functies Flashcards

1
Q

kraakbeen

A
  1. elasticiteit
  2. gladheid (waardoor botuiteinden vlot over elkaar kunnen bewegen)
  3. schokdempend vermogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

osteoblasten

A

botopbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

osteocyten

A

concentratie aan mineralen in beenmatrix in stand houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

osteoclasten

A

afbreken van de matrix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

beenweefsel

A
  1. beschermen van weke organen
  2. vormen de aanhechting van skeletspieren
  3. in staan voor beweging
  4. opslagplaats van mineralen (Ca, Pb, radioactieve elementen, fluoride)
  5. produceren van rode bloedcellen, deel van witte bloedcellen en bloedplaatjes (door rood beenmerg)
  6. opslagplaats van vet (door geel beenmerg)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

parathormoon

A

doet calciumspiegel stijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

calcitonine

A

doet calciumspiegel dalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vitamine D3

A

stimuleren van de mineralisatie van het bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

motorische neuronen

A

prikkels uit hersenen/ruggenmerg naar het orgaan brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

sensorische neuronen

A

exteroceptieve prikkels naar ruggenmerg/hersenen brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

schakelneuronen

A

verbinding vormen tussen de motorische en de sensorische neuronen (=> geven prikkel door)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pia mater

A

zenuwweefsel voorzien van voedingsstoffen en zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hersenvocht/liquor cerebrospinalis

A
  1. afvoeren van stofwisselingsproducten van de hersenen
  2. beschermen van het CZS tegen schokken en stoten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cerebrum

A

regeling van:
1. beweging
2. emoties
3. geheugen
4. planning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

cerebellum

A

regeling van:
1. coordinatie van bewegingen
2. in stand houden van lichaamshoudingen en evenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

frontale kwab

A
  1. aansturing van willekeurige bewegingen
  2. mentale functies (beoordelingsvermogen, impulscontrole, sociaal gedrag, geheugen, taal, probleemoplossing)
17
Q

prefrontale cortex

A
  1. hogere executieve functies (beslissingen nemen, plannen, sociaal gedrag, impulsbeheersing)
  2. werkgeheugen
18
Q

temporale kwab

A
  1. gehoor
  2. visuele herkenning
  3. verbale geheugen
  4. taalfuncties
19
Q

pariëtale kwab

A
  1. integreren van zintuigelijke informatie
  2. ruimtelijk denken
20
Q

occipetale kwab

A
  1. verwerking van visuele informatie
21
Q

fornix

A

details van gebeurtenissen

22
Q

amygadala

A
  1. angst
  2. leerprocessen
23
Q

cingulate gyrus

A

regulatie van emoties

24
Q

hippocampus

A
  1. episodisch geheugen (gebeurtenissen)
  2. semantisch geheugen (algemene feiten)
25
Q

limbisch systeem

A

betrekking op emoties

26
Q

kleine hersenen

A
  1. coordineren bewegingen
  2. bewaren van evenwicht
27
Q

thalamus

A

voorkomen dat de grote hersenen een overload aan informatie krijgen uit de periferie

28
Q

ribben

A
  1. bescherming van organen
  2. belangrijke rol bij ademhaling
29
Q

hypofyse

A

produceren van hormonale stoffen

30
Q

pulmonalisklep/ valva trunci pulmonalis

A

verhinderen van het terugvloeien van bloed naar de kamers

31
Q

kransslagaders/ arteriae coronariae

A

staan in voor de voeding van de hartspier zelf

32
Q

arteriën

A

regelen van bloedstroom naar capillairen

33
Q

capillairen

A

zorgen voor uitwisseling van water en opgeloste bestanddelen tussen bloed en weefselstof door

34
Q

venen

A

bloedreservoir