9.2 Flashcards

1
Q

wanneer moet je denken aan een syndroom

A

1+ aangeboren afw
groeiachterstand bij geboorte
achterstand verstandelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

smith-lemli-opitz syndroom

A

stoornis in het cholesterolmetabolisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Anticipatie

A
  • Ziekte/aandoening wordt erger naarmate je het doorgeeft aan de volgende generatie
    • Tri nucleotide repeat die steeds langer wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

penetratie

A

Kans dat bepaalde mutatie daadwerkelijk verschijnselen geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Heterogeniteit

A

Zelfde ziekte kan ontstaan door mutaties in verschillende genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Allelisch

A

Verschillende mutaties geven verschillende ziekten op hetzelfde gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Associaties

A
  • Gebeurt net te vaak, niet toevallig meer
    • Vormt geen syndroom, want geen gen-associatie
    • Bijvoorbeeld VATER-associatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sequentie

A

combi van afw waarbij de ene het gevolg is van de ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

marfan

A

hoog penetrant
variabele expressie
Aneurysma aorta
Span langer dan lengte
Pectus excavatum
Aragodactilie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

achondroplasie FGFR3

A

hoog penetrant
gering variabele expressie
dwerggroei
normaal IQ
verkorting bovenste ledematen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Muenke syndroom FGFR3

A

verminderd penetrant
geringe variabele expressie
craniosynosotose
vingers verkeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ziekte van Steinert

A

anticipatie treedt op
myotonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly