kenmerkende industriële samenleving Flashcards

1
Q

proletariaat

A

arbeiders, gewone klasse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom roept het woord ‘proletariaat’ een slechte betekenis op?

A

romeinen: laagste burgers, boven marginalen, onder plebs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat werd er opgebouwd tijdens de proletarisering

A

industrie, werkomstandigheden, levensomstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

tot wat leidde de fundamentele vernieuwing?

A

wantoestanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe was de samenleving voor de IR?

A

standenmaatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

samenleving tijdens de Franse revolutie?

A

burgerij aan de macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

klassenmaatschappij na IR

A

(fabrieks)arbeiders, ondernemers, middenklasse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

demografische revolutie

A

platteland -> stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gevolgen van demografische revolutie

A
  • betere voeding en hygiëne
  • steden trekken aan
  • primaire sector < secundaire en tertiaire sector
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gevolg beter voeding en hygiëne

A

bevolkingsaantal stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gevolg steden trekken aan

A

industrie, diensten -> plattelandsvlucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

betekenis pauperisme

A

bezitteloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

pauperisme

A
  • industrialisering + automatisering
  • toename arbeiders/proletariërs
  • concurrentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe ging men te werk in de fabrieken?

A
  • extreem lage lonen
  • vrouwen- en kinderarbeid om gezin te onderhouden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

onwaardige arbeidsomstandigheden

A
  • strenge discipline: 12uur per dag werken, weinig rust, nacht en zondagswerk
  • geen veiligheidsvoorschriften: dagelijks ongevallen
  • lawaai, koude, vochtigheid, ongezonde lucht: ziektes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

livret

A

werkmansboekje

17
Q

waar werd een livret vooral gebruikt?

A

in Gent

18
Q

wat hield het livret in?

A

‘paspoort’ als dossier van werkman

19
Q

wanneer werd er een nieuwe wet ingevoerd dat de arbeidsomstandigheden verbeterde?

A

eind 19e eeuw

20
Q

wat hield de nieuwe arbeidswet in?

A
  • arbeidscontract
  • vakbonden, ziekenkas
21
Q

hoe waren de lonen na de nieuwe wetgeving?

A

nogsteeds laag, 85% was voor levensonderhoud

22
Q

hoe waren de leefomstandigheden?

A

slecht:
sloppenwijken, huisjes bijeengepakt dicht bij de grafiek, ongezond

23
Q

wat was het gevolg van de slechte levensomstandigheden?

A

veel epidemieën: tyfus, cholera

24
Q

wanneer is de fiets uitgevonden?

A

1890

25
Q

wat was het voordeel voor de werkgevers (patrons) van kinderarbeid?

A
  • goedkope werkkrachten
  • klein, wendbaar
26
Q

voordeel kinderarbeid voor ouders?

A

extra inkomen

27
Q

wat was een gevolg van de afschatting van kinderarbeid?

A

lager geboortecijfer