eetstoornissen Flashcards

1
Q

eetstoornissen

A

Eetstoornissen zijn psychische aandoeningen met vaak ernstige somatische gevolgen zoals verlaagde bloeddruk, hartritmestoornissen, afwijkende bloedwaarden voor suiker of elektrolyten (bijvoorbeeld kaliumtekort)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken anorexia nervosa

A

een laag lichaamsgewicht en verstoord lichaamsbeeld. Patiënten vinden en voelen zich vaak dik terwijl ze heel mager zijn. Zij zijn bang voor gewichtstoename en/of vertonen gedrag dat gewichtstoename voorkomt, bijvoorbeeld dwangmatig bewegen of laxeermiddelen gebruiken
Voor volwassenen geldt: een BMI gelijk aan of hoger dan 17 en onder 18,5 is qua ernst licht; een BMI lager dan 15 is zeer ernstig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken boulimia nervosa

A

regelmatig voorkomende eetbuien en inadequaat compensatiegedrag (bijvoorbeeld zelfopgewekt braken, laxeermiddelen gebruiken, excessief bewegen), beide gemiddeld minstens 1 keer per week, 3 maanden lang.
een verstoord lichaamsbeeld, maar hun gewicht is meestal normaal.
Een gemiddelde frequentie van 1-3 keer inadequaat compensatiegedrag per week is qua ernst licht; 14 keer of meer per week is zeer ernstig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerken eetbuistoornis

A

regelmatige eetbuien, gemiddeld minstens 1 keer per week, 3 maanden lang. Een belangrijk verschil met boulimia nervosa is dat patiënten met een eetbuistoornis eetbuien hebben zonder het inadequate compensatoire gedrag.
Als gevolg daarvan hebben zij vaker overgewicht.
Een gemiddelde frequentie van 1 tot 3 eetbuien per week is qua ernst licht; 14 of meer keer per week is zeer ernstig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kenmerken vermijdende/restrictieve voedselinname stoornis

A

dat de patiënt te weinig binnenkrijgt. Patiënten met ARFID hebben selectief en/of restrictief eetgedrag. Selectief eetgedrag is een hardnekkig patroon van specifieke voedselvoorkeuren, vanwege smaak, sensorische kenmerken of vanwege slikangst. Restrictief eetgedrag betekent dat zij in principe een normale range van producten eten, maar dat hiervan te weinig wordt ingenomen door bijvoorbeeld gebrek aan interesse of plezier dat aan eten wordt beleefd.
gewichtsverlies of onvoldoende gewichtstoename tijdens de groei, voedingsdeficiëntie of afhankelijkheid van sondevoeding of voedingssupplementen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Prevalentie eetstoornis

A

komt overal voor ook alle leeftijden maar meestal jonge vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gevolgen op alle levensgebieden

A
1 op 4 betaald werk
gevolgen ongewild kinderloosheid
problemen sociale rollen
lijden onder schaamte en dwang
hoge belasting van mantelzorgers
AN:  per 10 jaar 5% dood. 1op5 suicide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Risicofactoren voor het ontstaan van een eetstoornis

A

specifieke psychologische factoren (negatieve lichaamsbeleving; irrationele zorgen over gewicht; riskant lijngedrag; angst om dik te worden);
algemene psychologische risicofactoren, zoals gebrek aan zelfvertrouwen, negatief zelfbeeld en gevoel van ineffectiviteit;
sociaal-culturele factoren (beoefening van sporten waarvoor iemand licht of mooi moet zijn).
sterkste sociaal demografische risicofactor is vrouw zijn in de industrieel ontwikkelde landen.
verhoogde genetische kwetsbaarheid en familiaire kwetsbaarheid.
Het opgroeien nadruk op gewicht en uiterlijk legt.
lage gevoel van eigenwaarde en perfectionisme (bij AN) en impulsiviteit (BN en BED).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Somatische comorbiditeit acuut

