Urinewegstelsel Flashcards

(44 cards)

1
Q

Geef een andere naam voor nieren

A

Renes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit wat bestaat het urinewegstelsel?

A

-twee nieren
-de urinewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef de delen van de nier

A

-Nierkapsel
-Cortex (nierschors)
-Medulla (niermerg)
-Calyx (nierkelk)
-Pyelum, pelvis (nierbekken)
-Hilum (nierpoort)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het Nierkapsel?

A

Laag stevig bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat bevat de Cortex?

A

Malpighililichaampjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bevat de Medulla?

A

Bevatten lissen van Henle en verzamelbuizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de Calyx?

A

Nierkelk, uitmondingsplaats van de verzamelbuizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de Pyelum?

A

Nierbekken, centrale holte in de nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de Hilum?

A

Nierpoort (bloedvaten en het begin van de urineleider)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een Nefron?

A

kleinste functionele niereenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar vindt Ultrafiltratie plaats?

A

In het Malpighilichaampje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uit wat bestaat het filtraat?

A

Voorurine: bloedvloeistof zonder bloedeiwitten en bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is Ultrafiltratie?

A

Door de bloeddruk ontstaat er een duwkracht die het bloedplasma uit de glomerulus in het kapsel van Bowman drukt. De opgevangen vloeistof in het kapsel van Bowman heet dan voorurine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is Terugresorptie?

A

Water en bruikbare stoffen in de voorurine gaan via de wanden van proximale tubulus, lis van Henle, distale tubulus en de verzamelbuis terug naar het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoeveel van de voorurine gaat terug naar het bloed?

A

99%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is Excretie?

A

bepaalde (afval)stoffen (o.a. ureum, mineralen) worden vanuit het bloed in proximale tubulus, lis van Henle en distale tubulus gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat ontstaat aan het eind van de verzamelbuis?

A

Urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe handhaven die nieren de homeostase van het bloed?

A

-Regulering van het bloedvolume en de bloeddruk
-Controle op zouten- en waterhuishouding
-Handhaving van de juiste pH door meer of minder H+ en HCO3- uit te scheiden

19
Q

Wat is Osmoregulatie?

A

Regeling van water- en zoutuitscheiding

20
Q

De nierwerking staat onder invloed van?

A

-PTH: bevordert terugresorptie van calcium en magnesium en excretie van fosfaat

-ADH: stimuleert de terugresorptie van water

-RAAS: stimuleert de terugresorptie van natrium en de excretie van kalium

-Natriuretische peptiden: remmen het RAAS

21
Q

Wat is RAAS?

A

Renine-angiotensine-aldosteron-systeem

22
Q

Hoe werkt het Renine-angiotensine-aldosteron-systeem bij de nierwerking?

A

renine stimuleert de vorming van angiotensine dat vervolgens de afgifte van aldosteron bevordert. Dit hormoon stimuleert de terugresorptie van natrium en de excretie van kalium

23
Q

Wat gebeurt er bij tekort aan zuurstof in het bloed?

A

De nieren produceren meer Erytropoëtine (EPO)

24
Q

Wat doet Erytropoëtine (EPO)?

A

Stimuleert de aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg

25
Uit wat bestaat de Vaatvoorziening?
-Arteria Renalis -Interlobaire arteriën -Boogarteriën -Interlobulaire venulen en interlobulaire venen -Vena renalis
26
Wat kan je zeggen over de Nierslagader?
Arteria renalis, aftakkingen van de buikaorta, voeren per minuut één liter bloed naar de nieren
27
Wat kan je zeggen over Interlobaire arteriën?
-vertakkingen van de nierslagader, liggen tussen de mergpiramiden -vertakkingen van de boogarteriën binnen het niermerg; arteriolen hiervan vormen een arteriële portale circulatie
28
Wat zijn de boogarteriën?
vertakkingen van de interlobaire arteriën, verlopen boogvormig aan de basis van de mergpiramiden
29
Wat doen de interlobulaire venulen en interlobaire venen?
Vervoeren het bloed uit niermerg en -schors
30
Geef een andere naam voor urinevorming
Diurese
31
Wat kan je zeggen over de diurese?
Gebeurt continu 1.5-2 L per etmaal
32
Urine bevat altijd?
-Water -Zouten (natrium, chloride, kalium) -Afbraakproducten van eiwitten (ureum, creatine, urinezuur) -Urobiline (kleurt de urine geel) -Versleten epitheelcellen van wanden van de nefronen en de urinewegen
33
Wat kan er soms nog in urine zitten?
-Vitamine C -Hormonen en hormoonresten
34
Wat vindt er in de urinewegen plaats?
Transport, opslag en verwijdering van de urine
35
Wat zijn de onderdelen van de urinewegen?
-Twee Ureters -Vesicae urinaria -Urethra
36
Geef een andere naam voor urineleiders
Ureters
37
Geef een andere naam voor de Urineblaas
Vesica urinaria
38
Geef een andere naam voor de Urinebuis
Urethra
39
Wat kan je zeggen over de Urineleider?
Urethra: 25-30 cm lang Lopen van het nierhilum naar de urineblaas
40
Wat kan je zeggen over de Vesicae urinaria
Urineblaas: -is aan de binnenkant bedekt met rekbaar overgangsepitheel, behalve de blaasdriehoek (trigonum vesicae) met de uitmonding van de urineleiders; -kan 700 ml urine bevatten
41
Wat kan je zeggen over de Urethra?
Urinebuis: Vrouw: 3cm, man: 20cm -Vervoert urine uit het lichaam
42
Wat ligt er Rondom de blaasuitgang?
-Inwendige sluitspier (sphincter vesicae) onwillekeurige gladde spier -Uitwendige sluitspier (sphincter urethrae) willekeurige dwarsgestreepte spier
43
Geef een andere naam voor urinelozing
Mictie
44
Wat gebeurd er als de urineblaas over de helft gevuld is (300ml)?
De Mictiereflex komt op gang