Regelementen op ruim water Flashcards

1
Q

Wat zijn de kenmerken van wateren met open verbinding naar zee?

A

Hebben hun eigen regelement
Naast binnenvaartschepen ook zeeschepen
Aantal van de wateren grenzen aan andere landen
Invloed van het getij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

BVA waar staat dat voor?

A

Internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar staat SRW voor?

A

Scheepvaart Regelement Westerschelde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor is de Westerschelde een lastig vaarwater? (4)

A

Getijdewater
Vol ondieptes en zandbanken
Veel doorgaande schaapvaart
Deels NL en deels Belgische overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het toepassingsgebied van het SRW?

A

Gehele Westerschelde inclusief het Belgische deel tot aan de havens van Antwerpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke volledige tekst doen je verplicht aan boord te hebben?

A

SRW en BPR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarin staat de tekst van het SRW en BPR?

A

De Wateralmanak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de definitie van een schip volgens het SRW?

A

Een drijvend voorwerp, met inbegrip van een voorwerp zonder waterverplaatsing en een watervliegtuig, gebruikt of in staat om te worden gebruikt als middel van verplaatsing te water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de definitie van een zeeschip volgens SRW?

A

Een schip dat gewoonlijk de zee bevaart of hiertoe bestemd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de definitie van een binnenschip volgens SRW?

A

Een schip dat gewoonlijk de binnenwateren bevaart of hiertoe bestemd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de definitie van een sleepboot volgens SRW?

A

Een werktuigelijk voortbewogen schip dat sleepdienst verricht of assistentie verleent en hiertoe bestemd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de definitie van een zeilschip volgens SRW?

A

Een schip dat onder zeil is mits de voortstuwingswerktuigen, indien aangebracht niet worden gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een werktuigelijk voortbewogen schip volgens het SRW?

A

Een schip dat door eigen voortstuwingswerktuigen wordt voortbewogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een onmanoeuvreerbaar schip volgens het SRW?

A

Een schip dat wegens een buitengewone omstandigheid niet in staat is te manoeuvreren zoals vereist volgens dit reglement en dat daardoor niet in staat is om voor een ander schip uit te wijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke drie uitzonderingen kent het SRW niet bij de definitie van een klein schip zoals in het BPR?

A
  1. Passagiersschip
  2. De veerpont
  3. De duwbak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In het kort komen de uitwijkbepalingen op de Westerschelde neer op?

A

Goed zeemanschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de aanvullende regels op het goed zeemanschap op de Westerschelde?

A

Schepen uitgerust met een marifoon hebben een uitluisterplicht.

Een schip met een lengte van 12 meter of meer, dat in de hoofdvaargeul vaart door een gebruiksklare motor moet met voldoende vermogen worden voortbewogen.

Moet een schip met een lengte van minder dan 12 meter dat in de hoofdvaargeul vaart, de motor voor onmiddellijk gebruik gereed hebben en een snelheid van tenminste 6 km/uur door het water kunnen halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer 2 schepen elkaar tegenkomen bij een engte die zo krap is dat ze er niet tegelijkertijd door kunnen en ze varen op water waar stroming staat, welk schip moet dan volgens het SRW voorrang verlenen?

A

Het schip dat tegen de stroom invaart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Als schepen elkaar tegemoet komen in een bocht in een vaargeul, waar hangt het dan vanaf in het SRW wie er voorrang moet verlenen?

A

Dit hangt af van de richting van de bocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Als schepen elkaar tegemoet komen in een bocht en klaar niet kunnen passseren en er is sprake van stroom, wie heeft er dan voorrang?

A

Het voor de stroom varende schip heeft voorrang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Als schepen elkaar tegemoet komen in een bocht en kunnen elkaar niet passeren en er staat geen stroom, wie heeft er dan voorrang?

A

Het schip met de ruimste bocht aan stuurboord heeft dan voorrang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Als schepen elkaar tegemoet komen in een bocht en kunnen elkaar niet passeren welk schip heeft dan voorrang een klein of een groot schip?

A

Een groot schip heeft voorrang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is bepalend als 2 schepen elkaar tegemoet komen bij een versmalling van de vaargeul, wie er voorrang heeft?

A

De plaats van het obstakel.

24
Q

Als er twee schepen te maken hebben met een versmalling in de vaargeul en er staat stroom, wie moet er dan wachten?

A

Diegene die met de stroom meevaart heeft voorrang. Dus diegene die tegen de stroom vaart moet wachten.

25
Q

Als er geen stroom staat en er is sprake van een versmalling in de vaargeul, wie heeft er dan voorrang?

A

Het schip met het obstakel aan stuurboord zijde moet voorrang verlenen. Dit is hetzelfde als in het BPR en geldt niet voor kleine schepen tov grote schepen. Dan gaan grote schepen altijd voor.

26
Q

Wat is naast voorrang verlenen in het SRW ook een verplichting?

A

Vlotte doorvaart bevorderen.

27
Q

In het SRW is het verboden om een schip dwars op de stroom te laten drijven tenzij:

A

Het gaat om een verplaatsing over een korte afstand.

28
Q

Wat is volgens het SRW verboden op een plaats waar kabels of leidingen in de bodem ligt?

A

Te ankeren of trossen, ankers of kettingen te slepen 200 m boven of onder de plek waar dit in de bodem zit.

29
Q

Wat moet In een SRW gebied altijd wijken voor een groot schip?

A

Een klein schip.

30
Q

Wat zijn de Aanvullende regels van het SRW om zo efficiënt mogelijk gebruik te maken van een vaargeul? (2)

A

Zo dicht mogelijk aan stuurboordskant varen.