A

hypoglykemie (te laag suikergehalte in bloed);
hart- en vaatafwijkingen;
stoornissen in het maagdarmkanaal;
complicaties aan de nier
stoornissen in de vocht- zuurbase- en elektrolythuishouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Somatische comorbiditeit lange termijn

A

groeiachterstand;
stoornissen puberteitsontwikkeling,
amenorroe (het uitblijven van de menstruatie),
infertiliteit (onvruchtbaarheid);
verstoorde botstofwisseling en
osteoporose (botontkalking);
mogelijk effect op het groeiende en zich ontwikkelende brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Psychiatrische comorbiditeit AN

A

depressie, middelenmisbruik, suïcidaliteit, persoonlijkheidsstoornissen, impulscontrolestoornis of angststoornissen. Depressie, obsessief denken, angst en andere psychiatrische symptomen

gebrekkig korte termijn geheugen, concentratiestoornissen en traag denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Comorbiditeit BN

A

Verschillende angststoornissen waaronder posttraumatische stressstoornis,
stemmingsstoornissen,
impulscontroleproblemen,
misbruik van alcohol en drugs en persoonlijkheidsstoornissen zoals borderline persoonlijkheidsstoornissen zijn geassocieerd met BN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Comorbiditeit bij eetbuistoornis (BED)

A

Een eetbuistoornis (BED) komt vaak samen voor met stemmingsstoornissen, bepaalde angststoornissen, stoornissen in middelenmisbruik en persoonlijkheidsstoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Comorbiditeit bij ARFID

A

De vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis (ARFID) komt vaak samen voor met een angststoornis, autismespectrumstoornis, ADHD of een stemmingsstoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Behandeling algemeen

A

De zorg is integraal en gericht op het eetgedrag, gewicht, lichaamsbeleving en op algemene psychische problemen zoals onzekerheid, perfectionisme, trauma’s en op functioneren in het sociaal maatschappelijk domein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Behandeling AN

A

medische stabilisatie en het uit de gevarenzone krijgen van de patiënt, herstel van het eetgedrag en herstel van het sociale functioneren.
ambulant of dagopname voorkeur boven klinisch
de behandeling bij anorexia nervosa (AN) zijn de medische stabilisatie en het uit de gevarenzone krijgen van de patiënt, herstel van het eetgedrag en herstel van het sociale functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Behandeling BN en BED

A

zorg gericht op het onderzoeken van sterke overtuigingen/cognities rondom eten/eetbuien, het lichaam/uiterlijk/ gewicht en de (overmatige) koppeling van deze zaken aan de zelfwaardering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Behandeling ARFID

A

Behandeling (na eventuele medische interventies) vindt plaats volgens gedragstherapeutische principes, waarbij geleidelijk toenemende exposure aan het vermeden voedsel wordt toegepast in combinatie met responspreventie (er mag niet vermeden worden te eten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

AN DSM 5

A

Het beperken van de energie-inname ten opzicht van de energiebehoefte, resulterend in een significant te laag lichaamsgewicht voor de leeftijd, de sekse, de groeicurve en de lichamelijke gezondheid. Een significant te laag gewicht wordt gedefinieerd als een gewicht dat lager is dan het minimale normale gewicht of, bij kinderen en adolescenten, een lager gewicht dan wat minimaal wordt verwacht.
Een intense vrees om aan te komen of dik te worden, of persisterend gedrag dat gewichtstoename verhindert, zelfs al heeft de betrokkene een significant te laag gewicht.
Een stoornis in de manier waarop de betrokkene zijn of haar lichaamsgewicht of lichaamsvorm ervaart, een onevenredig grote invloed van het lichaamsgewicht of de lichaamsvorm op het oordeel over zichzelf, of persisteren in het niet onderkennen van de ernst van het actuele lage lichaamsgewicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

