Klein Vaarbewijs 1 Flashcards

1
Q

Wanneer is het een snelle motorboot

A

20km/u of sneller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is een klein vaarbewijs nodig?

A

Varen snelle motorboten, plezier/beroepsvaartuigenvaartuigen en sleep/duw combi tussen de 15/25 m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vanaf welke leeftijd kan je een vaarbewijs krijgen?

A

18 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vanaf hoeveel meter is een kleine boot een grote boot?

A

20m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een rondspand is voor:
Een knikspand is voor:

A

Ruimwater met veel golfslag
Klein binnenwater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke uitrustingseisen heeft een kleine boot?

A

Volgens de wetgever niet maar de examcomissie geeft de volgende minimale eisen:
- De regelementen (Digitaal of papier)
- Een anker
- Zeereling
- Lenspomp
- Goede afsluiters voor de doorvoer onderwater
- Minimaal 1 zwemvest voor elke opvarende
- Brandblusser minimaal 2kg waar je van 2 kanten bij kan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie is er verantwoordelijk op een snelle boot?

A

Schipper in eerste instantie. Eigenaar is medeverantwoordelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de maximale snelheid?

A

20 km/u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is aanvullende uitrustingseis voor een snelle boot

A
  • Dodemansknop (behalve met een gesloten binnenstuurinrichting)
  • Reddingsvesten
  • Brandblusser
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat moet een bestuurder van een snelle motorboot doen tijdens het varen?

A
  • Zitten (als dat niet kan mij hij een reddingsvest)
  • Dodemanskoord
  • Geen hinder
  • Geen onnodig geluidshinder
  • Bij stilliggen niet de motor onnodig in zijn werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een extra verplichting bij waterskieen

A

Minimaal 1 extra opvarende van tenminste 15 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de A B C D E F branden

A

A Papier of hout
B Benzine olie
C Gas
D Aluminium
E Electra
F vet / vlam in de pan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe blus je branden

A

Water A
Schuim AB
Poeder ABC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de eisen voor een brandblusser?

A

Rijkskeurmerk
minimale capaciteit van 2kg
elke 2 jaar gekeurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar plaats je gassensoren?

A

laagselegen deel van de ruimte waaarin we het gas kunnen verwachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar plaats je een gasbun

A

afzondelijke ruimte met boven een luchttoevoer en onder een afvoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoevaak moet je de rubbere slang vervangen van het kookstel

A

elke 3 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat moet je doen voordat je de BENZINE motor start

A

Vonkvrije ventilator aanzetten die de lucht onder wegzuigt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat moet je doen als je in het water valt?

A

Blijven drijven
Warmte vasthouden (feutus)
Zichtbaar zijn

20
Q

Wat zijn de verschillende categorien zwemvesten

A

50 N Zwemvest
100N Binnenwater
150N Open water/kust
275N Extreem weer en zee

21
Q

Is er een draagplicht van een zwemvest

A

Nee behalve voor de bestuurder van een snelle boot en beroepsvaart

22
Q

Bij een vaste brug op de waterkaart staat: H30 . KP = NAP -5dm. WW = NAP + 1. Je schip is 22 dm. Wat is de speling?

A

2dm

23
Q

Is de brughoogte op een waterkaart tov nap op kp?

A

kp

24
Q

Wat is krimpende wind?

A

Wind die van noord naar west draait dus tegen de klok ik

25
Q

Wind stroom van L naar H of andersom?

A

H naar L

26
Q

Hoe draai de wind van het H drukgebied af?

A

Met de klok mee

27
Q

Omschrijf de windkrachten

A

1 - Zwakke wind - kleine golfjes
2 - Zwakke wind - kleine korte golfjes
3. - Matige wind - hier en daar schuimkoppen
4 - Matige wind - golven met veel schuimkoppen
5 - vrij krachtige wind - overal schuimkoppen
6 krachtige wind- kammen met schuim
7 harde wind - schuim strepen
8 stormachtig
9 storm
10 zware storm
11 zee zwaar
12 orkaan

28
Q

Keren in ruimwater met een rechtse schroef

A

Linksom

29
Q

Wat is het maximale toegestane promilage

A

0,5

30
Q

Welke gebieden vallen er onder het rpr?

A

Boven rijn
Pannerdensekanaal
Waal
Nederrijn
Lek

31
Q

Wat mag je varen als je alle leeftijden / 12 / 16 / 18

A

Klein dan 7m zonder motor
Kleiner dan 7m max 13km/u
Alles behalve snelle boten
Alles inclusief snelles boten

32
Q

Wanneer heb je marifoonplicht?

A
  • Grote schepen 20m>
  • Kleine boten met een radar
33
Q

Wanneer heb je uitluisterplicht van je marifoon?

A

Als je niet marifoonplichtig bent maar wel een marifoon hebt moet je die gebruiken als dat is voorgeschreven

34
Q

Wat voor toplichten mag een grootschip voeren

A

2 waarvan de voorste lager dan de achterste

35
Q

Wat voor licht moet een kleine open boot voeren?

A

Rondom schijnend toplicht

36
Q

Wat voor licht moet een kajuitmotorboot voeren?

A

toplicht
heklicht
boordlichten

37
Q

Wat voor licht moet een kajuitzeilboot voeren?

A

Boordlicht en heklicht

38
Q

Wat moet een zeilboot die op de motor vaar voor teken voeren

A

Zwarte kegel ondersteboven

39
Q

Wat voor licht moet een grote boot die ankert voeren voeren?

A

2 rondom toplichten waarvan de achterste lager dan de voorste

40
Q

Wat moet een groot zeilend schip voeren

A

naast de boord en heklichten ook rood boven groenlicht in de masttop.

41
Q

Wat voert een (bagger werktuig)?

A

Dubbel groen is je mag erlangs
Enkel rood mag je niet langs
Rood met daaronder wit mag je langs maargeen hinder veroorzaken

42
Q

Wat voert een duwstel voor lichten

A

3 toplichten
3 heklichten

43
Q

Wat betekenen blauwe lichten/kegels

A

gevaarlijke stoffen vervoer 10m/50m/100m

44
Q

Wat moet een snelle schip voeren

A

2 gele flikkerlichten

45
Q

Beperkt manuvreerbare boten

A

bol kegel bol of rood wit rood

46
Q

Visserschip

A

diabolo of groen wit + basisverlichting

47
Q

Veerpont

A

groen wit voor