Hoofdstuk 1: Psychology is a way of thinking

Question 1

Empirici

Answer 1

Empiristen baseren hun conclusie en bewijs op de zintuigen (zicht, gehoor, aanraking) of op instrumenten die onze zintuigen assisteren zoals een thermometer, timers, foto’s, weegschalen en vragenlijsten.

Question 2

De empirische cyclus

Answer 2

Observatie –> theorie (inductie) –> voorspelling (deductie) –> toetsing –< evaluatie.

Question 3

Inductie

Answer 3

Van iets bijzonders naar iets algemeens gaan.

Question 4

Deductie

Answer 4

Je begint met een brede theorie en uit die theorie maak je een specifieke voorspelling.

Question 5

The cupboard theory

Answer 5

Een moeder is waardevol voor een babyzoogdier omdat ze een bron van voedsel is.

Question 6

The contact comfort theory

Answer 6

Een moeder is waardevol voor een babyzoogdier, omdat zij comfort en warmte bij zich draagt.

Question 7

Falsificeerbaar

Answer 7

Dat het mogelijk is/moet zijn/ kan zijn bewijs te vinden tegen de theorie.
Er hoeft niet persé al een observatie te hebben plaatsgevonden, maar het gaat het om het mogelijk kunnen zijn.

Question 8

Als een voorspelling/hypothese uitkomt:

Answer 8

Dan is de theorie niet weerlegd.

Question 9

Als een voorspelling/hypothese niet uitkomt:

Answer 9

Dan is er een probleem. Het is vrijwel onmogelijk om een theorie met één onderzoek te weerleggen, omdat er altijd iets fout kan zijn gegaan.

Question 10

Basic research

Answer 10

Het doel is om de algemene kennis te vergroten in plaats van een specifiek, praktisch probleem aan te pakken.

Question 11

Translational research

Answer 11

Het gebruik van lessen uit fundamenteel onderzoek om toepassingen voor gezondheidszorg, psychotherapie of andere vormen van behandeling en interventie te ontwikkelen en te testen.

Het vertegenwoordigt een mooie brug tussen basic en applied research.

Question 12

Applied research

Answer 12

Wordt gedaan met een praktisch probleem in gedachten en de onderzoekers voeren hun werk uit in een lokale, reële context.

Question 13

Merton’s wetenschappelijke normen

Answer 13

Universalisme, Gemeenschap, Ongeïnteresseerdheid, Georganiseerd scepticisme.

Question 14

Universalisme

Answer 14

Wetenschappelijke claims worden beoordeeld op basis van hun verdienste, onafhankelijk van de geloofsbrieven of reputatie van de onderzoeker. Voor alle wetenschappers en alle onderzoeken gelden dezelfde vooraf vastgestelde criteria.

Question 15

Gemeenschap

Answer 15

Wetenschappelijke kennis wordt gecreëerd door een gemeenschap en de bevindingen ervan behoren tot de gemeenschap.

Question 16

Ongeïnteresseerdheid

Answer 16

Wetenschappers streven ernaar de waarheid te ontdekken, wat die ook is; ze laten zich niet leiden door overtuiging, idealisme, politiek of winstbejag.

Question 17

Georganiseerd scepticisme

Answer 17

Wetenschappers stellen alles in vraag, inclusief hun eigen theorieën, algemeen aanvaarde ideeën en ‘oude wijsheid’.