BN DSM 5

A

Recidiverende eetbui-episoden. Een eetbui-episode wordt gekenmerkt door beide volgende kenmerken:
Het in een afzonderlijke tijdsperiode (bijvoorbeeld binnen periode van 2 uur) eten van een hoeveelheid voedsel die beslist groter is dan die de meeste mensen binnen dezelfde tijd, onder vergelijkbare omstandigheden zouden eten.
Het gevoel tijdens de episode geen beheersing te hebben over het eten (bijvoorbeeld de betrokkene heeft het gevoel niet te kunnen stoppen met eten, of niet te kunnen beheersen wat en hoeveel hij of zij eet).
Recidiverend inadequaat compensatoir gedrag om gewichtstoename tegen te gaan, zoals zelf opgewekt braken, misbruik van laxantia, diuretica of andere medicatie; vasten, of overdadige lichaamsbeweging.
Zowel de eetbuien als het inadequate compensatoire gedrag doen zich gedurende 3 maanden gemiddeld minstens eenmaal per week voor.
De lichaamsvorm en het lichaamsgewicht hebben een onevenredig grote invloed op het oordeel over zichzelf.
De stoornis treedt niet uitsluitend op tijdens episoden van anorexia nervosa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

BED DSM 5

A

Recidiverende eetbui-episoden. Een eetbui-episode wordt gekenmerkt door beide volgende kenmerken:
Het in een afzonderlijk tijdsperiode (bijvoorbeeld binnen een periode van 2 uur) eten van een hoeveelheid voedsel die beslist groter is dan die de meeste mensen binnen dezelfde tijd, onder vergelijkbare omstandigheden zouden eten.
Het gevoel tijdens de episode geen beheersing te hebben over het eten (bijvoorbeeld de betrokkene heeft het gevoel niet te kunnen stoppen met eten, of niet te kunnen beheersen wat en hoeveel hij of zij eet).
De eetbui-episoden hangen samen met 3 (of meer) van de volgende kenmerken:
Veel sneller eten dan normaal.
Dooreten totdat een onaangenaam vol gevoel ontstaat.
Grote hoeveelheden voedsel nuttigen zonder lichamelijke trek te hebben.
Alleen eten, uit schaamte over de hoeveelheid die de betrokkene nuttigt.
Achteraf van zichzelf walgen, zich somber of erg schuldig voelen.
Er is sprake van een duidelijke lijdensdruk door de eetbuien.
De eetbuien komen gedurende 3 maanden gemiddeld minstens eenmaal per week voor.
De eetbuien gaan niet gepaard met het recidiverend toepassen van inadequaat compensatoir gedrag zoals bij boulimia nervosa, en treden niet uitsluitend op in het beloop van boulimia nervosa en anorexia nervosa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

ARFID DSM 5

A
Een eet- of voedingsstoornis (zoals een duidelijk gebrek aan interesse in eten of voedsel, vermijden van voedsel vanwege de sensorische kenmerken ervan, zorgen over de aversieve gevolgen van het eten) die blijkt uit een persisterend niet voorzien in de eigen voedings- en/of energiebehoeften, samenhangend met een (of meer) van de volgende kenmerken:
Significant gewichtsverlies (of het niet bereiken van de te verwachten gewichtstoename, of achterblijvende groei bij kinderen).
Significante voedingsdeficiëntie.
Afhankelijkheid van enterale sondevoeding of orale voedingssupplementen.
Een duidelijk interfereren met het psychosociale functioneren.
De stoornis kan niet beter worden verklaard doordat er te weinig voedingsmiddelen beschikbaar zijn of door een ermee samenhangende cultureel gesanctioneerde gewoonte.
De eetstoornis treedt niet uitsluitend op in het beloop van anorexia nervosa of boulimia nervosa en er zijn geen aanwijzingen voor een stoornis in de wijze waarop het lichaamsgewicht of de lichaamsvorm wordt ervaren.
De eetstoornis kan niet worden toegeschreven aan een gelijktijdig optredende somatische aandoening en kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis. Wanneer de eetstoornis zich voordoet binnen de context van een andere aandoening of stoornis, is de ernst van de eetstoornis groter dan wat normaal bij deze aandoeningen of stoornissen wordt gezien en is afzonderlijke aandacht gerechtvaardigd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Anamnese gericht op eetstoornissen bevat de volgende elementen

