3.2 bindweefsel 1: cellen, vezels, matrix Flashcards

(28 cards)

1
Q

wat zijn de functies van bindweefsel?

A

structuur, vorm, ondersteuning, bescherming

verbinding van cellen en andere weefsels

transport van nutriënten en afvalstoffen van cellen naar bloed en andersom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de hoofdelementen van bindweefsel?

A

cellen
vezels
tussenstof
weefselvloeistof

ECM= vezels, tussenstof en weefselvloeistof

er is altijd meer ECM dan cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn bindweefselcellen, waar komen ze vandaan?

A

fibroblasen uit mesenchym
adypocyten blijven in weefsel

plasmacellen uit beenmerg
macrofagen 
mestcellen (van/ naar bloed en lymfe)
neutrofielen
eosinofielen
basofielen 
lymfocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een fibrocyt?

A

inactieve vorm van bindweefselcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke 3 typen weefsels zijn er? waar bestaan ze uit?

A

collagene vezels
- Collageen type I of III

reticulaire vezels
- collageen type II

elastische vezels
- elastieke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke 2 soorten collagene vezels zijn er?

A

dikke collageen vezels: type I collageen. zorgt voor weerstaan trekkrachten en frictie

dun collageen: type III. geeft en behoud structuur in organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat vormt collageen type I?

A

eerst fibrillen, dan vezels, dan bundels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de functie van tussenstof?

A

vult ruimten tussen vezels en cellen in bindweefsel.

visceus karakter waardoor het dient als smeermiddel en barrière tegen indringers

maakt diffusie mogelijk

reservoir groeifactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn De 3 macromoleculen die deel uitmaken van de tussenstof?

A

glucosaminoglycanen (GAG); onvertakt lang polymeer wat bestaat uit repeterende disaccharide eenheden. GAG’s zijn sterk hydrofiel en kunnen goed water binden

proteoglycanen: eiwitkernstructuur waaraan GAG’s moleculen covalent zijn gebonden. proteoglycanen binden ook collageen vezels. ze koppelen dus meerdere delen van het ECM met elkaar

Multi-adhesieve glycoproteinen: faciliteren adhesie van cellen aan ECM moleculen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is weefselvloeistof?

A

een transportmiddel: voedingsstoffen vanuit bloed naar cellen en afvoeren van metabole afvalstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke 2 krachten zijn belangrijk voor het transport van voedingsstoffen en metabole afvalstoffen in weefselvloeistof?

A

de hydrostatische kracht en de osmotische druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe kan bindweefsel worden ingedeeld?

A

in engere zin

gespecialiseerd

steunwgeefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welk bindweefsel valt onder de bindweefsel in engere zin?

A

losmazig

vezelig

regulair

irregulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welk bindweefsel valt onder gespecialiseerd bindweefsel ?

A

vetweefsel (adipose)

elastisch

reticulair

muceus

hematopoetisch (bloed) en lymfatisch weefsel;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welk bindweefsel valt onder steunweefsel?

A

kraakbeen

bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn 5 kenmerken van losmazig bindweefsel

A
  • alle componenten komen in dezelfde hoeveelheden voor
  • komt veel voor
  • flexibel van karakter
  • niet erg resistent tegen tractie. het is te beschadigen
  • het zit bij structuren die onder druk staan maar niet veel frictie hebben
17
Q

waar kan je losmazig bindweefsel vinden?

A

in ruimtes rondom spiercellen, in de dermis (mesenterium), klieren

18
Q

welke cellen zijn vooral aanwezig in losmazig bindweefsel?

A

fibroblasten (produceren collageen)

19
Q

wat zijn 4 kenmerken van algemeen vezelig bindweefsel?

A
  • minder cellen dan is losmazig bindweefsel
  • collagene vezels overheersen
  • minder flexibel maar meer resistent tegen frictie dan losmazig bindweefsel
  • biedt weerstand en bescherming
20
Q

wat zijn 3 kenmerken van vezelig onregelmatig bindweefsel ?

A
  • collagene vezels vormen een 3D netwerk
  • het is bestand tegen stress uit alle richtingen
  • bijv in de dermis
21
Q

wat zijn 3 kenmerken van regulair vezelig bindweefsel?

A

collagene vezels liggen parallel aan fibroblasten

grote weerstand tegen tractie in 1 richting

vind je bijv in pezen

22
Q

wat zijn 6 kenmerken van elastisch bindweefsel?

A

het is zeldzaam

bundels van dikke parallelle elastine vezels.

gele kleur

grote elasticiteit

dunne collagene vezels

afgeplatte fibroblasten

23
Q

wat zijn 5 kenmerken van reticulair bindweefsel?

A

ze bestaan uit collageen type III

geproduceerd door de gespecialiseerde fibroblasten (reticulaire cellen)

reticulum: fijnmazig delicaat 3D netwerk

ondersteuning van cellen die in het netwerk zitten

vrije beweging van cellen en vloeistof

24
Q

wat zijn 3 kenmerken van muceus bindweefsel?

A

veel tussenstof, vooral hyaluronan

gelei-achtig weefsel met weinig vezels

bijv in Wharton’s Jelly in navelstreng, pulpa van jonge tanden en glasachtig lichaam in het oog

25
welke soorten vetweefsels zijn er?
wit vetweefsel en bruin vetweefsel;
26
noem 4 kenmerken van wit vetweefsel
1 vetdruppel per cel--> drukt kern en cytoplasma naar buiten (uniloculair) opslag energie in vorm van triglyceride dient als isolatie, bescherming en vormgevend element van het lichaam
27
wat zijn 4 kenmerken van bruin vetweefsel?
vele vetdruppels per cel: multiloculair celkern ligt meer in het midden ipv aan de buitenkant zorgt voor warmte productie (omzetten triglyceriden) veel mitochondriën
28
waarom is er hematopoetisch bindweefsel? waarom is bloed bindweefsel?
het bevat dezelfde eigenschappen als bindweefsel: - tussenstof/ vloeistof is overheersend - bloedcellen ontstaan uit stamcellen afgeleid uit mesenchym (net als bij fibroblasten) - vooral extracellulaire bestanddelen - bevat cellen (rood, wit), vezels, amorfe tussenstof (albumine), weefselvloeistof