Studietaak 8: Radioactiviteit en gezondheid Flashcards

1
Q

Wat is radioactiviteit?

A

Het verschijnsel waarbij atoomkernen ioniserende straling uitzenden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe noemen een nuclide die radioactief is?

A

Een radionuclide.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe bouwen we een atoom op volgens de kwantummechanica?

A

Als protonen en neutronen in de kern met een wolk van elektronen om de atoomkern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de nuclide van een atoom?

A

De kern van een atoom, deze bezit de meeste massa en bestaat uit protonen en neutronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe is het nummer voor de nuclide opgebouwd?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de bindingsenergie van een atoom?

A

De energie die nodig is om het elektron uit zijn baan te verwijderen, waardoor het loskomt van het atoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De kern van een atoom bestaat alleen uit protonen en neutronen, waar zijn de elektronen en hoe verhouden deze zich?

A

De elektronen komen voor in bepaalde banen rond de kern met een bepaalde energie. Hoe verder weg van de kern de baan zich bevindt hoe hoger (dus minder negatief) de energie is en hoe minder energie het kost om een elektron uit zijn baan te halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kunner er oneindig veela tomen in een baan rond de atoomkern zijn?

A

Nee, elke baan heeft een maximum aantal elektronen die zich in deze baan kunnen bevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een ioniserende straling?

A

Straling die in staat is om alle voorkomende atomen en moleculen te ioniseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een sterke wisselwerking van een atoom?

A

Fundamentele natuurkracht dat onderling tussen nucleonen werkt, verantwoordelijk voor de stabiliteit van atoomkernen. Heeft een kortere dracht dan coulombkrachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke kracht is er naast sterke wisselwerking?

A

Zwakke wisselwerking, deze zorgen voor β-radioactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

‘Wat betekent het als een kernkracht een korte dracht heeft?

A

Dat betekent dat ze op grotere afstand veel sneller naar nul gaan. Bijvoorbeeld op een afstand van 2 [fm] zijn de kernkrachten bijna nul maar de coulomb krachten niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een anti neutrino?

A

(v̅) komt vrij bij bètaverval van een neutron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is α-verval?

A

Meest voorkomende vorm van ioniserende straling, bestaande uit alfadeeltjes (He²⁺).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is β-verval?

A

Ioniserende straling veroorzaakt door de zwakke wisselwerking, waarbij een elektron (β⁻) of positron (β⁺) wordt uitgezonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is K-vangst (elektronenvangst)?

A

Electron capture (EC). vervalproces dat een variant is op β-verval. Meestal uit de binnenste elektronenschil wordt er een elektron van het atoom opgenomen in de kern.

p: proton

e⁻: elektron

n: neutron

ν: neutrino

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat gebeurt er bij röntgenstraling?

A

Elektromagnetische straling dat ontstaat na K-vangst, de energie correspondeert met het energieverschil tussen beide schillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn augerelektronene?

A

Elektronen die worden wegezonden uit de L-schil of een hogere schil, door hoge energie na K-vangst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe ontstaat y-straling?

A

Elektromagnetische ioniserende straling dat kan ontstaan wanneer een atoomkern in hoge aangeslagen toestand vervalt naar zijn grondtoestand en tussen gelegen niveaus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe noemt men het als een elektron zich in een hogere energie toestand bevindt?

A

Dan is deze in een aangeslagen toestand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat beschrijven we met het vervalschema van radionuclide?

A

Schema waarin wordt samengevat hoe een radionuclide via een reeks onstabiele kernen vervalt naar een stabiele kern.

22
Q

Wat is remstraling?

A

Vorm van elektromagnetische straling die wordt uitgestraald als een geladen deeltje een acceleratie (of deceleratie) ondergaat, typisch bij het op een doel botsen van een versneld elektron in een röntgenbuis.

23
Q

Waarom is ioniserende straling gevaarlijk?

A

Omdat dit straling is die in staat is om alle voorkomende atomen en moleculen te ioniseren. Deze straling kan daarmee schade aanrichten in levende weefsels.

24
Q

Wat staat er op een nucliden kaart?

A

Grafiek waarop stabiele en radioactieve nucleotiden staan aangegeven.

25
Q

Wat is kosmische straling?

A

Ioniserende straling dat vanuit de ruimte komt.

26
Q

Wat is primaire kosmische straling?

A

Kosmische straling waarvan de geladen deeltjes door het aardmagnetische veld de atmosfeer binnen dringen.

27
Q

Wat is secundaire kosmische straling?

A

Gevormd wanneer primaire kosmische stralingsdeeltjes door hun hoge energie reageren met zuurstof en stikstofkernen. Bestaat voor een groot deel uit π-mesonen (π⁺, π⁰, π⁻)

28
Q

Wat is een Becquerel [Bq]?

A

SI-eenheid voor radioactiviteit, wordt aangegeven met Bq en beschrijft het aantal atoomkernen dat per seconde radioactief vervalt.

29
Q

Welke eenheid beschrijft de verval constante?