A

eetpatroon en braken;
lichaamsbeeld van de patiënt zelf;
gedachtes over eten en gewicht;
minimum- en maximumgewicht in de laatste jaren, gewichtsverloop;
andere klachten, in het bijzonder betreffende de menstruatie;
gebruik van medicijnen (met name medicijnen met een eetluststimulerende werking zoals corticosteroïden), laxeermiddelen, diuretica, slankpillen;
gebruik van alcohol en/of drugs;
obsessief bewegen of sporten/hyperactief;
Indien er sprake is van obesitas: gewicht op de kinderleeftijd en hyperfagie (heeft iemand vanaf kinds af aan al opvallend meer eetlust dan anderen?).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

bij atypisch klinisch beeld denk aan de volgende dd

A

Denk bij een atypisch klinisch beeld differentiaal diagnostisch onder meer aan hyperthyreoïdie, maligniteit, inflammatory bowl disease, malabsorptie, chronische infecties, ziekte van Addison, diabetes mellitus, cardiale aandoening, verwaarlozing en Pediatric Condition Falsification.

25
Q

LO richt zich op het volgende

A

Lichamelijk onderzoek dient altijd plaats te vinden en is een vast onderdeel van de diagnostiek. Daarmee kan de mate van ondervoeding vastgesteld worden, kunnen complicaties herkend worden en kunnen andere oorzaken van ondervoeding of overgewicht worden uitgesloten. Lengte, gewicht, bloeddruk en pols dienen gemeten te worden
Bij prepuberale kinderen treden de afbuigingen van de groei en stagnatie van gewichtstoename vaak reeds op voordat een eetstoornis zich openbaart.

26
Q

lab onderzoek bij diagnostiek

A

Aanvullend laboratoriumonderzoek moet minstens 1 keer plaatsvinden bij patiënten met een (vermoeden op) eetstoornis, omdat klachten ten gevolge van metabole complicaties van een eetstoornis afwezig kunnen zijn of niet gemeld kunnen worden.
Eenmaal vastgestelde biochemische afwijkingen dient men te vervolgen om verbetering of verslechtering te kunnen vaststellen. Ook bij toenemend gewichtsverlies, grote gewichtsschommelingen en toename van purgerend gedrag wordt opnieuw laboratoriumonderzoek aangeraden om metabole complicaties op te sporen.
leuko, HB, trombo, na kalium cl, bicarbonaat, ureum, creatine, ASAT,ALAT, albumine, glucose

27
Q

ECG wanneer?

A

Bij patiënten bij wie sprake is van ondervoeding en/of purgeren dient een ECG gemaakt te worden om een QTc-tijdverlenging en tekenen van hypokaliëmie op te sporen. Bij een aangetoonde QTc-tijdverlenging moeten QTc-tijdverlengende medicijnen en zeker combinaties daarvan vermeden worden

28
Q

Specialistische psychiatrische diagnostiek bij AN

A

Onderzoek psychiatrische comorbiditeit, e.g. angst, depressie, middelen misbruik, suïcidaliteit, persoonlijkheidsstoornissen, angststoornissen en zelfbeschadiging. Dit behoort tot routineonderzoek. De meest voorkomende comorbide stoornissen bij anorexia bij adolescenten zijn angststoornissen, waaronder obsessieve compulsieve stoornis, en depressie.
Wees ervan bewust dat depressie, obsessieve gedachten, angst en andere psychiatrische symptomen een gevolg kunnen zijn van het effect van uithongering op de hersenen.
Onderzoek cognitieve veranderingen als gevolg van uithongering zoals vertraagd denken, verslechterd korte-termijn geheugen, verminderde cognitieve flexibiliteit en concentratie- en aandachtsproblemen.
Onderzoek aanleg en uitlokkende factoren zoals familieanamnese met betrekking tot eetstoornissen, vroege hechting en ontwikkelingsproblemen, premorbide obesitas, interpersoonlijke problemen en lijnen of andere oorzaken van snel gewichtsverlies

29
Q

specialistische psychiatrische diagnostiek bij BN en BED

A

Vraag naar eventuele perioden met symptomen van een eetstoornis, met name ook van anorexia nervosa, omdat in sommige studies aanwijzingen zijn gevonden voor de verhoogde kans op terugval en slechtere uitkomsten bij deze patiënten.
Onderzoek psychiatrische comorbiditeit, zoals angst- en stemmingsstoornissen, impulsiviteit en middelen misbruik.

30
Q

tekenen die wijzen op een eetstoornis

A

bradycardie, hypothermie, hypotensie (vaak beneden de 80/50 mmHg), orthostatische hypotensie en een eventuele souffle door mitralisklepinsufficiëntie.
Afwezigheid van lichaamsvet en de spieratrofie op.
Huid is droog en schilferig.
De huid kan bleek zijn door anemie en er kan sprake zijn van ‘pitting’ oedeem. (diuretica misbruik).
Toename van fijn lanugoachtig lichaamshaar vooral op het gezicht, de bovenarmen en de rug.
Gebitsafwijkingen (braken)
Vergroting oorspeekselklier en het teken van Russell (littekens en eeltvorming op de knokkels van de handen).

31
Q

extra lab controle bij refeedingsyndroom

A

In de refeeding fase moet specifiek gelet worden op het ontstaan van elektrolytstoornissen, vooral hypokaliëmie, hypofosfatemie, hypomagnesiëmie en afwijkingen in het zuurbase-evenwicht.

32
Q

extra lab onderzoek op indicatie

A

eventueel schildklierwaarde (inclusief rT3) bij persisterende bradycardie, er is vaak sprake ven een euthyreoid sick syndroom: afwijkende schildklierwaarden (normaal TSH, vaak verlaagd fT4 en T3, verhoogd rT3) vaak gezien bij ernstige ziekten, geduid als adaptatie, dit beeld heeft geen klinische consequenties;
vitaminestatus (afhankelijk van vermoeden op deficiënties, met name vitamine D, B1 (thiamine), B12;
amylase: vaak verhoogd bij braken;
coeliakie screening;
overige laboratoriumdiagnostiek voor het uitsluiten dan wel aantonen van mogelijk onderliggende ziektebeelden.

33
Q

somatische opname criteria algemeen ziekenhuis

A

ritmestoornissen waaronder bradycardie <40/min;
ernstige hypotensie (diastole < P5 voor leeftijd)+ klachten orthostase;
(ernstige) dehydratie +/- vochtweigering;
ernstige ondervoeding (< 70% uitgangsgewicht) met (dreigende) complicaties;
ernstige elektrolytstoornissen of ernstig gestoord zuur-base evenwicht;
hypoglykemie (< 2.8 mmol/l);
hypothermie (< 33 graden);
overig: pancreatitis, convulsies, syncope, uitputting e.a.

34
Q

behandeling volwassenen met AN

A

behandel in minst restrictieve omgeving
Bied stapsgewijze, goed aansluitende zorg en zorg voor soepele overgangen
hoog risico op levensbedreigende medische complicaties, adviseer opname
interventies voor hervoeden met het minste risico op verdere verslechtering
meerdimensionele benadering, meet- en monitorinstrumenten voor het bepalen van de vooruitgang van de behandeling
Zorg voor psycho-educatie, ondersteuning en therapeutische werkrelatie
Betrek waar nodig en zinvol het systeem van de patiënt.
Zorg voor lange termijn nazorgcontacten,
Wees voorzichtig met het voorschrijven van psychofarmaca
SSRI’s zijn niet geïndiceerd in de acute fase of als onderhoudsmedicatie bij AN
Lage dosis antipsychotica zoals olanzapine kunnen helpen om irreële angst en obsessief denken te verminderen

35
Q

Behandeling van ernstige en langdurige anorexia nervosa (AN)