Een schip <12 m moet waar mogelijk buiten de vaargeul blijven.

31
Q

Op de Westerschelde moeten kleine schepen altijd uitwijken voor grote schepen. Welke uitzonderingen kent men op deze regel?

A

Draagvleugelvaartuig
Luchtkussenvaartuig

Deze moeten wel voor kleine schepen uitwijken.

32
Q

Kleine schepen wijken op de Westerschelde altijd voor grote schepen. Waar of niet waar?

A

Waar!

33
Q

Werktuigelijk voortbewogen grote schepen gaan voor op grote zeilschepen in het SRW. In het BPR is dit afhankelijk van:

A

De koers

34
Q

Op de Westerschelde wijken beter manoeuvreerbare schepen uit voor schepen die minder goed kunnen manoeuvreren. Welke schepen moeten altijd uitwijken? (2)

A

Luchtkussenvaartuigen
Draagvleugelboten

35
Q

Wat toont een werktuigelijk voortbewogen schip in het donker? (4)

A
  1. Een toplicht op het voorschip
  2. Een 2e toplicht achterlijker en hoger dan het voorste
  3. Boordlichten
  4. Een heklicht
36
Q

Een werktuigelijk voortbewogen schip met een lengte van 110m of minder is niet verplicht het toplicht te voeren, maar dit mag wel. Waar of niet waar?

A

Waar

37
Q

Een zeilschip onder zeil van 20 meter of meer, wat moet deze aan lichten tonen?

A

Boordlichten
Heklicht
Aan of nabij de top van de mast ( daar waar ze het beste gezien worden) 2 rondom zichtbare heldere lichten, de ene loodrecht onder de andere, bovenste rood en onderste groen.

38
Q

Wat moet een schip, wat werktuigelijk voortbewogen wordt en tevens onder zeil is voeren aan licht?

A

Op het voorschip een kegel voeren met de punt naar beneden.

39
Q

Wat voor lichten moet Een sleepboot voeren?

A

Boordlichten
Heklicht
Onder of boven het toplicht nog een 2e wit licht voeren van gelijke sterkte als het toplicht

40
Q

Wanneer twee of meer sleepboten gezamenlijk een schip assisteren wat moeten zij dan extra voeren?

A

Een derde toplicht van gelijke sterkte en inrichting.

41
Q

Op een binnenschip dat sleept, welk licht moet deze extra voeren?

A

Het heklicht moet worden vervangen door een sleeplicht.

42
Q

Welke lichten moet een schip voeren wat bezig is met de uitoefening van visserij?

A

2 rondom zichtbare heldere lichten, de ene loodrecht onder het andere. De bovenste groen en de onderste wit.
Of een dag merk, 2 kegels met de punten tegen elkaar, de ene loodrecht onder de andere.
Boordlichten
Heklicht

43
Q

Een bovenmaats zeeschip, is beperkt manoeuvreerbaar. De verlichting bestaat s nachts uit:

A

Drie rondom zichtbare rode lichten
Overdag: een zwarte cilinder.

44
Q

Kleine zeilschepen mogen op de westerschelde het driekleurig licht voeren

A

Waar. Dit is niet toegestaan aan grote zeilschepen.

45
Q

De voorgeschreven verlichting en dag tekens voor vissersschepen is op de Westerschelde identiek aan het BPR en RPR

Waar of niet waar?

A

Waar

46
Q

Wat moet een ten anker liggend schip voeren?

A

Rondom zichtbaar wit helder licht op het voorschip of daar waar het anker uitstaat. ( tenminste 3 meter hoog) of een bal.
En 2 meter lager eenzelfde licht.

Bij gekoppelde schepen moeten beiden dit licht voeren.

47
Q

Welke lichten voert een schip dat gezonken of aan de grond zit?

A

Ankerlichten
2 rondom zichtbare rode heldere lichten
3 ballen in verticale lijn

48
Q

Wat is een klein schip altijd verplicht te voeren?

A

Radar reflector.
Bij zeilschepen 4 m boven het wateroppervlak

49
Q

Welke schepen moeten geluidssignalen geven, bij beperkt zicht?

A

Een werktuigelijk voortbewogen schip
Een duwstel
Gekoppeld samenstel

50
Q

Welk geluidssignaal moet een onmanoeuvreerbaar of beperkt manoeuvreerbaar, een zeilschip, een vissersschip en een sleper geven bij beperkt zicht?

A

Om de 2 min een lange stoot, gevolgd door twee korte stoten.

51
Q

Als een voor de ster om varend schip wil opdraaien ( met neus tegen de ster om in) welk geluidssignaal moet hij geven?

A

Opdraaien over stuurboord: lang-kort
Opdraaien over bakboord: lang-kort-kort

Schepen in de buurt moeten inhouden en ruimte geven

52
Q

Hoe is het voorzorgsgebied Vlissingen op de kaart zichtbaar?

A

Door een onderbroken lijn op de kaart.

53
Q

Welk regelement is op de Waddenzee van kracht?

A

BPR

54
Q

Wat is verboden in het voorzorgsgebied bij Vlissingen?

A

Ankeren

55
Q

Wie moeten de bevelen van kapitein of schipper opvolgen ten naleving van het SRW?

A

Uitsluitend de gehele bemanning

56
Q

Wat is de definitie van een klein schip in het SRW?

A

Alle schepen met een lengte kleiner dan 20 meter. Uitgezonderd een sleepboot, vissersboot of duwboot.