week 5 Flashcards

1
Q

standaard workflow pathologie

A
  • biopt/ excisie nemen
  • fixeren met formaline
  • solvent wisselen: hydrofiel naar hydrofoob
  • inbedden met geselecteerde stukjes paraffine
  • snijden van coupes
  • ‘plakken’ van de coupe op objectglas
  • kleuren van het weefsel
  • afdekken van preparaat met dekglas
  • beoordelen via microscoop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

twee soorten cytologie

A
  1. punctie cytologie: opzuigen van cellen uit weefsel
  2. Exfoliatieve cytologie: onderzoek van cellen die vanzelf loslaten, van oppervlak afgeschraapt of opgezogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

soorten moleculaire diagnostiek

A
  • PCR
  • In situ hybridisatie (FISH)
  • Multimodaliteit in situ techniek
  • Array
  • Next Generation Sequencing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

manieren van stageren

A
  1. klinisch stageren: onderzoek voor de start van behandeling, cTNM
  2. Pathologisch stageren: stagering na het verwijderen van tumor: pTNM
  3. Pathologisch stageren na voorbehandeling: stageren na voorbehandeling: ypTNM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

T classificatie bij coloncarcinoom

A

Tis: Carcinoma in situ
T1: intra-of submucosaal
T2: ingroei in de musculaire propria
T3: doorgroei in de musculaire propria
T4: doorgroei naar seroen/ andere organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

klinisch stageren: 0 t/m IV

A

stadium 0: carcinoma in situ, geen invasie of metastase
stadium I: kleine carcinomen, zonder of met beperkte ingroei in orgaan, goede prognose
stadium II: iets grotere carcinomen die doorgroeien in orgaan van origine, geen metastasen.
stadium III: loco regionale kliermetastasen
stadium IV: metastasen op afstand, slechtere prognose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

andere factoren die behandeling en prognose beïnvloeden

A
  • celdifferentiatie
  • celtype
  • locatie van de tumor
  • aanwezigheid van tumormarkers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

soorten verbindingen tussen cellen

A
  • tight junction
  • adherente junction
  • desmosomen
  • hemidesmosomen
  • gap junctions
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tumorigenese stappen

A
  1. normaal
  2. Dysplasie: gestoorde differentiatie en proliferatie
  3. CIS: Carcinoma In Situ: gestoorde differentiatie in alle lagen, maar nog geen doorbraak basaalmembraan
  4. Inasief carcinoom: autonome groei, tumorcellen penetreren omringende ECM, veranderde cel-cel en cel-ECM adhesie
  5. metastase: Autonome uitgroei van tumorcellen op afstand van de primaire tumor, in lymfeklieren en andere organen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stappen invasie

A
  1. intracellulaire junctions worden verbroken, o.a. door verlies e-cadherine
  2. cellen migreren door de basaalmembraan (detachment)
  3. afbraak van extracellulaire matrix componenten (o.a. metalloprotease dat collageen type IV afbreekt)
  4. Extracellulaire matrice wordt afgebroken met behulp van proteases, groeibevorderende factoren komen vrij
  5. Tumorcellen verplaatsen zich door de ECM, locomotion, en manipuleren het ECM voor stromavorming, ECM-exploitatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

stappen metastase

A
  1. invasie
  2. locomotion in de extracellulaire matrix zorgt ervoor dat de tumorcellen een bloedvat bereiken
  3. intravasatie: het bloedvat wordt binnengedrongen
  4. Tumorcellen hebben veranderingen ondergaan om met het bloed mee te stromen en vervolgens uit het bloedvat te treden, extravasatie
  5. De tumor is in staat om op een andere plek opnieuw uit te groeien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vormen van metastasering

A
  1. lymfogeen
  2. hematogeen
  3. entmetastasering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

soorten lymfemetastases

A
  1. skip-metastases: metastase slaat een klier over
  2. in-transit metastases: uitgroei van tumorcellen in de lymfeklierbaan
  3. sister Mary Joseph nodule: uitwendige zichtbaarheid van metastase lymfeklier (bij navel)
  4. lymfangitis carcinomatose: lymfevaten zijn massaal volgelopen met maligne tumorcellen
  5. pleuritis carcinomatosa: pleuravocht loopt massaal vol met tumorcellen
  6. tumor deposits: tumor nodi in het vetweefsel, maar zonder lymfeklier context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voorkeursroutes voor metastasering

A
  1. vena porta type: bijv. coloncarcinoom
  2. vena cava type: bijv. niercarcinoom
  3. ‘mediaanlijn type’: schildklier- of prostaatcarcinoom, vooral metastasering naar wervelkolom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

entmetastasering in verschillende lichaamsholten

A
  1. pleuritis carcinomatosa
  2. peritonitis carcinomatosa (buikholte, ontstaat ascites)
  3. maligne mesothelioom (pericardholte)
  4. steekkanaal: bij naaldbiopsie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vormen non-hodgkin lymfomen

A
  • B-cel lymfomen
  • T-cel lymfomen
  • B-cellen met fragmenten van Ig-productie
  • mature plasmacellen: plasmacel cytomen, bij meerdere multiple meeloom (ziekte van Kahler)
17
Q

soorten longcarcinoom

A
  1. niet-kleincellig longcarcinoom: adenocdrcinoom, plaveiselcelcarcinoom, grootcellig carcinoom
  2. kleincellig carcinoom (neuro-endocriene cellen)
18
Q

metastasering longcarcinomen

A
  • hersenen
  • lever
  • bot
19
Q

symptomen longkanker

A
  • hypercalciëmie
  • Cushing syndroom (stijging ACTH door ectopische hormoonproductie)
  • afwijkend ADH (door ectopische hormoonproductie)
  • myasthenia graves (spierziekte)
  • clubbing (horlogeglasnagels)
  • stollingsafwijkingen
20
Q

mutaties kleincellig longcarcinoom (SCLC)

A
  • p16 (overexpressie)
  • p53
  • RB
21
Q

3 pathways tot coloncarcinomen

A
  • adenoom-carcinoom pathway: APC-mutaties
  • sessile-serrated adenoma: KRAS & BRAF mutaties
  • microsatelliet instabiel type: mismatch repair fouten, bijvoorbeeld Lynch
22
Q

metastasen coloncarcinoom

A
  • lever
  • longen
  • ovarium
  • peritonitis carcinomatosa (entmetasase)
23
Q

mammacarcinoom 3 soorten

A
  • oestrogeenreceptor positief, HER-2 negatief
  • HER-2 positief, (oestrogeen positief of negatief)
  • oestrogeen negatief, HER-2 negatief
24
Q

eigenschappen tumorcellen, tumorcellen hebben:

A
  • genomische afwijkingen in het DNA
  • veranderingen op transcriptie niveau: mRNA, non-coding RNAs
  • epigenetische veranderingen: DNA-methylering, histonmodificaties
  • veranderingen in eiwitten: expressie en activatie