A

Bied realistische hoop op en verwachtingen van verbetering.
Formuleer haalbare doelen op het gebied van eten en aan gezondheid gerelateerd gedrag.
Bied helderheid over de doelen van behandeling.
Hanteer het uitgangspunt van schade beperking bij het beleid op het gebied van voeding, medische complicaties en gewichtscontrole gedragingen.
Besteed aandacht aan ondersteuning, relaties en kwaliteit van leven.
Neem de patiënt alleen op medisch noodzakelijk is of psychiatrisch risico, bijvoorbeeld risico op suïcide.
Behandel comorbiditeit om de kwaliteit van leven te verbeteren.
Monitor en manage op passende wijze medische en psychiatrische risico’s.
Overleg geregeld met alle bij de zorg betrokken zorgverleners.
Betrek op basis van behoefte naasten en relevante anderen.
Bespreek met de patiënt en de behandelaar of en zo ja hoe vaktherapeutische interventies – in het bijzonder lichaams- en bewegingsgerichte interventies door PMT gericht op lichaamsbeleving, bewegingsgedrag en emotieregulatie - opgenomen kunnen worden in het zorgplan.
Indien besloten wordt om de behandeling af te sluiten doe dit dan zorgvuldig en maak het een gezamenlijke beslissing van patiënt, naasten en behandelaar.

36
Q

Behandeling boulimia nervosa en eetbuistoornis (BN en BED)

A

ambulante behandeling voorkeur
Bespreek met de patiënt en de behandelaar of en zo ja hoe vaktherapeutische interventies opgenomen kunnen worden in het zorgplan.
Behandel bij comorbiditeit die behandeling van de eetstoornis BN of BED in de weg staat eerst de comorbide stoornis.
Overweeg bij comorbide posttraumatische stressstoornis (PTSS) eerst de comorbide stoornis te behandelen. De onrust en angst die met PTSS gepaard gaan kunnen als uitlokkende factoren voor de eetstoornis BN of BED werken (intercollegiale consensus)

37
Q

Boulimia nervosa (BN) en eetbuistoornis (BED) specifiek voor volwassenen

A

Bied als eerste behandeling individuele CGT of CBT-E (een vorm van CGT) aan. Een goede tweede keus is IPT.
Bespreek groep-CGT.
DGT protocol kan passend zijn voor volwassenen als een andere therapeut niet voor handen is.
Overweeg farmacologische behandeling
SSRI’s zijn effectief in het terugbrengen van eetbuifrequentie bij BN en BED. Fluoxetine in een hoge dosis (60 mg/dag)
Overweeg om bij patiënten met overgewicht of obesitas al tijdens of vlak na de CGT/ CBT-E/ IPT-interventie te verwijzen naar een diëtist voor een gewichtsreductieprogramma.
Behandel bij comorbide persoonlijkheidsstoornissen eerst de eetstoornis BN of BED.
Roep waar nodig advies in van de gespecialiseerde diëtist.

38
Q

Boulimia nervosa (BN) en eetbuistoornis (BED) specifiek voor kinderen en jongeren

A

Betrek de ouders bij de behandeling
Overweeg FBT of een andere vorm van systeemtherapie, zoals meergezinsdagbehandeling (MGDB).
Een goede tweede keus is CGT, dan wel CBT-E, aangepast voor kinderen en jongeren.
Bespreek met de patiënt de optie van groep-CGT. Indien patiënt aangeeft voorkeur te hebben voor groep -CGT start met groep -CGT.

39
Q

Behandeling vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis (ARFID) bij volwassenen en kinderen

A

Sluit in de diagnostische fase medische oorzaken van ondergewicht uit.
Bepaal in de diagnostische fase de kans op en de ernst van gezondheidsschade door ondergewicht.
Laat patiënten door een ggz professional behandelen.
Samenwerking met ouders/verzorgers is essentieel bij de behandeling van kinderen en jongeren. Betrek hen bij de behandeling.
Behandel de op angst lijkende klachten met cognitieve gedragstherapie, in het bijzonder exposure.
Roep advies in van een diëtist bij het bepalen van de benodigde intake van voedsel om het kind of de jongere voldoende te laten groeien. Geef voorlichting over gezonde voeding.
Overweeg logopedie toe te voegen aan de behandeling. Logopedie is vooral relevant bij motorische problemen of als er in aanloop naar de klachten problemen in het mondgebied bestonden.
Voer CGT uit zoals deze behoort uitgevoerd te worden. Volg hiertoe een gedegen opleiding, aangevuld met supervisie.
Informeer en bied scholing aan eerstelijns zorgprofessionals om ARFID tijdig te herkennen zodat eerder psychologische hulp geboden kan worden.

40
Q

psycho educatie gericht op

A

de oorzaken van eetstoornissen;
de factoren die eetstoornissen in stand houden (risicofactoren);
de beste strategieën om iemand met een eetstoornis te helpen;
het belang van zelfmanagement;
de wetenschappelijke onderbouwing van de behandeling van eetstoornissen;
de prognose en het behandelingsresultaat;
de psychologische en de fysieke risico’s;
de signalen die hen moeten attenderen op riskante situaties;
het belang van motivatie;
de mogelijkheden van zelfhulp, al dan niet begeleid door een therapeut;
risico’s van compensatiegedrag bijvoorbeeld braken;
gezond bewegen, overmatig of ondermatig bewegen;
gezonde voeding en normaal eetgedrag;
de technieken die het kind of de jongere in de behandeling aanleert.

41
Q

Voedings en eetstoornissen

welke zijn er?

A
anorexia nervosa
boulimia nervosa
binge eating disorder
andere gespecificeerde voedings of eetstoornis: eetbuistoornis met lage frequentie/duur, nachtelijk eet syndroom
ongespecificeerde voedings of eetstoorni
42
Q

voedingsstoornissen

A
pica (bij zwangere vrouwen, LVB, eten van zand/steentjes bv)
ruminatie stoornis (eten ophalen en weer eten(herkouwen)
ARFID (eenzijdig eten, tekorten ontstaan, je valt ook af. ingegeven door angst)
avoidant/restrictive food intake disorder
43
Q

S

A

R

44
Q

Anorexia Nervosa (AN)

A

a. het beperken van energie inname tov de energiebehoefte resulterend in significant te laag lichaamsgewicht voor de leeftijd, sekse
en
b. een intense vrees om aan te komen of dik te worden.
c. een stoornis in de manier waarop de betrokkene zijn of haar lichaamsgewicht of lichaamsvorm ervaart. specificeren of: restrictief type of eetbuien/purgerende type
specificeren indien: gedeeltelijk in remissie of volledig
specificeer de ernst.

restrictief eten, extreem bewegen komt veel voor. e gaat meer bewegen omdat ons lichaam de temp van 37 niet kan behouden

45
Q

Boulimia Nervosa (BM)

A

A. herhaalde episoden van eetbuien gekenmerkt door: het eten van een hoeveelheid voedsel die beduidend groter is dan de meeste mensen doen in die tijd (1 uur bv)
B. recidiverend inadequaat compensatoir gedrag om gewichtstoename tegen te gaan
C. 1xpw gedurende 3 mnd
D. De lichaamsvorm en het lich vorm hebben een onevenredig grote invloed op het oordeel over zz
E de stoornis treedt niet uitsluitend op tijdens episoden van AN
Specificeren indien: gedeeltelijk in remissie of volledig in remissie
Specificeel actuele ernst

leeftijd van ontstaan is gem genomen hoger dan bij AN

46
Q

Binge eeting disorder (BED)

A

bij mannen en vrouwen
A. herhaalde episoden van eetbuien. Veel eten in een bepaalde tijd. Het gevoel hebben geen beheersing te hebben over het eten (niet overmatig bewegen of braken)
B. de eetbui episoden hangen samen met 3 van de volgende kenmerken
-sneller eten dan normaal
-dooreten tot er een onaangenaam vol gevoel ontstaat
-grote hoeveelheden voedsel nuttigen zonder lich trek te hebben
C. lijdensdruk
D 1xpw gedurende 3 mnd
E de eetbuien gaan gepaard met herhaald ongepast compensatie gedrag
-alleen eten uit schaamte over de hoeveelheid die de betr nuttigt
-achteraf van zichzelf walgen, somber of schuldig voelen

