Gramatica geslachten Hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

natuurlijke geslachten-der/die

A

der en die

biologisch geslacht van een persoon/dier of beroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

mannelijk-der

A
wat te maken heeft met dagen enzo
dagen, maanden, dagdelen
wat te maken heeft met het weer
het weer, seizoenen, wind
(uitgangen: 
-ig
-ich
-ing)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vrouwlijk- die

A
woorden die enigden op e
(uitgangen
-schaft
-tat (met puntjes op a)
-ion
-ung
-keit
-heit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

onzijdig- das

A
woorden die in nl ''hetwoorden'' zijn
Woorden die beginnen met ''ge'' en enigen op ''e''
buitenlandse woorden
metalen voorwerpen
(uitgangen
-lein
-chem
-um
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de uitgangen van een natuurlijk geslacht?

A

een natuurlijk geslacht hebben geen uitgangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de uitgangen van een mannelijk geslacht?

A
  • ig
  • ich
  • ing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de uitgangen van een vrouwlijk geslacht?

A
  • schaft
  • tat (puntjes op a)
  • ion
  • ung
  • keit
  • heit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de uitgangen van een onzijdig geslacht?

A
  • lein
  • chem
  • um
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

is het een regel van natuurlijk of onzijdig?

-Nederlandse ‘‘het-woorden’’?

A

onzijdig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
is het een regel van het mannelijk geslacht of het vrouwlijk geslacht?
wat te maken heeft met het weer, 
-het weer
-de wind
-seizoenen
A

mannelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

is het een regel van onzijdig of vrouwlijk?

‘‘woorden die beginnen met ‘‘ge’’ en eindigen op ‘‘e’’

A

onzijdig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

is het een regel van natuurlijk of vrouwlijk?

‘‘beroepen’’

A

natuurlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

is het een regel van mannelijk of onzijdig?
‘‘woorden die te maken hebben met dagen’’
-dagen
-dagdelen zoals avond of middag
-maanden

A

mannelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

is het een regel van vrouwelijk of onzijdig?

‘‘woorden die eindigen op een ‘‘e’’

A

vrouwelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

is het een regel van mannelijk of onzijdig?

‘‘metalen voorwerpen’’

A

onzijdig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

is het een regel van natuurlijk of onzijdig?

‘‘dieren geslacht’’

A

natuurlijk,

want alles wat een biologisch geslacht heeft zoals een stier-> mannelijk en een koe -> vrouwlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ja of nee? is het een regel van onzijdig?

‘‘buitenlandse woorden’’

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Ja of nee? is het een regel van mannelijk?
‘‘alles wat te maken heeft met het weer’’
-het weer
-de wind
-seizoenen

A

ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ja of nee? is het een regel van natuurlijk?

‘‘meeste woorden die endigen op een ‘‘e’’

A

nee, dat is een regel van vrouwlijk

20
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

  • ig
  • ich
  • ing
A

mannelijk

21
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

  • lein
  • chem
  • um
A

onzijdig

22
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

-schaft

A

vrouwelijk

23
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

-ung

A

vrouwelijk

24
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

-ing

A

mannelijk

25
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

-lein

A

onzijdig

26
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

-keit

A

vrouwelijk

27
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

-um

A

onzijdig

28
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

-ion

A

vrouwelijk

29
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

-ich

A

mannelijk

30
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

  • schaft
  • tat (punt op a)
  • ion
  • ung
  • keit
  • heit
A

vrouwelijk

31
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

-heit

A

vrouwelijk

32
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

-tat (punt op a)

A

vrouwelijk

33
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

-ig

A

mannelijk

34
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

  • ich
  • ig
A

mannelijk

35
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

  • um
  • lein
A

onzijdig

36
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

  • lein
  • chem
  • um
A

onzijdig

37
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

  • heit
  • keit
A

vrouwelijk

38
Q

van wie is de uitgang? mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

  • ion
  • ung
A

vrouwelijk

39
Q

waar of niet waar?

Bij een natuurlijk geslacht word er gelet of het mannelijk of vrouwelijk is door het biologisch geslacht

A

Waar!

40
Q

waar of niet waar?

Bij een vrouwelijk geslacht is er regel ‘‘alles wat te maken heeft met dagen zoals dagen, dagdelen en maanden’’

A

Niet waar!
Het is een regel voor een der woord.
Dus mannelijk en niet vrouwelijk!

41
Q

waar of niet waar?

woorden die eindigen op een ‘‘e’’ zijn onzijdig

A

Niet waar!
Het is een regel van vrouwelijk.
De regel van onzijdig die hier op lijkt is ‘‘woorden die beginnen met ‘‘ge’’ en eindigen op ‘‘e’’

42
Q

waar of niet waar?

woorden die te maken hebben met metaal zijn natuurlijk geslacht

A

Niet waar!
Dat heeft toch niks te maken met biologische geslachten?
Het juiste antwoord moest zijn ‘‘onzijdig’’

43
Q

waar of niet waar?

woorden die te maken hebben met seizoenen, het weer of windstreken zijn mannelijk.

A

Waar!

44
Q

waar of niet waar?

Woorden die in het Nederlands ‘‘het-woorden’’ zijn zijn onzijdig.

A

Waar!

45
Q

waar of niet waar?

de meeste buitenlandse woorden zijn mannelijk.

A

Niet waar!
Probeer maar eens ‘‘der’’ voor z’n woord te zetten. Klinkt een beetje gek he?
Das klinkt veel beter! Het juiste antwoord is dan ook Onzijdig!