HC2.1 Flashcards

1
Q

formule van nominale spanning + benoem de delen en eenheden

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

formule van nominale rek + benoem de delen en eenheden

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke 5 delen zijn er op het conventioneel spanning-rek diagram

A

elastisch gedrag

vloeien

versteviging

insnoering

breuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe zit het elastisch gedrag op het conventioneel spanning-rek diagram

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe zit het vloeien op het conventioneel spanning-rek diagram

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe zit de versteviging op het conventioneel spanning-rek diagram

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe zit de insnoering op het conventioneel spanning-rek diagram

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe zit de breuk op het conventioneel spanning-rek diagram

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het verschil tussen het ware spanning-rek diagram en het conventionele

A
  • vervang de oorspronkelijke oppervlakte vd dwarsdoorsnede en de oorspronkelijke meetlengte door de werkelijke waarden, gemeten op het moment vd belasting
  • berekening vd ‘ware spanning’ en ‘ware rek’ => tekening vh ware spanning-rek diagram

In het gebied vd insnoering:

  • toont het conventioneel σ-ε diagram de afname vd belasting
  • toont het ware σ-ε diagram een toename vd spanning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

definitie van taaie (ductiele) materialen + vb.

A

materiaal dat aanzienlijk kan vervormen vooraleer het bezwijkt + vb. zacht staal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

formule percentage verlenging bij taaie materialen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

formule percentage oppervlakte verkleining bij taaie materialen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is een eigenschap bij metalen

A

de meeste metalen vertonen geen constante spanning na de vloeigrens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat gebeurt er als een materiaal de vloeigrens overschrijdt

A

dan treedt er plastische vervorming op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe bepaal je de vloeigrens

A

via de offset methode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

leg de offset methode uit

A
17
Q

definitie van brosse materialen + vb.

A

materiaal dat weinig/niet kan vloeien vooraleer het bezwijkt + vb. gietijzer

18
Q

wat is er speciaal bij brosse materialen + oplossing

A

die hebben geen goed gedefinieerde breuksterkte onder trekbelasting + een oplossing daarvoor is de bepaling van de gemiddelde breukspanning uit een reeks trekproeven

19
Q

wat voor een soort verband tussen spanning en rek bij de meeste constructiematerialen

A

een lineair verband

20
Q

formule wet van hooke + benoem de delen + eenheden

A

σ = E * ε

σ = de spanning (in Pa)

E = elasticiteitsmodulus (in Pa)

ε = de rek (dimensieloos)

21
Q

wanneer is de wet van hooke niet geldig

A

bij spanningen die groter zijn dan de proportionaliteitsgrens

22
Q

wat zegt de elasticiteitsmodulus eigenlijk

A

hoe stijf een materiaal is dus

hoge E-waarde = stijve materialen en

lage E-waarde = slappe materialen

23
Q

wat zijn 2 eigenschappen van de elasticiteitsmodulus

A

de meeste staalsoorten hebben dezelfde E maar ze hebben elk hun eigen proportionaliteitsgrens

het is enkel betekenisvol bij lineair-elastisch materiaalgedrag

24
Q

hoe werkt een taai materiaal verstevigen

A
25
Q

wat is mechanische hysteresis

A

dat is een verschijnsel waarbij er een verlies van energie (dissipatie van warmte) is tijdens een cyclus belasten/ontlasten van een materiaal, de hoeveelheid verloren energie is de blauwe oppervlakte op de grafiek

26
Q

wat gebeurd er bij een vervormbaar lichaam waarop een trekkracht is op uitgeoefend i.v.m. de afmetingen

A

Een vervormbaar lichaam, belast met een trekkracht, vertoont (naast langse verlenging) een verkorting van de dwarse afmetingen

27
Q

wat gebeurd er bij een vervormbaar lichaam waarop een drukkracht is op uitgeoefend i.v.m. de afmetingen

A

Een vervormbaar lichaam, belast met een drukkracht, vertoont (naast langse verkorting) een verlenging van de dwarse afmetingen

28
Q

formule dwarscontractiecoëfficiënt + benoem de delen + andere naam

A

+ coëfficiënt van Poisson (let op het minteken in de formule)

29
Q

wat voor een grafiek is dit

A

schuifspanning-rek diagram

30
Q

wat wordt er opgemeten bij een schuifspanning-rek diagram

A

het toegepaste torsiemoment en de veroorzaakte torsiehoek

31
Q

wat wordt er opgemeten bij een schuifspanning-rek diagram

A

het toegepaste torsiemoment en de veroorzaakte torsiehoek

32
Q

hoe wordt de wet van Hooke bij afschuiving + benoem het deel

A
33
Q

formule G (2)

A
34
Q

leg kruip uit + wanneer wordt het in rekening gebracht

A
35
Q

wat bepaalt het tempo van de kruip

A

de spanning en/of temperatuur

36
Q

wat is de kruipgrens

A

kruipgrens = maximale beginspanning opdat materiaal na een bepaald tijdsverloop een bepaalde kruiprek niet zou overschrijden

37
Q

verband tussen de kruipgrens en de spanning en de temperatuur

A

omgekeerd evenredig

38
Q

leg vermoeiing uit + wanneer wordt het in rekening gebracht

A