47
Q

gespecificeerde eetstoornissen

A

een stoornis die net niet voldoen aan de criteria van AN BM BED
spit en chew
compensatoire gedragingen na het eten van kleine hoeveelheden
nachtelijke eetbuien
purgeerstoornis

48
Q

Ernst van de stoornis

A

licht: bmi 17-18,49 (AN) 1-3 eetbuien of ander inadequaat compensatoir gedrag pw per 3mnd (BN) 1-3 eetbuien pw 3mnd
matig: 16-16.99 (AN) 4-7 (BN) 4-7 (BED)
ernstig: 15-15.99 (AN) 8-13 (BD) 8-13 (BED)
extreem: < 15 (AN) > 14 (BED)

49
Q

Cijfers

A
8 op 100.000 AN
13 op 100.000 BN
1% vd bevolking heeft BED
95 % is vrouw 
herstel duurt 6-7 gemiddeld genomen
5-10% AN overlijdt  
45% AN volledig herstel 48% BN ?BED
30% AN gedeeltelijk herstel 26% BN
25% AN chronisch ziek 26% BN
50
Q

Comorbiditeit

A

pers problematiek
OCD,
Angststoornis,
affectieve stoornis

51
Q

oorzaken

A
genetische aanleg
gezinsmilieu
prestatie gericht
persoonlijkheid, karaktertrekken
kwetsbaarheden zoals onzekerheid, gebrek aan zelfvertrouwen, faalangst, perfectionisme, cultuurinvloed, slankheidsideaal
52
Q

uitlokkende factoren

A
conflicten tussen ouders over opvoeding
relatieproblemen ouders of scheiding
overbescherming
pesten op school
misbruik of trauma
andere stressoren
53
Q

in stand houdende factoren

A
verstoorde sociale interacties
wegstoppen van emoties en conflictvermijding
vertekend lichaamsbeeld
weinig zelfvertrouwen
fysieke toestand
rigide denkwijze
eventuele comorbiditeit
54
Q

schade hersenen

A

afname witte stof in de hersenen is onomkeerbaar

55
Q

lichamelijke kenmerken

A

haaruitval lage tem temp regelingen droge huid
verminderde borstontwikkeling, nierbeschadiging, menstruatie stop, blauwe handen en voeten botafbraak osteoporose, verstopping, trage hartslag, gebitsaantasting, lage bloedsuiker, duizelig, donshaar, verlies spiermassa spierslapte, verminderde testosteronproductie, onderhuidse vochtophoping/oedeem, storingen in de hormoonhuishouding, verminderde weerstand, gebrekziekten, verstoringen op gehele neurologie.
slecht humeur depressies slaapstoornissen

56
Q

geestelijke kenmerken

A

angst om dik te worden
vertekend lichaamsbeeld beiden echt voor AN

negatief zelfbeeld
vertraagde prikkelverwerking
AN-cognities (stappen,calorien tellen etc allerlei denken)
lusteloos
Bradyfenie, heel traag denken
drive om maar door te gaan
perfectionisme
Een ondervoed brein kan niet nadenken
onzeker
somber
57
Q

behandeling Ambulant, dag klinisch klinisch

A

herstel lichamelijke condities (oa gewicht)
normaliseren eetgedrag
stop compenseergedrag (bewegen purgeren)
verbeteren zelf en lichaamsbeeld
verbeteren coping vaardigheden en emotieregulatie

58
Q

Behandeling en dan gericht therapie wat dan ?

A

Jeugd adolecenten:
ARFID-CGT+exposure
AN en BN: familie bases therapie/MeerdagsGeziensbehandeling MGDB/Maudsley

Volwassenen
ARFID-CGT+exposure
BED- CGT+schema+exposure
AN en BN : CBT-E Mantra SSCM

PMT CRT Emotieregulatie module Zelfbeeldmodule