1.2 socialiserende instituties Flashcards

(10 cards)

1
Q

gezin

A

belangrijkste socialiserende instelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

peer group

A

vriendschappelijke groepen van kinderen van dezelfde leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kerngezin

A

man en vrouw hebben kinderen met elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

patchwork gezin

A

een van beide oudershhebben 1 of meerdere kinderen uit eerdere relaties en ouders kunnen gezamelijk ook 1 of meerdere kinderen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

eenoudergezin

A

ouder met kinderen van wie hij/zij de biologische ouder is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

holenbi-gezin

A

2 mannen of 2 vrouwen die samen kinderen hebben, uit vorige relatie, geadopteerd of als pleeggezin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

co-oudergezin

A

gescheiden ouders delen het ouderlijk gezag over de kinderen, wonen op 2 adressen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

birdnesting

A

kinderen blijven na de scheiding in het ouderlijk huis wonen, ouders wisselen elkaar af op dat adres

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het generatiegezin

A

ouders en kinderen leven in familieverband met grootouders, tantes, ooms, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly