Middeleeuwen Flashcards

1
Q

Longitudinaalbouw

A

De inrichting van een gebouw met de focus in de lengte of in het verlengde. Meestal rechthoekig van aard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Centraalbouw

A

De inrichting van een gebouw sterk op het midden gericht, in de plattegrond is dat duidelijk waarneembaar. Het bouwwerk dat symmetrisch rond een (meestal denkbeeldige) verticale as is gebouwd en dat hierdoor verticaliteit als hoofdkenmerk heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Basilica, basilicale kerk

A
  1. in de Romeinse architectuur een grote zaal, omgeven door colonnades, voor
    bijeenkomsten en rechtspraak
  2. in de vroegchristelijke en latere perioden een driebeukige kerk, waarvan het
    middenschip met de lichtbeuk boven de daken van de zijbeuken uitsteekt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Apsis

A

Halfronde of veelhoekige uitbouw van een (kerk)gebouw, met name als beëindiging van het koor of van een kapel, die aan de binnenkant van een gebouw zichtbaar is als een inspringing en aan de buitenkant als een uitstulping. > APSIDIOOL: Kleine apsis,
vaak als uitbouw (apsis- of straalkapel) van een grotere apsis of kooromgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Middenbeuk/ middenschip

A

Een langgerekte ruimte tussen twee rijen kolommen in een kruiskerk, middeleeuwse hal, markthal, boerderij of boerenschuur. Een beuk bestaat uit meerdere aan elkaar geschakelde traveeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zijbeuk

A

In de christelijke kerk een ruimte die evenwijdig loopt aan het middenschip, ook wel de (midden)beuk. Net als het middenschip en de eventuele dwarsbeuken is de middenbeuk een langgerekte ruimte tussen twee rijen kolommen die uit meerdere aan elkaar geschakelde traveeën bestaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lichtbeuk

A

Bovenste vensterpartij in het middenschip of transept van een kerkgebouw, boven de dakaanzet van de zijbeuken gelegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Transept/ dwarsbeuk/ dwarsschip

A

De plattegrond van een gotische kerk heeft altijd de vorm van een kruis. Dit kruis bestaat uit een lange ruimte (het schip, vóór het xxx), met aan het verste einde het koor, achter het xxxx, waar zich het hoofdaltaar bevindt en dat meestal naar het oosten is gericht. Het xxx staat dus haaks op het schip en is meestal noord-zuid georiënteerd. Het bestaat uit drie delen: de beide zijarmen en de kruising. Aan het uiteinde van de beide armen bevindt zich de xxxsluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hallenkerk

A

Gotisch kerktype, waarbij midden- en zijbeuk even hoog zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Baptisterium

A

Doopkapel - een afgezonderd deel van een kerk waarin de doopvont (ook wel piscina) staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Mausoleum

A

Grafkapel - oorspronkelijk een vrijstaand, monumentaal gebouw waarin het lichaam of de as van een overleden persoon, veelal een heerser, werd bewaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Martyrium

A

Een bouwwerk met daarin het graf van een, meestal, christelijke martelaar of heilige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Straalkapel/ kranskapel

A

Een van de kapellen die in een krans rond de apsis van een kerkgebouw zijn gegroepeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kooromgang/ ambulatorium/ deambulatorium

A

Kooromgang: wandelgang om de apsis heen die de koorzijbeuken van een kerkgebouw met elkaar verbindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vieringtoren/ kruisingtoren

A

Een kerktoren midden op de kruising van een kerk. kunnen gemaakt zijn van steen, maar vaak is dit te zwaar voor de kruispijlers. Daarom worden ze ook vaak van hout gemaakt, vaak beschermd met een loden bekleding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tongewelf

A

Eenvoudig gewelf, meestal halfcirkelvormig in doorsnede. Aaneenschakeling van gewelfbogen. Continue belasting van de drager. Maakt openingen in de wand moeilijker dan bvb. bij kruisgewelf of kruisribgewelf waar de krachten (naar de hoeken) worden afgeleid

17
Q

Kruisgewelf

A

Gewelf dat ontstaat uit twee tongewelven (nr. 2) die elkaar loodrecht doorsnijden

18
Q

Kruisribgewelf

A

Gewelf met vierhoekige of vierkante plattegrond, waarvan de gewelfkappen steunen
op een stelsel van diagonale, dwars- en langsribben. Deze gewelfvorm is de basis van de gotische bouwwijze. Hierbij wordt eerst het rib-skelet gebouwd, waarna de oppervlakte tussen de ribben wordt opgevuld. De ribben zijn het dragende element en leiden de druk meestal af naar pijlers, of via luchtbogen naar steunberen.

19
Q

Vierdelig, zesdelig kruisribgewelf

A

Tussen de beide gordelbogen een raam aangebracht, Twee smalle hoge ramen zijn aangebracht

20
Q

Formeel (steunconstructie)

A

Veelal houten, ondersteuningscontractie bij het metselen van een boog of geweld dat ervoor zorgt dat de boot of het gewelf de gewenste vorm krijgt. Wanneer de specie gezet is wordt het verwijderd.

21
Q

Rondboog

A

Een boog die een halve cirkel beschrijft

22
Q

Spitsboog

A

Een boog waarvan de vorm wordt bepaald door twee symmetrische cirkeldelen die elkaar in de top snijden

23
Q

Luchtboog

A

Stenen schoorconstructie, meestal in de vorm van een halve boog. De luchtboog dient om uitwendig de zijdelingse druk van gewelven en kapconstructie van de middenbeuk op te vangen en over te brengen naar de steunberen terzijde van de zijbeuken.

24
Q

Steunbeer

A

Contrefort, massieve schoor- of schraagpijler die het muurwerk versterkt en de zijwaartse druk van een gewelf naar beneden afleidt.

25
Q

Pinakel

A

Slanke beëindiging in de vorm van een spits torentje. Vaak voorkomend in de Gotiek als decoratie of als extra balast op steunberen.

26
Q

Timpaan

A

Boogveld boven een deuropening, met name in de Romaanse en gotische bouwkunst.

27
Q

Triforium

A

Smalle, doorlopende en van een arcade voorziene gang in een kerkgebouw, gelegen in
het muurvlak tussen de scheibogen of tribune en de lichtbeuk.

28
Q

Tribune (galerij)

A
  1. apsis van een basilica
  2. verdieping met open galerij (op tekening galerij) boven de zijbeuk van een kerk
29
Q

Bundelpijler

A

Een samengestelde pijler of zuil, versierd met halfzuilen, colonnetten of schalken, waardoor de pijler een bloemvormige gelobde doorsnede heeft. xxx werden onder andere toegepast in gotische kerken, waarbij ze de bogen uit verschillende richtingen ondersteunden

30
Q

Scheibogen

A

Een van de bogen die in een kerk met middenschip en de zijbeuken van elkaar scheiden.

31
Q

Arcade

A
  1. reeks bogen op zuilen of pijlers, bv tussen middenschip en zijbeuken in een kerk
  2. reeks bogen met daarachter gelegen overdekte galerij
32
Q

Travee

A

Afstand tussen twee opeenvolgende steunpunten in de lengterichting van het gebouw (bijvoorbeeld zuilen), gebruikt als maat om de ruimte in te delen