1.3 moderne genetica Flashcards
(18 cards)
- Wat is deoxyribonucleic, DNA?
Een structuur die zich in de celkernen bevindt
- Wanneer is DNA gevonden en door wie?
Watson en crick in 1953
- Welke 2 stoffen zitten in het DNA?
Phosforic acid, en deoxyribose suiker
- Aan welke Base zijn de suikers en het acid in het DNA verbonden?
Adenine, thymine, cycotine en guanine
- Wat is een nuleotinide?
Een link van suiker of acid met een base (adenine, tymine etc. )
- Welke base in het DNA kunnen samen een paar vormen?
Adenine en tymine,
cytosine en guanine
- Wat is een amino zuur (acid)?
Een base code voor het produceren van eiwitten
- Hoeveel amino zuren zijn er?
20 verschillende in de natuur, die duizenden soorten eiwitten kunnen vormen
- Wat is een codon?
Een 3 units die samen een amino zuur vormen, wordt gecodeerd met 3 letters
- Wat is een gen?
Een stukje van het DNA die via de sequentie van codons, een code maakt van eiwitten
- Wat zijn exons?
De 2 procent van de genen die wel eiwitten produceren en functioneel zijn
- Wat zijn introns?
De 98% van de genen die geen eiwitten, en dienen voor de regulatie van de eiwitten
- Waardoor is er discussie ontstaan over wat een gen is?
Door de ontdekking dat een groot deel van het DNA weinig functie blijkt te hebben
- Wat is messenger ribonucleic acid mRNA?
Cellen die in de basis (adenine, thymine) zitten van het DNA, vormt de basis voor amino zuren en eitwit productie
- Wat zijn ribosomes?
Dit vormt de template voor amino acid en de productie van eiwitten
- Wat is het proces transcripion?
De formatie van eiwitten uit het DNA
- Wat is het proces replication?
Het DNA maakt kopieën van zichzelf, door volledig te unzippen en twee identieke nieuwe stroken vormt
- Wat blijkt uit de productie van de eiwitten van het DNA in de hersenen?
Een derde van de productie is specifiek voor de hersenen