verhaalsoorten buitenn sprookjes Flashcards

1
Q

wat is de functie van ee fabel

A

veilig social kritiek uiten (DIW)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kenmerken fabel

A
  • dieren met menselijke eigenschappen
  • eindigt meestal in een zedenles
  • simpele plot
  • flat personages
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wie was aesopus

A

schrijfde de fabel de schilpad en de haas: hij schreef ook fabels om mensen te overtuigen om niet te kiezen voor een andere heerser

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wie was phaedrus

A

hij brengde zijn kritiek op de maatschappij door middel van fabels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

esopet

A

brengt kritiek op de maatschappij door middel van fabels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

jean de la fontaine

A

fabelschrijver

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is waneer we DIEREN menselijke eigenschappen geven

A

antropomorfisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

4 onderdelen fabel

A
  • situatie
  • actie
  • reactie
  • resultaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de doel van een mythe

A

verklarende doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

heeft een mythe een historische kern

A

nee, compleet verzonnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het verschil tussen een sage en een sprookje/fabel

A

eenn sage heeft een historische kern van waarheid

met verzonnen elementen (angstaanjagende of bovennnatuurlijke elementen: heksen, de duivel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is het doel van een sage

A

is een verschijnsel, gebeurtenis of het ontstaan van eenn gebouw of een standbeeld verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

overige kenmerken sage

A
  • mondeling overgeleverd
  • precieze situering in ruimte en tijd
  • loopt vaak tragisch af voor het hoofdpersonage
  • anonieme bron
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verklarende sage

A

verklaren van plaatsen gebeurtenis of standbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

historische sagen

A

staat een historische figuur of feit centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gruwelsagen

A

functie om mensen lessen te leren enn bang makenn

17
Q

verschil/gelijkennissen stadssage en sage

A
  • beiden mondelinng doorverteld => verschillennde versies
  • handelen angsten en vooroordelen
  • bron onbekend
  • verschil: sage is een oud verhaal en heeft eenn preciese situering in ruimte en tijd in tegenstelling tot de stadssage
18
Q

kenmerken legende

A
  • religieus onderwerp en personages
  • bestaan van iets verklaren (standbeelden)
  • heilige figuren/voorwerpe staann centraal
  • religieus symboliek
19
Q

functie legende

A

levenslessen en godvruchtig leven belijden

20
Q

verschil legende en sage

A

legennde is les meegeven zonder historische kern

sage is levensles met eenn historische kern

21
Q

tijd en ruimte mythz

A

lang geleden en cultuurgebonden
ruimte is niet realistisch
mondeling overgeleverd en bron onnbekend

22
Q

plot inhoud mythes

A

verhouding tussen mensen en goden binnen een bepaalde cultuur

23
Q

functie mythes

A

mensen doen luisteren naar de goden en natuurlijke fenomenen verklaren

24
Q

personages stadssage

A

vaag maar toch in de buurt

die zijn broer zijn neef zijn nonk

25
Q

tijd en ruimte stadssage

A

ruimte is aangepast aannn de omgeving

tijd is recent maar vaag

26
Q

plot/inhoud stadssage

A

gruwelijke gebeurtenis met verzonnnen elementen

27
Q

funnctie stadssage

A

inspelen op bepaalde angsten

28
Q

overige kenmerken stadssage

A
  • bron onnbekend mondeling overgeleverd

- makkelijk taalgebbruik