1.1 Flashcards

(53 cards)

1
Q

Dilemma

A

Lastige keuze uit 2 dingen die niet samen gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sociale controle

A

Manier waarop mensen anderen stimuleren om zich aan normen te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ongeschreven regels

A

Deze regels zijn niet verplicht maar je ziet we wel vaak terugkomen bijv: niet boeren tijdens het eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Belang

A

Is het voordeel dat iemand ergens bij heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Belangstellingen

A

Verschillende groepen hebben verschillende belangstellingen die tegenover elkaar staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Macht

A

Vermogen om het gedrag of denk te beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Formele macht

A

Nacht die kan vastliggen in regels en wetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Informele macht

A

Macht die nergens is vastgelegd in de regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Machtsmiddelen

A

Middelen om het gedrag van ander te beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Rechtstaat

A

In een rechtstaat worden burgers beschermd tegen macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rechtsnormen

A

Gedragsregels die door de overheid wettelijk zijn vastgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rechtvaardigheid

A

De opvattingen die wij als burgers hebben over goed en kwaad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rechtshandhaving

A

De staat ervoor moet zorgen dat we aan de wet houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geweldsmonopolie

A

Alleen de staat mag geweld gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Rechtsbescherming

A

Wetten beschermen ons tegen machtsmisbruik van overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Autoritaire staat

A

Bepaalt 1 machthebber wat de regels zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Voorwaarden van veiligheid gelijkheid en vrijheid

A

Grondrechten
Verdeling van macht
Legaliteitsbeginsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Grondrechten

A

Basisrechten die je nodig hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Klassieke grondrecht

A

Dit zijn rechten die de staat moet garanderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Sociale grondrechten

A

De overheid kan deze niet garanderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Trias politica

A

Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wetgevende macht

A

Maakt de wetten waar aan burgers en overheid aan zich moet houden

23
Q

Uitvoerende macht

A

Uitvoering van goedkeurende wetten

24
Q

Rechterlijke macht

A

Doet uitspraak in conflicten en beoordeeld of de wet is overtreden

25
Checks and balances
De staatsmachten controleren elkaar
26
Legaliteitsbeginsel
De overheid mag de vrijheid van de burgers alleen beperken als er iets daar over in de wet staat
27
Strafrecht
De opsporing en berechting van strafbare feiten
28
Misdrijven
Ernstige strafbare feiten zoals diefstal mishandeling moord
29
Overtreding
Minder ernstige strafbare feiten zoals fietsen zonder licht wildplassen of vandalisme
30
Criminaliteit
Iemand die een misdrijf heeft gepleegd is officieel een crimineel
31
Misdrijven opsporen vast patroon
1 Politie verzamelt info 2 na de afronding opsporingsonderzoek heeft de officier van justitie 3 mogelijkheden of seponeren, doet de zaak zelf of hij stapt naar de rechter
32
Opsporingsbevoegdheden politie Welke geen en welke wel toestemming
Fouilleren = redelijk vermoeden Dwangmiddelen= verdachte Staande houden = verdachte id laten zien Arrestatie= verdachte mee naar bureau voor verhoor
33
Wanneer hebben wel toestemming nodig
Als 1 van de grondrechten van de mensen word aangetast moet er toestemming zijn dus binnengaan mag alleen met vermoeden alleen huis doorzoeken is een bevel nodig
34
Welke hebben wel toestemming nodig
Afluisteren van telefoon gesprekken Preventief fouilleren dus fouillering zonder verdenking
35
Seponeren
De vervolging stoppen
36
Transactie
Verdachte betaalt een geld bedrag of krijgt taakstraf
37
Strafbeschikking
Verschil tussen transactie en dit is dat hierbij je schuld vaststaat
38
Vervolgen
OvJ stuurt de dossier naar rechter en begint rechtszaak
39
Onschuldvermoeden
Je bent onschuldig totdat je schuldig bent bewezen
40
7 stappen verloop rechtszaak vaste volgorde 1=
Opening de rechter controleert de gegevens van verdachte en noemt de rechten op
41
7 stappen verloop rechtszaak vaste volgorde 2=
Aanklacht De OvJ leest de feiten waar de verdachte voor word beschuldigd
42
7 stappen verloop rechtszaak vaste volgorde 3=
Onderzoek De rechter ondervraagt de verdachte. De advocaat en OvJ mogen getuigen ondervragen
43
7 stappen verloop rechtszaak vaste volgorde 4=
Requisitoir De OvJ probeert aan te tonen dat de verdachte schuldig is en vraagt de rechter Om een bepaalde straf
44
7 stappen verloop rechtszaak vaste volgorde 5=
Pleidooi De advocaat verdedigt de verdachte
45
7 stappen verloop rechtszaak vaste volgorde 6=
Laatste woord De verdacht kan z’n excuses aanbieden aan het slachtoffer, zijn schuld benadrukken of aangeven welke schade hij zich ondervindt van een eventuele straf
46
7 stappen verloop rechtszaak vaste volgorde 7=
Vonnis De rechter legt uit of hij bewezen acht dat de verdachte het strafbare feit heeft gepleegd en welke straf hij eventueel gaat doen
47
De zes theorieën
Aangeleerd Bindingstheorie Sociobiologische Anomie Rationelekeuze Zelfcontrole
48
De aangeleerd gedrag theorie
Ze hebben het gedrag aangeleerd van mensen met invloed
49
Bindingstheorie
In iedereen schuit een misdaden maar de meesten gedragen zich netjes
50
Sociobiologische theorie
Genetische en erfelijke factoren spelen mee in deze theorie
51
Anomietheorie
Je wilt je levensdoel bereiken maar het lukt niet via een diploma dus kies je deze weg
52
Rationele keuze theorie
Iedereen kiest in elke situatie de meest gunstige optie voor zichzelf
53
Zelfcontrole theorie
Mensen met weinig zelfcontrole doen eerder misdrijven