HC 1.8 komen tot de kern van de zaak Flashcards
wat zijn de 7 belangrijkste functies van de celkern?
opslag genetische informatie (in de vorm van chromatine)
verdubbelen genetische info (replicatie)
kwaliteitsbewaking erfelijke info (reparatie)
selectief aflezen genen (transcriptie)
bewerking RNA moleculen (splicing)
aanmaken rRNA
selectief transport van eiwitten en RNA’s
Wat is dispers chromatine?
dispers chromatine= euchromatine–> transciptioneel actief
lichter op foto’s, meer open dus er kunnen makkelijker transcriptiefactoren aan binden
wat is gecondenseerd chromatine?
gecondenseerd chromatine= heterochromatine–> silent
donkerder op foto’s
gespecialiseerde cel–> meer genen uitgeschakeld–> meer heterochromatine
Waarvan hangt de verhouding van dispers en gecondenseerd chromatine af?
functie en differentiatiegraad
wat is de microstructuur van chromatine?
DNA die om histonen zijn gewikkeld. dit is een nucleosoom.
nucleosomes winden zich weer op tot solenoïde waardoor het in de chromosoom past
Wat is een nucleolus? wat doet het
het is een kernlichaam en zorgt voor de synthese van ribosomale subeenheden.
ribosomen vormen zith uit rRNA’s en ribosomale eiwitten
welke chromosomen bevatten rRNA genen? hoe heten ze samen en door wat worden ze afgelezen?
13, 14, 25, 21, 22. ze associeren met elkaar= nucleolus organisator
ze worden afgelezen door RNA polymerase I en III vanaf de promotor
Wat zijn stopcodons?
UAA, UAG, UGA
Wat is de functie van kernporien?
in kern poriën zitten transporteiwitten die iets naar binnen of naar buiten kunnen laten. (nucleair import/ export signaal op het eiwit wordt herkend door de transporters)
wat gebeurd er met de kern envelop (kernmembraan) tijdens de mitose?
hij wordt tijdelijk opgeslagen in vesicles. als het snel gebeurd zoals bij een kankercel, legt de cel alvast kernenvelop aan in het ER
ER is dus ook verantwoordelijk voor aanmaak kernenvelop
Welke soorten mutaties zijn er?
puntmutatie (1 basenpaar is veranderd)
frameshift mutaties
splice mutaties
welke mutaties vallen onder een puntmutatie?
missense mutatie: gemuteerde codon codeert voor een ander aminozuur
nonsense mutatie: gemuteerde codon is een stopcodon, translatie vervroegd gestopt
silence mutatie: gemuteerde codon codeert nog steeds voor hetzelfde aminozuur–> geen gevolg
welke mutaties vallen onder een frameshift mutatie?
insertie: er komen 1/meer nucleotiden bij. kan leiden tot een stopcodon–> kort eiwit
deletie: verdwijnt 1/ meer nucleotiden. kan leiden tot een stopcodon–> kort eiwit
als het geen meervoud is van 3, verandert het leesraam
welke mutaties vallen onder splice mutaties?
splice acceptor mutatie: mutatie in acceptor site. exon wordt tot intron gerekend en het mRNA mist een exon–> eiwit korter
splice donor mutatie: mutatie in de donor site. intron wordt gerekend tot een exon. mRNA heeft een intron erbij–> langer eiwit
welke 2 typen autosomale overervingen zijn er?
autosomaal dominant en autosomaal recessief