A

λ [s⁻¹]

De kans dat een kern in 1 [s] vervalt.

30
Q

Wat gebeurt er bij een kernreactie?

A

Dit is een reactie tussen een deeltje en een atoomkern.

31
Q

Wat is de halveringstijd van een element?

A

De tijd waarin in de helft van de isotopen is vervallen in het stabiele element

T₁/₂: halveringstijd [s]
λ: vervalconstante [s⁻¹]

32
Q

Wat is de werking van een trefplaatje?

A

Plaatje waarop deeltjes worden geschoten om een reactie te veroorzaken.

33
Q

Radioactiviteit is een statisch proces, wat wordt hiermee bedoelt?

A

Dat betekent dat alle radioactieve nuclide dezelfde kans hebben om in een dt te vervallen.

34
Q

Wat zijn radicalen atomen?

A

Atomen of moleculen met een ongepaard elektron. Zijn zeer reactief.

35
Q

Wat is de dracht van een elektron?

A

Verste afstand waarin het deeltje in de materie kan doordringen

36
Q

Wat gebeurt er bij annihilatie van deeltjes?

A

Proces waarbij een deeltje en zijn antideeltje elkaar wederzijds vernietigen.

37
Q

Wat gebeurt er bij een PET-scan.

A

Positronemissietomografie. Hierbij wordt een radioactief gemerkt molecuul geïnjecteerd (tracers), substanties die gelabeld zijn met een radioactief atoom om de verdeling in weefsels te meten na intraveneuze injectie.

38
Q

Wat is een positron?

A

e⁺. Anti-deeltje van elektron, dus het heeft dezelfde massa als een elektron maar tegengestelde lading

39
Q

Wat doet een radionuclide generator?

A

Dit is een nuclide die een bron is voor een andere nuclide. Dit is vooral handig bij medische toepassingen waar de transporttijd en creatietijd van doen zijn.

40
Q

Welke 3 wisselwerkingen van fotonen kunnen we onderscheiden?

A
  • Foto-elektrisch effect
  • Comptonen effect
  • Paar productie
41
Q

Wat gebeurt er bij het comptonen effect?

A

Toename in golflengte door energieverlies dat optreedt als fotonen van röntgen- en gammastraling een interactie (botsing) aangaan met elektronen in een materiaal.

42
Q

Wat gebeurt er bij het foto-elektrisch effect?

A
43
Q

Wat is paar prodcutie?

A

Een foton kan in het coulombveld van een atoomkern een e⁻e⁺-paar vormen.

44
Q

Welke soorten stralingsschade zijn er?

A
  • schade aan de stikstofbasen van het DNA
  • schade aan verbindingen tussen DNA moleculen onderling of met eiwitten
  • enkelstrengsbreuken, dus aan één van beide strengen
  • dubbelstrengsbreuken, dus aan beide strengen.
45
Q

Wat zijn stralingssensoren?

A

Detectie van ioniserende straling gebeurt door de ioniserende werking van de straling te benutten. Verschillende soorten sensoren zijn bijvoorbeeld:
de gasgevulde sensor (zoals een geiger-müllerteller), scintillatiesensor en fotodetectie.

46
Q

Wat gebeurt er bij gefractioneerde toediening van straling?

A

Het toedienen van de totale hoeveelheid straling in kleine porties met tussenpozen van bijvoorbeeld enkele dagen. De cel heeft de tijd om zich te herstellen en de schade zal geringer zijn dan bij toediening in één klap.

47
Q

Wat zijn stochastische processen bij medische straling?

A

Bij lage doses is het proces stochastisch; er is een kans dat er een effect optreedt.

48
Q

Wanneer is een medische behandeling als een deterministisch proces te zien?

A

Bij hogere dosis is het proces deterministisch. De stralingsdosis is zo hoog dat een orgaan of weefsel slechter gaat functioneren.

49
Q

Wat is de drempel radiatie dosis?

A

Stralingsdosis vanaf waar het orgaan of weefsel bij 1% tot 5% van een populatie slecht gaat functioneren

50
Q

Wanneer spreken we van radioactieve besmetting?

A

Als mens (of dier) of een voorwerp direct in contact komt met de radioactieve stof. De stof is dan op de huid gekomen of is in het lichaam terecht gekomen.

51
Q

Wat zijn de richtlijnen van het ICRP?

A

Rechtvaardiging: doet de installatie of de actie meer goed dan kwaad?

Optimalisatie: de stralingsdosis moet zo klein mogelijk zijn binnen sociale en economische randvoorwaarden.

Voorzichtigheid: de dosis voor ieder individu blijft onder de hieronder weer te geven limiet, behalve voor medische ingrepen waar de arts het voor- en tegen van een behandeling moet afwegen

52
Q

Wat wordt bepaald met de stralingsweegfactoren (wའ)

A

Relatieve maat voor de schade aan levend weefsel van ioniserende straling, ingevoerd door International Commission on Radiological Protection (ICRP).