruit aselect kan worden gekozen.

18
Q

Respons

A

Het deel van de streekproef dat daadwerkelijk aan het onderzoek meewerkt en bruikbare resultaten oplevert.

19
Q

Selecte steekproef

A

Steekproef waarbij geen steekproefkader beschikbaar is en dus niet ieder lid van de populatie een even grote kans heeft om in het onderzoek betrokken te worden. Er kan een systematische vertekening optreden waardoor sommigen wel en andere niet uitgenodigd worden om aan het onderzoek deel te nemen.