1.3 Organisatieniveaus Flashcards

1
Q

Wat is een cel? + geef vb

A

Kleinste levende zelfstandige eenheid waaruit levende organismen opgebouwd zijn. Het is de fundamentele bouwsteen v h menselijk lichaam

vb: spiercel, zenuwcel, bloedcel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een weefsel? + vb

A

groep cellen met dezelfde bouw en functie. Het bevat vaak een intercellulaire stof.

vb: spierweefsel, zenuwweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een orgaan? + vb

A

Is opgebouwd uit verschillende, samenwerkende weefsels, waardoor het geheel een bepaalde functie uitoefent.

vb: hart, maag, longen, nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een orgaanstelsel? + vb

A

Het bestaat uit een groep samenwerkende organen die een bepaalde lichaamstaak moeten uitvoeren.

vb: hart- en bloedvatenstelsel, spijsverteringsstelsel, zenuwstelsel, bottenstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly